Schaamluis

‘Hoofdluis,’ oordeelt de thuiskapster. Wie? Kind? In Huize Helderder? Zulke Schone en Nette Mensen overkomt dat niet, hoor. Oh nee, nou de kapster is stellig en rent direct ons huis uit. Prompt krijgen we alle drie ernstige jeuk. Overal. Ook op haarloze plekjes, zeg maar. Ik wil geen vieze beestjes in mijn huis. Boehoehoe.

Stop.

Met huilen gaan ze niet weg. Eerst logisch nadenken. Ergens in een afgelegen hoek van de trapkast moet een onkruidbestrijdingsmiddel staan. Zoek en gij zult…Hebbes! Kind wordt onmiddellijk in de anti-luis gezet, gaat douchen en krijgt een schoon bed.
Op internet vergaren we “weetjes” die we liever niet weten, maar na een dag zijn we expert. En wat ziet Kind?
‘Papa, je hebt neten.’
‘Niet waar.’
‘Je hebt echt neten, hoor.’
‘Nietes, houd je mond!’
‘Euh… schat… jij hebt ze echt.’
‘Oh…’ En jij  raadt vast wie ons trio compleet maakt?

De smerige bloedzuigers zijn een aanslag op lichaam en geest. De wasautomaat draait dag na dag. Deden mensen eind jaren-70 enorme moeite voor een afrokapsel, mij lukt het in een handomdraai met een ouderwetse luizenkam. Ik zit welhaast met mijn handen in mijn… Nee, niet met die handen in dat haar!

Komt Kind thuis uit school dan bespring ik haar zowat: ‘Heb je jeuk?’ vraag ik dreigend in de deuropening.
Enigszins uit het veld geslagen stamelt ze: ‘Nee…eh…echt niet.’
Met argusogen bekijk ik Bella: is zij een luizenbunker? Het web leert dat mensenhoofdluizen geen konijnen believen. Oh, dan heeft Bella gewone jeuk.
Vol achterdocht wordt elk stofje en pluisje bekeken.
‘Een luis, dáár! Op het aanrecht! Sla dood!’
‘Nee, ’t is een broodkruimel.’

Trek ik het dekbed over me heen, denk ik aan luizen. Leg ik mijn hoofd op het kussen, denk ik aan luizen. De anti-luizenshampoo belooft dat bij dagelijks gebruik de luizen en neten met 14 dagen weg zijn. Veertien dagen? Aan mijn roodkoperen fluitketeltje. Eén week en geen dag langer! De aanschaf van een elektrische luizenkam is reden voor een bescheiden feestje: hij spoort de luizen niet alleen op, maar…dzzzzz…elektrocuteert ze ook.

Langzaam kom ik tot rust en uiteindelijk winnen we de strijd.

Volmondig kan ik nu zeggen: Luizen? Kan me geen neet schelen! Maar ja, ‘t dan ook weer ruim zes jaar geleden 🙂 Hopelijk heb jij aan dit blog geen kriebels overgehouden…

Sunshine Award

Máánden geleden stuiterde ik van verbazing van mijn stoel: Narda had me genomineerd voor de Sunshine Award. Een hele eer, maar ik kreeg er ook de zenuwen van. En ik vind het uitsloverig staan om het op m’n blog te zetten. Ooit zou ik er iets mee doen, maar voorlopig besloot ik: zo snel mogelijk vergeten.
Nee zeg, kreeg ik dezelfde nominatie een paar maanden later van Rianne. Meid, dat had je niet moeten doen!
Maar bovenal vind ik het heel lief dat jullie aan me gedacht hebben <3

Narda schrijft blogs die uit het leven gegrepen zijn. Ze geeft de lezer een inkijkje in haar soms treurig bestaan, maar altijd met een traan én een lach. In korte tijd heeft ze een flinke schare volgers opgebouwd.

Rianne schrijft dagelijks over alles wat haar bezighoudt: haar werk, shoppen, afvallen (ze is al twintig kilo kwijt!) en het starten van een sportief leven.

Eén minpunt van deze Award: er zitten regels aan vast. Die zijn als volgt:
1. Show het logo van de Award.
2. Uit je waardering naar de blogger die jou genomineerd heeft.
3. Deel 7 feitjes over jezelf.
4 Nomineer 15 bloggers en een link naar hun site.
5. Contacteer deze bloggers en laat ze weten dat ze zijn genomineerd.

