De kleren van de pennenlikker

Hij kijkt graag naar zichzelf in de spiegel. Zelfgenoegzaam constateert hij dat de nieuwe aankoop hem als gegoten zit. Zijn collega’s zouden eens moeten weten welke stoere kleding deze pennenlikker thuis draagt. Niet elke kerel is mans genoeg daarvoor!

Toen hij dit charmante jurkje in de etalage had zien hangen, was hij er meteen verrukt van geweest. Hij was naar binnengestapt, had een verkoopster aangesproken en gezegd wat hij wilde hebben. De verkoopster had zijn goede smaak geprezen,  en dat hij de kledingmaat van zijn vrouw weet! Lachend had hij haar opmerking weggewimpeld.

Thuis had hij de jurk van ellende aan zijn vrouw cadeau gegeven. Ze was er stil van geworden. Hij ook, toen ze een paar dagen later zíjn jurk op háár verjaardag droeg.
Eindelijk was hij moederziel alleen thuis zodat hij van de nieuwe aankoop kon genieten.

Jammer dat hij de schoenen van zijn vrouw niet past, want die zouden het geheel onder de vleeskleurige nylons áf maken. Hij ergert zich dat zijn stugge, zwarte haren door de panty heen steken. Misschien moet hij wielrenner worden, dan kan hij zonder achterdocht zijn benen scheren. Aan harsen moet ie niet dènken!

Hij denkt aan de keer dat hij euforisch was geworden na het lakken van zijn teennagels. Wat hij nu gaat doen is vergelijkbaar, al hoewel hij er wel een beetje tegenop ziet. Zou ’t niet te dik worden rond zijn…eh…hamer- en klokkenspel? Tenslotte heeft hij die de rest van zijn leven nog nodig.

Hij laat zijn broek zakken en pakt het dunne plastic pakje. Zittend op de wc-bril maakt hij met rode oren de verpakking open, verwijdert de plastic stripjes, en legt het damesverbandje verwachtingsvol in zijn onderbroek. Helaas voor hem met de plakrandjes naar boven.

Afwisseling

WE-300 schrijfuitdaging van Plato

Deskundig speurt hij met de Swiffer in zijn hand de woonkamer rond. Vanochtend heeft hij alles gezeemd, maar stof valt heel de dag door naar beneden. Dat zie je, zeker wanneer je zoals hij dagelijks de  ramen zeemt en zonnestralen vrij naar binnen schijnen.

Hij kent mensen die boekenplanken hebben met een grijze waas eroverheen. Of die televisie kijken zoals ze vroeger in barre winters naar buiten probeerden te kijken: eerst tegen het glas blazen en  dan met je hand een opening in een ijsbloem poetsen. Of mensen bij wie je voeten vastplakken aan de keukenvloer. Zelf poest hij alles tot het blinkt. Hij is trots, dat zijn kookplaat zo glanst dat hij zijn spiegelbeeld erin kan zien.

Na de dood van zijn vrouw kreeg hij zo’n enorme dreun van eenzaamheid, dat hij bedacht ter afleiding de meest vlekkeloze schoonmaker ooit te worden. Niet dat hij er plezier aan beleeft. Na zichzelf een weekend lang grondig geobserveerd te hebben, was het tot hem doorgedrongen dat hij een slaaf van zichzelf geworden was. Dat hij geen leven meer had, zo ernstig zat hij bij zichzelf onder de plak.

Sinds hij in therapie zit, gaat het gelukkig wat beter. Hij kan er al voorzichtig grapjes over maken: ik ben S en heb metvrees. Dat was het begin van de stap vooruit. De therapeut had gezegd dat hij niet mocht verwachten dat hij van de ene op de andere dag genezen zou zijn, maar dat het juist in kleine stapjes moest gaan. Daar is hij zich van bewust en daarom is hij ook zo tevreden over zichzelf. Twee vliegen in een klap, daar houdt hij van!

Glimlachend pakt hij de bloemenvaas. Hij gooit de bloemen weg, spoelt de vaas schoon en gooit er een tablet Kukident in, samen met zijn kunstgebit.

Overwinnen

WE-300 Schrijfuitdaging van Plato met als titel: overwinnen.


Te laat ziet ze de grote kuil in het wegdek, en voor het goed tot haar doordringt, ligt ze op de grond. Auto’s jakkeren door plassen voorbij. Geschrokken en gekneusd krabbelt ze overeind, en zet haar fiets op de standaard. Grote grutjes, moet je zien hoe ze eruit ziet: een hak van haar schoen is afgebroken; in haar panty zit een grote knol; tel daar nog de ontbrekende knoop van haar jas bij op, en ze is een wandelende zak van Max. Ze kan wel janken. Heeft het nog wel zin naar het sollicitatiegesprek te gaan?

In een wanhoopspoging heeft ze een eenregelig sollicitatiebriefje geschreven, waarin ze naar een baan vraagt, ongeacht welke. Toen ze in het antwoord de beschikbare vacature las, moest ze even slikken, maar ze concentreert zich keihard op de voordelen: eindelijk zal ze onder de mensen komen.

Thuis zit haar man die op zijn wenken bediend wil worden. Iedereen in Nederland moet langer doorwerken, maar wie mocht er profiteren van de VUT? Harrie; haar hork van een man, die haar uitkaffert en vernedert. ‘s Nachts ligt ze ervan wakker. Heel haar leven zit ze al gevangen in een keurslijf van brave burgerlijkheid, en ze weigert langer onder zijn juk te leven; er zijn grenzen aan wat een mens verdragen kan. Vastberaden stapt ze op de fiets. Ze móet die baan hebben. Thuis gaat ze dood.

Veertig minuten later staat ze bezweet weer buiten, waar het droog is en de zon schijnt. Het sollicitatiegesprek is wonderbaarlijk goed verlopen want ze is aangenomen! Nu al vreest ze Harries schamperende en honende opmerkingen. Maar zij heeft A gezegd en desnoods gaat ze door tot de Z, maar zij gaat voortaan drie dagen per week als toiletjuffrouw in de Hema gaat werken. Ze kijkt omhoog en ziet geen vuiltje aan de lucht.