Sweet sixteen

 

Uitgelekt hangt ze op de bank. Wat een feestelijk weekend beloofde te worden, valt te bezien: ze blaft als een zeehond, heeft een knetterende hoofdpijn, en ziet zo wit dat ze bijna licht geeft in het donker. Zelfs de lust om praatjes te maken is haar vergaan, en dat terwijl zij – ons feestbeest bij uitstek –  1 april uitbundig haar verjaardag zou gaan vieren. Zestien worden, daar heeft ze haar hele leven al naar uitgekeken

Ook jammer dat op zondag de winkel in ’t dorp gesloten is, anders was ze daar een fles drank gaan kopen, simpel en alleen om bij de kassa haar ID te kunnen laten zien dat ze echt zestien is, hoor! Het enige drankje wat ze van mij krijgt, is hoestdrank. Ik word bedankt.

Kortom: kommer en wel. We hopen op een bescheiden wonder: dat een nachtje slaap met weinig geblaf beterschap brengt. Kind: Van Harte!

In vuur en vlam

Schrijfopdracht van Aline.

De aanbieding van de drogist voor waterproofmascara had ze beter kunnen negeren. Donkere druppels hebben zwarte vegen achtergelaten op haar witte broek. Ze monstert zichzelf in de spiegel en de aanblik bevalt haar niet: roodomrande kraaienpootogen in een gezicht dat veel wegheeft van iemand die naar een gothicfestival in de regen is geweest, en met haar dat getoupeerd lijkt door een bezem. En dat allemaal vanwege één brandweerman die geen genoeg kan krijgen van stiekem gevoos en heimelijke affaires.

De zuigzoen in zijn nek was niet van haar afkomstig geweest, en na de biecht van zijn zoveelste vreemde vrijage besloot ze voor zichzelf te kiezen. Hij is haar tranen niet waard, maar ze blijven wèl komen. Ze overleeft dit dalletje van treurnis wel, weet ze. Misschien moet ze een symbolische handeling verrichten; schoon schip maken, of nee, beter nog: een soort voorjaarsschoonmaak maar dan in haar hoofd.

Met haar vingers trommelt ze op tafel totdat ze plots een idee krijgt. Ze pakt een stuk krant, haar vingers beginnen te vouwen, en een voorzichtige glimlach krult haar lippen. Uit de keukenla pakt ze een dikke zwarte viltstift en daarmee schrijft ze de naam van haar ex op het stuk gevouwen papier. Met een lucifer steekt ze het papier aan. Ondanks dat de rookmelder moord en brand brult, kijkt ze tevreden toe hoe zijn naam langzaam door het vuur wordt opgevreten, totdat het van krantenpapier gevouwen bootje in één keer in de hens vliegt. Vuur moet je met vuur bestrijden!

Koekjesmonster

Mei 2009


Oh…een mandje met koekjes…ik ben gered! Hmm, een roomboterbiesje…lekker. Maar ja, één koekje verdwijnt zo in m’n holle kies. Het tweede koekje is een Jan Hagel, ook lekker, het derde een speculaasje en het vierde een Weesper mop. Nu  heb ik een kwartet koekjes op.

Leuk hoor, over binnenweggetjes fietsen, behalve als er nergens een bakker is. Te laat kwam ik tot de ontdekking dat mijn brood en bananen nog thuis op het aanrecht liggen. Meteen voelde ik een zwaarmoedigheid in me opkomen; met een lege maag kijk je anders tegen de toestand in de wereld aan. Onderweg stond een moeder met kind de eendjes te voeren en alhoewel ik geen jaloers typje ben, moest ik toen ik dat halfje brood zag, toch even slikken. Dankzij mijn enorme zelfbeheersing heb ik niet om een boterham gebedeld. Leuren met jezelf is ook niet chic.

