‘Dirk, doe nou eens gewoon één keertje gek,’ zegt ze terwijl ze een hap van haar boterham neemt. Een rode klodder jam valt op haar hand en met haar tong likt ze ‘m op.
‘Ik zou wel willen,’ zucht hij, ‘maar wattan?’
‘Spring eens in een sloot,’ zegt ze met een lichte schouderoptrek, alsof ze zeggen wil: ik maak het je wel heel gemakkelijk. Hij daarentegen valt bijna van zijn stoel. Ze slaat wel vaker wartaal uit, maar nu krijgt hij een opgejaagd gevoel. Vroeger, toen hij nog met zijn moeder samenwoonde, was zijn leven zorgeloos geruststellend. Ze grinnikt. Hij houdt van haar gegrinnik.
‘Als je één keer gek hebt durven doen, valt het de rest van je leven reuze mee,’ zegt ze zelfverzekerd. Wedden dat je er een goed gevoel aan overhoudt?’ Aan zwemmen in een sloot? Hij heeft zo zijn bedenkingen.
‘Ik heb geen zwembroek,’ werpt hij tegen.’
‘Een zwembroek? Nee…óf helemaal naakt, óf met al je kleren aan.’ Haar ogen peilen zijn gemoedstoestand. Ze vindt ‘m een lieverd maar hij heeft een levensgevaarlijk gebrek aan lef. ‘Weet je,’ zegt ze, ‘je zou ‘t nu gelijk kunnen doen…in de sloot springen.’
‘Het regent,’ zegt hij, en denkt: ik heb al slijtage aan mijn knieen.
‘Natter dan nat kun je niet worden. Laten we het samen doen! Met onze kleren aan! In het slootje achter het erf. Dan gaan we naar elkaar met modder gooien en wie het meeste kroos in zijn haar heeft, heeft gewonnen. Daarna kleden we ons binnen op de deurmat uit en rennen naar de douche. Dan ga ik je rug wassen.’ Met een ondeugend lachje voegt ze eraan toe: ‘En je afdrogen.’
Hij staart haar perplex aan. Voor enkele seconden is hij niet toerekeningsvatbaar. Sinds ze verkering hebben, heeft hij haar alleen maar in het donker bloot gezien. Langzaam kleuren zijn wangen rood. Hij begint te zweten en onderdrukt een paniekaanvalletje. Zijn hart is geraakt door deze vrouw, die zegt dat ze hem lief vindt. Wat is dan het probleem? In zijn ogen ziet ze langzaam een verandering plaatsvinden. Met een voorzichtig lachje kijkt hij haar aan. Hij zegt niets, legt zijn bestek neer, en schuift zijn stoel naar achteren.
‘Zullen we dan maar?’ zegt hij blijmoedig. Hand in hand trotseren ze de regen.