Dan nu geen 7 feiten, nee, ik ga jullie verwennen, het worden er 8:
1. Jullie mogen alles van me weten, behalve mijn postcode.
Wel mijn pincode. Die is: 8956. Graag gedaan!

2. Op de middelbare school (havo-4) heb ik een talentenjacht gewonnen. Ik zong en begeleidde mezelf op de gitaar. Ik won niet omdat ik zo goed was, de rest zong gewoon nóg slechter dan ik. Het winnen heb ik niet aan mijn vader te danken die in de jury zat, want ik kreeg twee negens, twee achten en…van mijn vader een zeven. Bloed kruipt daadwerkelijk waar het niet gaan kan.
Mijn huisgenoten ontraden me overigens met klem thuis te zingen. Zelfs niet onder de douche. Zodoende beperk ik het zingen tot solo-expedities in de auto.

3. Wat deze boerin niet kent eet ze niet. Wat deze boerin wel kent, eet ze óók niet: spruitjes, asperges, kerrie, slakken, mosselen, oesters…

4. Sinds een paar maanden heb ik er een heel trouwe volgster bij. Niet omdat ik zo’n prettig mens ben, maar omdat ik de mevrouw van de catering ben. Ook bij konijnen gaat de liefde door de maag. Als ik de koelkast opendoe, gaat Saartje op haar achterpoten staan en probeert ze in de groentelade te springen. Een hele prestatie als je bedenkt dat onder de koelkast nog een vriezer met drie laden staat.

5. Mijn oma vond vroeger dat ik met een boer moest trouwen, gezien mijn voorliefde voor koeien, paarden, schapen, kippen en honden. Lief is niet bepaald een boer, maar gelukkig houdt-ie wel van dieren. Op zijn bord of bij een ander in huis.

6. Het afgelopen jaar heb ik maar drie keer een gebakje en een paar brokken speculaas op. Lekkers met suiker kan me gestolen worden. Lief en Roos hebben één verbod van mij gehad: géén bitterkoekjes aanschaffen, anders vrees ik dat ik voor de bijl ga.

7. Op de lagere school moest ik eens in de hoek staan, omdat ik zat te kletsen. Die ene keer zat ik net niet te kletsen, wat ik tegen de juf zei. Als straf voor mijn grote mond kreeg ik een klap in mijn gezicht en moest ik op de gang gaan staan. Ik was zwaar beledigd – mijn ouders hadden me nog nooit zo geslagen – en heb m’n jas aangetrokken en ben weggelopen.

8. Toen ik zes was – koolstofdatering – ging ik naar de biebbus die voor school stond. Ik zag een boek waar ik meteen verrukt van was. Het heette: “Het eerste boek van je zus.” En ik wilde altijd al zo graag een zus! Thuis wachtte een teleurstelling. Het boek ging helemaal niet over m’n zus. Ik had de titel verkeerd gelezen, er stond: “Het eerste boek van Jezus.”

En dan de nominatie van 15 bloggers. Dat vind ik er 10 teveel dus geef ik er 5. Houdt je vast en zet er even een gezellig muziekje bij op:

1. Dien schrijft over zowel filosofische als grappige onderwerpen die immer gepaard gaan met de mooiste fotoreportages. Met een duidelijke voorkeur voor twee harige mannen. Gaat dat zien, gaat dat zien! http://klaproosweblog.blogspot.nl/

2. John schrijft dagelijks een afwisselend blog. Hij heeft een duidelijke eigen mening en plaatst bijzondere foto’s. http://red-star.nl/blog/nl

3. Melody houdt van uitdagingen in woord en beeld. Met Plato’s schrijfopdracht WE-300 is ze standaard de eerste die haar bijdrage plaatst. Ze is verslingerd aan muziek en hartstochtelijk fan van Jeans. http://melodymusic.nl/

4. Van Rebelse Huisvrouw ben ik een groot fan. Om haar weekoverzichten lig ik altijd dubbel en voor haar verhalen schuif ik naar het puntje van mijn stoel. Eén nadeel: ze schrijft “maar” 2 x per week. http://www.rebelsehuisvrouw.nl/

5. De volgende nominatie is voor al mijn medebloggers. Prijs jezelf en pak het stokje aan. En houd je niet van stokjes zoals ik dan laat je ’t liggen 😉

De naaktloper

Plato’s schrijfuitdaging WE-300 voor de maand januari met als thema: waarnemen. Het woord mag niet in de tekst gebruikt worden.

