Zorgen om Bella

Ze kan niet praten, maar haar lichaamstaal spreekt boekdelen. Grumpy verschanst ze zich achter de bank met haar dikke kont naar mij toe. Elke vezel in haar protesteert om dat verrekte reismandje in te moeten. Op de passagiersstoel stampt ze in één keer alle strootjes door de auto heen. Het stof zit in mijn nek. Wacht maar, straks piept ze wel anders.

‘Ze is wel oud voor een konijn,’ zegt de dierenarts.
’t Is de bedoeling dat ze nóg ouder wordt,’ zeg ik.
‘Er is een kans dat ze niet wakker wordt uit de narcose.’
‘Dat weet ik, maar als ze niet eet, gaat ze ook dood, dus kunt u beter de haakjes van haar kiezen vijlen.‘
Natuurlijk is de dierenarts het met me eens. Ze zegt dat ik Bella de volgende ochtend om 8.15 uur kan brengen en haar ’s avonds nog wel moet dwangvoeren. Haha, dat lukt alleen als Bella bewusteloos is! De arts geeft toe dat er een kop op staat; met drie vrouw sterk hebben we Bella plat op de behandeltafel moeten drukken, zodat de dokter in Bella’s bek kon kijken.
Thuis zal ik mevrouw Konijn proberen te verleiden met lekkere hapjes: appel, peen, broccoli, banaan…

Bella wil niets.
Ook niet nadat haar kiezen twee dagen geleden gevijld zijn. Haar hangoren hangen nog meer dan anders.
‘Kom nou, Bella,’ probeer ik het flemend met haar op een akkoordje te gooien. ‘Ik zal je nooit meer ouwe schijtdoos noemen, of vieze zeikstraal als je weer wat naast je kattenbak gedaan hebt als ik net de keukenvloer gedweild heb. Ik zal niet mopperen als ik bijna m’n nek over je breek, omdat je me continu als een hondje achterna huppelt. Ook niet meer mopperen als je onder het eten koken bovenop m’n voeten gaat liggen. En ik zal niet meer zuchten als je op m’n sokken kwijlt omdat je net een stuk appel gegeten hebt. Of jij weer de beest uithangt door je tanden in een plint te zetten. Oké? Echt nóóit meer. Ga jij dan weer eten? Dan praten we ook niet over die 110 euro die je behandeling gekost heeft.’
Voor een konijn, mensen. Een konijn! Maar wát voor een konijn…
Maar Bella wil nog steeds niets. Alleen aandacht.

Schroeven

Zie je die schroeven? Wat zijn ze lang, hè? Wel tien centimeter.
Ze komen uit de heup van mijn moeder.

Tijdens kerstnacht is Oma Kakelbont zich een breuk gevallen, en sinds die tijd heeft het alleen maar tegengezeten. Na vijf dagen ziekenhuis moest ze naar een revalidatiecentrum. Op internet wordt dat omschreven als een lustoord: “Op een unieke locatie aan een prachtige oude polderweg, verblijft u in een monumentale boerderij, die past in de ambiance van de omgeving.” Amen. Vervolgens sommen ze op wat zich voor moois op loopafstand bevindt. Op lóópafstand! Stelletje valse nichten. M’n moeder kon van pijn niet eens rechtop staan.

Om naar huis te mogen, moest Oma trappen kunnen lopen. De fysio liet haar tweemaal per dag zware arbeid verrichten en joeg haar elke beschikbare trap op. Mijn moeder wilde koppig zijn, en zette haar beste beentje voor – in dit geval haar rechter – maar die pijn! En de wond wilde niet dicht…

Thuis begon de ellende pas goed: er zat een luchtje aan de wond. Zowel in het ziekenhuis als het lustoord was over de infectie heen gekeken. De wond was zo diep, je hele middelvinger paste erin. Tweemaal daags spoelde verpleegkundige Tanja van de Thuiszorg de wond schoon, en mijn moeder vond het een lekker gevoel… als de pijn wegtrok.

