De laatste keer dat ik in deze dorpswinkel een bril kocht, zag ik het afstapje over het hoofd en kon ik me op het nippertje vastgrijpen aan de deurstang. Goddank klemde de deur waar ik tegenaan viel, zodat ik niet met de winkeldeur in huis viel. Binnen stapte ik met een kleddernatte laars bovenop de laatste nieuwe krant. Ik prees mezelf gelukkig dat ik geen mens zag en legde snel de krant op tafel. Uitgerekend op dat moment kwam de eigenaar achter een kamerplant vandaan. Aan de blik in zijn ogen zag ik dat hij alles gezien had.
Deze keer was mijn entree beter. De eigenaar knikte me vriendelijk toe en ik zei dat ik op zoek was naar een rode bril. Als ik zelf niet vrolijk zou zijn, was in ieder geval mijn bril het nog.
Het probleem bij het uitzoeken van een nieuw montuur is dat je een bril nodig hebt om te zien hoe-ie staat. Ik maakte selfies om dat tekort te compenseren maar dat werden stuk voor stuk waardeloze foto’s. Ik volgde mijn natuurlijke impulsen en vond een montuur dat in de smaak viel.
Onlangs ging ik de bril halen. