Over twee gaatjes en geluk

Lief vloekte niet, zei geen lelijk woord, maar uitte slechts enkele malen de kreet: ’Nee, hè.’ Met kracht, dat wel. Ik wist genoeg, spoedde mij naar boven en trof Man met gebogen hoofd onder de wasbak in de douche aan. Hij had die dag de voegen opnieuw gewit en gewassen, en wilde nog even snel het kastje onder de wasbak op zijn plaats zetten. Daarbij had hij dezelfde schroeven in dezelfde gaatjes gedraaid, en zie daar: druppels rolden van de muur op de grond. Moeilijk te incasseren voor een risicomanager. Ik zei ‘och’ en ‘wee’ en vroeg of hij koffie wilde. Hij wilde niks en was de rest van de avond niet aanspreekbaar.

De volgende ochtend werd ik bruut gewekt door Lief die tegels uit de badkamermuur hakte. Ik wist dat er die dag geen water uit de kraan kwam en hoopte dat ik last van obstipatie zou hebben.
Niets kon later onze verbazing schetsen: in de waterleiding zaten twee gaatjes, compleet met plug en al. Die hadden daar 17 jaar zacht gerust zonder één druppel los te laten. Geestdriftig noemde ik dat een wonder. Lief gromde.

De telefoon ging. Het was opa die wilde weten of Joris het nog een beetje naar z’n zin had in de vakantie. Ik zei dat het beter was hem in deze geestesgesteldheid niet aan de telefoon te krijgen: gaatjes…waterleiding…douche. Vol mededogen hing opa op.

Lief kon niet zelf met snelkoppelingen de leiding vervangen want er zat – diep triest – een bochel in. Een vakman werd ingeschakeld en een halve dag later was de klus geklaard. Toen kon lief de muur glad strijken, laten drogen, de tegels op maat zagen en ertegenaan gooien. Tegen de tijd dat alles weer aan de muur hing, hoorde ik hem zelfgenoegzaam zuchten.
De kraan liep gelukkig weer. Maar ja, je weet hoe dat gaat met geluk: er zit een houdbaarheidsdatum op. De volgende dag vonden we dat stromende water weer de normaalste zaak van de wereld.