Nu sta ik in een café. Het bordje op de deur zegt: open. Dat is een grote leugen, ik heb heel hard en vaak “volluk!” geroepen, maar er verschijnt geen hond. Met bibberbenen van de klophonger sta ik aan de bar bij een mandje met koekjes, en pak er weer eentje. De cellofaantjes prop ik in mijn koerszakje en de inhoud in m’n mond. Na het negende koekje krijg ik dorst. In het toilet vul ik de bidon en klok de kruimels weg.

Terug naar de bar. Nog steeds nergens personeel. Ik eet me uit de naad aan koekjes. Het mandje raakt leger en leger, totdat er nog drie de bodem van het mandje bedekken. Ook zielig…hun hele familie zit in m’n maag en dan zouden zij eenzaam achterblijven. Mijn besluit is snel genomen.

Op!
Zal ik de koekjes betalen? Nee joh, die koekjes kopen ze met honderd tegelijk in. Ja maar anders gaan ze me onderweg vast dwars zitten. Ik leg wat geld neer en dan, hup! als de wiedeweerga de fiets op, het is nog twaalf kilometer naar de bakker in Schoonhoven. Buiten  kijk ik nog eenmaal achterom. Het bordje liegt niet, denk ik, de déur staat inderdaad open!

Beter zicht

De laatste tijd houdt Man mij op afstand. ‘Ruik ik soms naar een caviahok?’ informeer ik. ‘Nee,’ verzekert hij me, ‘maar dan kan ik je beter zien.’ Aha, dát verdient een nieuwe leesbril. Man pakt het verstandig aan (kenners weten: dat heeft ie niet van mij) en gaat naar een échte opticien. In een oogwinkel zoeken wij een montuur uit en worden zijn ogen opgemeten.

Na twee weken is de bril klaar en Joris kan niet wachten om ‘m op zijn giechel te zetten. Thuis wacht hem een teleurstelling: hij kan er alleen iets door lezen als hij recht vooruit kijkt. Dus niet als hij naar links/rechts boven/beneden kijkt. Raar toch? Ik zou meteen terughollen naar de winkel, maar Man zegt dat zoiets tijd nodig heeft. Na vier weken ben ik benieuwd hoeveel tijd hij nog heeft. Man zegt: ‘Ik ga terug.’

Good boy!

In de oogwinkel staat een man ons glimlachend op te wachten. Een tekst boven zijn hoofd zegt: “uw ogen zijn bij ons in goede handen.” Ik kan er niets aan doen, maar ik zie dat letterlijk voor me en het idee staat me tegen. De man heeft zo te zien zweethanden en de uitstraling van onze vorige premier.

Man vertelt over zijn leesklacht.
‘Wat kunt u er precies niet mee lezen?’ vraagt de brave hendrik. Zijn vakkundige ogen willen details.
‘Letters,’ zegt Lief.
‘Bij een leesbril? Dat heb ik nog nooit meegemaakt.’ Tijd voor een breuk in de traditie.
‘Misschien dat u de glazen even wilt doormeten?’ stelt Man voor. Hendrik vindt dit geen wonderbaarlijk goed voorstel. Opzij zoekt hij steun bij twee collega’s maar die zijn tijdelijk stekeblind. Morrend gaat hij overstag.

Met een intense glimlach komt de brave borst bij ons terug. ‘Uw glazen hebben een speciale bewerking ondergaan voor langdurig beeldschermlezen,’ zegt hij trots. Hij spreekt de woorden een voor een en langzaam uit, alsof wij ze moeten liplezen.
‘Maar ik zie er niks door,’ houdt Joris vol.
‘Tja, dat is ook zó moeilijk uit te leggen aan leken.’
‘Door de goedkope bril van de drogist zie ik stukken beter.’ Deze belediging komt glashard aan.

Uiteindelijk gaat Hendrik overstag en zal hij de speciale bewerking ongedaan laten maken. Of we daar iets op vooruit willen betalen? Dat ziet hij toch helemaal verkeerd!