Er is een wonder geschied: er is een verhaal van me gepubliceerd in het e-magazine Vamp en Held. Ga dat zien, ga dat zien!
Mijn verhaal (plus dat van anderen) is niet leesbaar op genoemde site, maar het e-magazine is wel te koop in de Appstore en Google Play Store voor het luttele bedrag van € 1.79 Voor jullie is het gratis.
Handtekeningen na de uitzending 😎
Regendruppels roffelen op het dak. Zo hard, dat Gerard de autoradio maar een tikkeltje harder zet.
Het verkeer op de Immobilisatieweg staat vast. Zelfs als het stoplicht op groen springt, zit er geen beweging in. Kudfile, mompelt Gerard in zichzelf, en maakt een mentale notitie dat je dat woord niet met een d maar met een t schrijft. Zijn collega’s vinden zijn dyslexie iets te vermakelijk naar zijn zin.
De reclame van “Liever Kips leverworst” komt voorbij.
Zijn gezicht wordt onmiddellijk zachter als hij aan zijn twee boefjes denkt. Zij eten graag leverworst. Hij glimlacht naar hun foto’s op het dashboard. Hij zou zijn leven voor hen geven. En dat van zijn vrouw Cecile erbij.
Peinzend trommelt hij met zijn vingers op het stuur. Waar laat hij zijn vrouw als ze dood is? Die vraag knaagt al weken aan hem. Moord verjaart nooit, maar als de politie geen lijk vindt, heeft ze in ieder geval weinig concreets om mee te beginnen. In gedachten heeft hij de perfecte moord uitgewerkt. Met de hulp van zijn broer, geld, en een antwoord op die laatste vraag, kan hij het draaiboek in de praktijk brengen.
De avond dat Cecile hem had opgebiecht dat ze verliefd was geworden op een ander, was hij onbeweeglijk blijven staan. Waarom had hij niets van haar veranderende gevoelens gemerkt? Waarom wilde ze niet scheiden? Zijn hersens konden het niet verwerken.
Zij had hem een handje geholpen. In haar functie van beginnend bedrijfsjurist past geen homoseksueel plaatje, en zij moet zich overal al twee keer bewijzen: omdat ze vrouw is én omdat ze zwart is.
“Als je je mond voorbij praat,’ had ze gedreigd, “zal je nooit meer je jongens zien.” Ze meent er nog steeds ieder woord van. Hij houdt zich in om te voorkomen dat zij een convenant opstelt; de grootstedelijke vrouw met haar wereldbaan.
“Wat doen we met de bouw van ons tweede huis?” had hij haar later gevraagd. Met een schouderophalen had ze geantwoord: “Gewoon door laten gaan. Voor de buitenwereld houden we immers de schijn van een goed huwelijk op. In ieder geval tot ik compagnon ben geworden, en steviger in mijn schoenen sta.”
Ze dacht alleen maar in zichzelf, en geen moment aan hun kinderen, dacht hij wrang. Nog een geruststelling dat de bouw pas in de eerste fase verkeert. Na haar verdwijning wringt hij zich wel onder de koop uit en gaat hij doen waar hij goed in is: in stil water diep gronden.
Hij kijkt nog steeds graag naar zijn vrouw, dat is het schrijnende. De zijdeglans van haar huid; haar ronde, vrouwelijke vormen; haar amandelvormige ogen in haar regelmatige gelaat… In zijn boefjes ziet hij haar schoonheid terug. Als de moord snel gebeurt, kan hij tegenover hen het spel meespelen dat hij tot op het laatst veel van hun moeder hield.
Eerst was hij nog blij dat hij in haar nabijheid kon blijven, tot het tot hem doordrong dat dat een onmogelijke opgave blijkt. Wel de menukaart bestuderen, maar niets mogen bestellen. Toen hij dat tegen Cecile had gezegd, had ze snibbig geantwoord: “Hoe denk je dat het voor Jeanet is?”
Hij had de warmte gehoord waarmee ze de naam had uitgesproken; dezelfde warmte waarmee ze voorheen die van hem had gezegd.
“Jeanet moet mij delen met jou,” had ze eraan toegevoegd. “Met een mán.”
Er was een primitieve woede in hem opgelaaid waarvan hij niet wist dat hij die bezat. Vrij snel daarna had hij de moord beraamd. Het zal op een vrijdagavond gebeuren. Als Cecile thuiskomt van haar wekelijkse borrel met collega’s, zal hij haar haar favoriete toetje serveren. De suikerexplosie zal de smaak van zijn slaappillen die hij erdoor heeft gemengd, maskeren. Nog wat pillen door haar drankje, en haar alcoholbehoefte zal de rest doen.
Zijn blik dwaalt af naar buiten. Ondanks de regen werken de bouwvakkers gewoon door aan het nieuwe gemeentehuis. Afwezig laat Gerard zijn ogen langs het informatiebord glijden: “Van der Houwen, reusachtig in bouwen…”
Achter hem wordt getoeterd. Er zit beweging in het verkeer voor hem. Gerard schakelt, zijn blik nog op het bord; een verbaasde frons op zijn voorhoofd. Hij geeft een dot gas en rijdt door rood. Op datzelfde moment ziet hij een flits, maar die kan pret niet bederven. Integendeel. Zijn mondhoeken raken van plezier bijna zijn oorlellen als hij aan de tweede regel van het bord denkt: “Van Voormolen, uw partner in beton.”