De wond werd groter en de pijn nog erger. Tanja belde de huisarts, die de chirurg belde. “Ga eerst zelf maar kijken,” zei de chirurg. De huisarts stuurde een knechtje met fototoestel, en het antwoord van het ziekenhuis luidde: “We kijken het nog even aan, en ach ja, pijn hoort bij het proces.”

Tanja vertrouwde het nog steeds niet en belde rechtstreeks de chirurg. Hij was pissed. Met Gods gratie mocht mijn moeder naar het ziekenhuis komen. Pas bij het volgende ziekenhuisbezoek besloot de chirurg verder te kijken dan zijn stethoscoop lang was, en liet  een foto van de heup maken. Wat bleek? De schroeven hielden de breuk niet. Het zaakje was aan het verzakken.
Mijn vader belde de fysio van het lustoord af.
“Heeft uw vrouw misschien een lage pijndrempel?” informeerde deze belangstellend.
Zachtjes binnensmonds grommend, legde mijn vader uit dat Oma zich niet mocht bewegen en opnieuw geopereerd moest worden.

Afgelopen maandag heeft m’n moeder een kunstheup gekregen, en gisteren is ze vertrokken naar het lustoord. Ze kan nog niet huppelen, maar er zit nu al letterlijk en figuurlijk vooruitgang in!

Post!

Zij en ik kennen elkaar nog maar kort in Blogland. Ongetwijfeld denkt zij dat ik een aardig mens ben, en is ze zich niet bewust dat er in mij – zoals Tagrijn eens in een reactie schreef – een mens met een sadistisch trekje schuilt.

Op haar blog stond een tijdje terug een foto van een gezellig postpakketje. “Sow,” reageerde ik, “voor zo’n pakje in mijn brievenbus doe ik een moord.” Ze antwoordde dat ik geen moord hoefde te plegen; ze wilde me zelfs best met iets leuks verrassen. Inhalige hebberd die ik ben, wist ik niet hoe snel ik moest reageren. Vanaf het moment dat ik wist dat er aan gewerkt werd, stalkte ik de postbode.

Toen ik PLOP! op de mat hoorde, wist ik dat het zover was, en trok ik een sprint naar de voordeur. En ik bleef uitpakken! De gulle geefster heeft er werk van gemaakt en er iets ingestoken wat een mens tegenwoordig bijna niet meer heeft: tijd. Ze heeft er zelfs een beetje geluk voor me ingestopt. Zie je het zitten? Ik wel!
Debby, mijn dank is hartstikke groot 😀

Hallelujah!

Het is volbracht: Kinds ProfielWerkStuk is af! Dat het ooit zo ver zou komen hadden haar vader en ik niet durven dromen. Het begon vorig jaar in de vijfde klas al met het kiezen van het onderwerp. Twee dagen voor ze dat samen met de te beantwoorden hoofdvragen op school moest indienen, had Roos nog geen idee waar zij een bouwlamp op wilde richten. Lief en ik googleden dat het een aard had, maar ze reageerde lauw op elk voorstel.

‘Wat vind je interessant?’ vroeg haar vader.
‘Nou, helemaal niks,’ antwoordde Kind gemotiveerd.
‘Houd het over de ouderenzorg,’ spoorde Lief haar aan, ‘Actueel en veel informatie over te vinden.’ Meelevend bedacht ik een titel: “Hebben ouderen een toekomst?” Nou, wat Roos betreft de jeugd in elk geval niet. Tezamen met een no future-achtige blik, leek er een geestelijke afwezigheid over haar te komen.

Bij gebrek aan beter diende ze het onderwerp toch in, waarna haar gewortelde afkeer van dwingelarij geen weerga kende. Degene die het schriftelijke strafwerk van 120 uur kinderarbeid  bedacht had, wenste ze dagelijks toe dat zijn boterham met de besmeerde kant op zijn haar terecht mocht komen.