Hildes hersenen willen het ontkennen, maar haar ogen zien het goed: voor haar loopt een naakte man. De man heeft niets anders bij zich dan zichzelf. Verward vraagt ze zich af of ze een nudistenbordje heeft gemist, maar ze loopt op een openbaar fietspad waar onmogelijk naakt gerecreeerd zal mogen worden.
Hilde krijgt er een onrustig gevoel van.

Er komt een specht aanvliegen. Zijn rode veren weerkaatsen een zonnestraal waardoor de vogel  opvlamt tegen de donkere achtergrond. Hij roffelt tegen een berk en verdwijnt door een gat naar binnen. Even is Hilde oprecht afgeleid. Dan herinnert ze zich de blote kerel weer en is de betovering van zojuist verbroken.

De afstand tussen haar en de man wordt kleiner.

Wat mankeert kerels om hun geslacht in het openbaar te vertonen? Zij heeft nog nooit gehoord dat vrouwen in evakostuum een dergelijke opwinding nastreven.
Hilde kijkt recht voor zich uit, de blik iets omhoog gericht. Het laatste wat ze wil is de indruk wekken dat ze naar zijn hamer en klokkenspel kijkt. Ze voelt zich steeds ongemakkelijker en bozer worden: hij loopt naakt en zij schaamt zich. ‘Smerige potloodventer,’ foetert ze nijdig voor zich uit.

De man komt steeds dichterbij. Nog even en dan zullen ze elkaar passeren.
Hilde weerstaat de aanvechting haar handen voor haar ogen te slaan. Eigenlijk zou ze iets tegen hem moeten zeggen waardoor hij even van zijn stuk is gebracht. Niet iets grofs, maar iets wat hem een licht gevoel van verwarring geeft.
Ze krijgt een inval, rommelt in haar tas tot ze vindt wat ze zoekt, en pakt het haastig in haar hand.

‘Goedendag, mevrouw.’
Welja, de ontklede aap wil nog beleefd zijn ook!
‘Dag meneer,’ zegt ze terug. Ze kijkt hem recht in het gezicht.
‘Heeft u misschien een vuurtje voor me?’

Pesten 2

Tijdelijk woon ik in het Sophia Kinderziekenhuis op de afdeling psychiatrie. Ik ben niet gek hoor, alleen een doetje dat zich weg heeft laten pesten van school. Toen ik het vertikte nog één dag naar school te gaan, wisten mijn ouders zich geen raad en volgden ze het advies van de huisarts op: het Sophia.

Ik ga dood van heimwee.
Telkens als ik het liedje “Don’t cry for me Argentina” op de radio hoor, word ik overspoeld door heimwee. Toen ik dat tegen mijn vader vertelde, zei hij: ‘Voortaan als wij dat liedje horen, denken wij aan jou.’

Over vijf dagen – op vrijdag – is er een belangrijke stafvergadering: mag ik naar huis of moet ik naar een pleeggezin.
Mijn ouders en ik willen hetzelfde: naar huis!
Al duizend keer hebben we dat tegen de betrokken artsen gezegd, maar die zwijgen als het graf. Dát is pas gek.
Ik ga niet naar een pleeggezin, hoor. Ik stop gewoon met eten. Als ik maar niet steeds datzelfde liedje hoorde…

Ik kan niet op de uitslag wachten, ik wil ‘m meteen weten. Desnoods moet ik ervoor inbreken.
En dat is nou precies wat ik ga doen!
Lisette helpt me. Zij kaapt na het avondeten de loper, en samen glippen we de afdeling af. We hollen de trap op naar het secretariaat, waar ik mezelf binnenlaat en Lisette de wacht houdt.

Als eerste zet ik het kopieerapparaat aan.
Daarna zoek ik het kastje met de laatjes met de namen van alle artsen. Het duurt even, maar ik vind de verslagen.
Het kopiëren gaat snel.

Dan slaat Lisette alarm door met het licht te knipperen.
Vlug frommel ik de kopieën tussen mijn ondergoed. In de haast om bij de deur te komen, gooi ik een plant om. Ik heb geen tijd om ‘m op te rapen.
Op hetzelfde moment dat ik de deur achter me op slot draai, gaat de liftdeur open. Het is iemand van de leiding. Ik geef haar de sleutel terug, en ze accepteert Lisettes smoesje dat we gewoon wat aan het dollen waren.

