Kreunen

Het valt me op dat ik de laatste tijd zoveel kreun. Niet dat ik piano’s verhuis, maar gewoon bij de dagelijkse dingen. Het begint al bij het opstaan. Stijf! Planking types doen daar ongetwijfeld een moord voor, maar voor mij is ’t reden mijn gevoel voor humor in het nachtkastje te leggen.

Kon ik voorheen mákkelijk mijn voet in mijn nek leggen, tegenwoordig kraak ik als ik m’n knie naar m’n neus breng. Wrong ik me voorheen bij jeuk op mijn rug in allerlei bochten, nu pak ik de houten lepel van het slacouvert, en krab er schaamteloos de vellen mee van mijn rug. Even blazen. Klaar.

Maar opeens pikte ik die stijfheid van mezelf niet langer. Geen sportschool, ik ben mijn eigen motivator, en stelde een dagprogramma op. Vorige week ben ik ermee begonnen.
Ik begon met iets makkelijks: ogen dicht, ogen open…
Ik voerde de moeilijkheidsgraad iets op: tenen omhoog, naar beneden…
Daarna was het tijd voor het grove werk. Voor de training van m’n buikspieren ging ik plat op de grond liggen, haakte mijn voeten onder de bedrand, en werkte mezelf omhoog. Van inspanning maakte ik een blazend geluid. De lucht was niet te harden en ik viel flauw. Toen ik bijkwam  besefte ik dat als ik in dit tempo het dagprogramma blijf volgen, ik een uur eerder  uit bed moet.

Wat ik gisteren toch had! Ik pakte een pakje boter uit de koelkast en ineens schoot het in mijn rug. Zó erg, ik kon mijn eigen schoenveters niet meer strikken. Van ellende ben ik op teenslippers boodschappen wezen doen. Weet je nog wat voor weer het gister was? Het regende bakstenen. Mensen met de voeten in regenlaarzen gestoken, schudden hun hoofd toen ze mij op flip flops zagen lopen, maar dat liet me koud, ik doe alles voor vers eten voor m’n huisgenoten.

Ik red me wel, hoor. Ik zoek alleen nog iemand die mijn teennagels wil knippen…

Snakken naar rook

Schrijfuitdaging van Plato met als thema: schaduw.

Zuster! Zuster! Verdorie, waar is een zuster wanneer je er eentje nodig hebt? Ze kan niet bij haar pakje sigaretten en wappert met haar handen om aandacht te trekken.
‘Mam, wat is er?’
Oh…is haar dochter op bezoek? Dat was haar ontgaan.
Haar dochter snapt wel wat ze bedoelt, pakt het pakje filtersigaretten, tikt er eentje uit het pakje, en geeft die aan haar moeder.
Begerig zuigt ze de rook in haar longen. Heerlijk om die nicotine te voelen stromen in haar lijf. Dankbaar neemt ze gretige trekken. Ze tuit haar mond en maakt een mooie rond o met haar lippen. Waarom moet haar dochter zo lachen? Ziet ze de mooie kringetjes rook niet?

Ze vindt het liggen in het ziekenhuisbed uiterst vermoeiend. Ze temperaturen en wassen haar, en geven haar steeds vloeibaar eten door een slangetje. Vreemd. Vreemd en vermoeiend.
Verbeeldt ze het zich of zakte ze net even weg? Ze wil de sigaret weer naar haar mond brengen, maar is ‘m ineens kwijt! Zuster! roept ze paniekerig.
‘Mam, doe nou eens rustig, lieverd.’ Haar dochter strijkt met een hand over de deken. Zeker om de gevallen as weg te vegen. ‘Zou je niet eens stoppen met roken? Probeer wat te slapen, dat is goed voor je.’
Ze knikt instemmend. Haar dochter weet wat goed voor haar is. Zij koopt immers de sloffen sigaretten en gooit steeds de asbak leeg.

De dochter kijkt haar moeder liefdevol in de ogen. Het valt niet mee: opknappen na een beroerte. De goede ziel kan nog een pen vasthouden; praten lukt ook niet meer. Ze trekt de deken glad en geeft  haar moeder een kus op allebei de wangen. Het is net alsof ze rook ruikt, maar dat kan niet anders dan haar verbeelding zijn.

Vette pech

Nee, niet nu! Uitgerekend als ik naar de neuroloog moet voor een verse voorraad slaappillen start mijn auto niet… Relax. Geen stress. Eerst nadenken.
Heb ik de lichten laten branden? Nee.
Staat ie in de juiste versnelling? Ja.
Zit er benzine in de tank? Ja.
Dat was dat. Meer gevoel voor techniek heb ik niet. Damn! Ik ga de garage bellen voor een takelwagen.

Tring, tring.
‘Hallo, met Mirjam Kakelbont…eh…mijn auto start niet en ik heb ontzettend veel haast.’ Ik ben allerminst een hulpbehoevend, stresserig huiskipje, maar waarom klink ik dan zo?
‘Zo, zo, mevrouw. Eens even kijken. Heeft u uw lichten…’
‘…die heb ik niet aan laten staan. En zit ook genoeg benzine in.’
‘Okeej…Eerst maar even het stuurslot proberen dan.’ Koppig schud ik nee. Ik weet wat het stuurslot is, maar dat is ’t niet, dit is een serieus geval.
‘U pakt het stuur met twee handen vast,’ praat de stem onverstoorbaar verder, ‘in de tien voor twee stand, u trekt een paar keer hard aan elke kant, en dan komt het vast in orde. Zo niet, bel dan gerust terug. Succes mevrouw Kakelblond.’

Nou ja zeg, dat noemt zich monteur! En mij ook nog instructies geven alsof het om een handeling gaat die ervaring vereist. Tssss. Het is ook niet meer zoals het vroeger was. Toch maar proberen. Flink raggen ligt trouwens wel in mijn straatje. Ik ruk linksom en rechtsom, maar nada. Zie je dat dit een veel ingrijpender probleem is? Oeoeoeh…ik voel een driftbuitje aankomen. Het zweet loopt langs mijn rug en de ramen zijn beslagen. Een voorbijganger slaat me – tussen de vogelflats op het raam door – nieuwsgierig gade. Ja gluur maar, ik zit hier alleen wat in mijn eentje te trekken, en nu kssst, weg jij! Ik ga meteen de garage weer bellen; ik laat me niet als een klein kind behandelen! Of nee wacht, nog een allerlaatste keer. Ik roep alle autogoden aan en ruk nijdig aan het stuur.
Hoe bestaat het…ze start!

Toch maar goed dat ik over een berg doorzettingsvermogen beschik, anders hadden de monteurs vanavond nog slap van de lach onder de auto’s gelegen. Wat een afgang! Ik kan me de eerste paar maanden maar beter niet in de garage vertonen. Aan helemaal niemand vertellen is maar het beste. Alhoewel…fouten maken is menselijk. Adam en Eva deden het ook!