Regelmatig hielden Lief en ik een aansteker onder Roos’ billen, zodat struikelend de volgende deadline werd gehaald. In de tussentijd deed ze zoveel mogelijk haar best niet aan haar PWS te denken, en klampte ze zich met chronisch optimisme vast aan elk hoogtepunt in haar leven.

Ergens kwam het toch nog goed.
Alles komt in het werkstuk aan bod: liefdadigheidshofjes, vadertje Drees, de pensioenen, het kangoeroehuis, verzekeringen, e-Health, de onstabiele economie… Roos ging vorig jaar naar een speciaal congres, en kreeg het kortgeleden voor elkaar een hoogleraar van het Erasmus te interviewen.

Ik mocht het werkstuk lezen corrigeren, haar vader alles printen, en nu het af is, voelen we ons dertig kilo lichter. We zijn benieuwd welk cijfer we Roos ervoor krijgt en leunen verlekkerd achterover. Even maar, want de volgende hobbel dient zich alweer aan: het derde tentamen. Voorlopig maakt Kind zich meer druk om haar afbladderende nagellak dan haar eindexamen.

Vette pech

Nee, niet nu! Uitgerekend als ik naar de neuroloog moet voor een verse voorraad slaappillen start mijn auto niet… Relax. Geen stress. Eerst nadenken.
Heb ik de lichten laten branden? Nee.
Staat ie in de juiste versnelling? Ja.
Zit er benzine in de tank? Ja.
Dat was dat. Meer gevoel voor techniek heb ik niet. Damn! Ik ga de garage bellen voor een takelwagen.

Tring, tring.
‘Hallo, met Mirjam Kakelbont…eh…mijn auto start niet en ik heb ontzettend veel haast.’ Ik ben allerminst een hulpbehoevend, stresserig huiskipje, maar waarom klink ik dan zo?
‘Zo, zo, mevrouw. Eens even kijken. Heeft u uw lichten…’
‘…die heb ik niet aan laten staan. En zit ook genoeg benzine in.’
‘Okeej…Eerst maar even het stuurslot proberen dan.’ Koppig schud ik nee. Ik weet wat het stuurslot is, maar dat is ’t niet, dit is een serieus geval.
‘U pakt het stuur met twee handen vast,’ praat de stem onverstoorbaar verder, ‘in de tien voor twee stand, u trekt een paar keer hard aan elke kant, en dan komt het vast in orde. Zo niet, bel dan gerust terug. Succes mevrouw Kakelblond.’

Nou ja zeg, dat noemt zich monteur! En mij ook nog instructies geven alsof het om een handeling gaat die ervaring vereist. Tssss. Het is ook niet meer zoals het vroeger was. Toch maar proberen. Flink raggen ligt trouwens wel in mijn straatje. Ik ruk linksom en rechtsom, maar nada. Zie je dat dit een veel ingrijpender probleem is? Oeoeoeh…ik voel een driftbuitje aankomen. Het zweet loopt langs mijn rug en de ramen zijn beslagen. Een voorbijganger slaat me – tussen de vogelflats op het raam door – nieuwsgierig gade. Ja gluur maar, ik zit hier alleen wat in mijn eentje te trekken, en nu kssst, weg jij! Ik ga meteen de garage weer bellen; ik laat me niet als een klein kind behandelen! Of nee wacht, nog een allerlaatste keer. Ik roep alle autogoden aan en ruk nijdig aan het stuur.
Hoe bestaat het…ze start!

Toch maar goed dat ik over een berg doorzettingsvermogen beschik, anders hadden de monteurs vanavond nog slap van de lach onder de auto’s gelegen. Wat een afgang! Ik kan me de eerste paar maanden maar beter niet in de garage vertonen. Aan helemaal niemand vertellen is maar het beste. Alhoewel…fouten maken is menselijk. Adam en Eva deden het ook!