’s Avonds in bed lees ik de adviezen van de vier artsen: zodra ik op een “buitenschool” zit, mag ik naar huis!
Het eerste wat ik de volgende ochtend doe is mijn vader bellen. Stiekem, want naar buiten bellen gaat zomaar niet. Elk gesprek moet worden aangevraagd.
Tenzij je in de lift staat! Ik zei toch al dat ik niet gek was?
‘Ik mag naar huis!’ roep ik opgewonden. Van blijdschap krijg ik natte ogen.
‘Je zult het niet geloven,’ zegt mijn vader, ‘maar weet je welk liedje er nu op de radio is?’
Ik raad het in één keer.

Pesten

Gepest worden.
Ik weet er alles van: op mijn veertiende was ik het pispaaltje van de klas. Ze hebben me zo getreiterd, dat ik van school ben weggelopen om nooit meer terug te gaan.
Mijn ouders hadden ineens een probleem: waar moesten ze me laten? Ze werkten allebei en ik was leerplichtig.
De huisarts kwam met de oplossing: het Sophia Kinderziekenhuis.
De pestkoppen gingen vrijuit; ik kreeg twee jaar en twee maanden op de afdeling kinderpsychiatrie.

Enig idee hoe het is om in een gesticht te wonen waar om 17.00 uur alle deuren op slot gaan?
Waar je continu geobserveerd wordt?
Waar alles wat je zegt tegen je gebruikt wordt?
Waar je je ouders minimaal mag zien om over je broertje en hond maar te zwijgen?

Kilometers psychologische testen heb ik ingevuld, en gesprekken gevoerd met psychiaters, psychologen en therapeuten. Het probleem was dat ze geen probleem bij me konden vinden.
Door het pesten was ik wantrouwig geworden. Het Sophia deed daar nog een schepje bovenop. Ik leerde al snel: hoe minder ze van me wisten, hoe beter het voor me was. Ik heb een professionele hekel aan therapeuten ontwikkeld en een Chinese Muur om me heen gebouwd.
Om te overleven ging ik tegen de stroom in roeien. Ik pikte toetjes uit de etenskar. Klom over de tuinmuur om een zakje drop bij de sigarenboer te kopen. Belde mijn vader op zijn werk via de telefoon in de lift…

Maanden geleden vond ik het de hoogste tijd worden om de binnenkant van mijn vermoeide, chaotische hoofd op een rijtje te zetten.
Mijn therapeut zegt dat het Sophia je reinste kindermishandeling was. Ze hebben me daar geproblematiseerd en therapieresistent gemaakt. Dat laatste klopt, want ik weet precies hoe therapeuten werken: ze luisteren naar je en knikken ja, alsof ze het met je eens zijn. Als jij zwijgt, kijken ze je recht aan, zodat jij je ongemakkelijk voelt, en de stilte misschien verbreekt. Ik houd mijn mond en kijk gewoon terug.

Langzaam brokkelt mijn muur af, maar wantrouwen is niet zomaar weg.
Mijn 06-nummer? Geef ik zelden.
Facebook? Ik bewaak mijn persoonsgegevens als de Noord-Koreanen hun kernwapenprogramma.
Regels? Laat me niet lachen. Die zijn voor mensen zonder eigen mening.
Het woordje “nee” rolt vanzelf over mijn lippen, want in principe ben ik overal tegen.

Wat ik erg vind is dat ik levenslang veroordeeld ben tot labiel, psychiatrisch weekdier. Overal moet ik bewijzen dat er geen steekje aan me los zit.

Wat ik nog erger vind, is dat er in 38 jaar tijd niets is veranderd. Kinderen die gepest worden, hebben geen leven, en de pestkoppen gaan nog steeds vrijuit. Tenzij een slachtoffer door het lint gaat en het recht in eigen hand neemt.

Ik heb het enorm getroffen met mijn Lief. Met mijn ogen dicht laat ik me zo achterover vallen. Hij vangt me altijd op.
Mijn ouders neem ik niets kwalijk. Het is gegaan zoals het is gegaan.
Door mijn verleden sta ik wel tweehonderd procent achter mijn kind, want daar heeft ieder kind recht op.

 

Deze gelukstotem heeft mijn broer toentertijd voor me gemaakt.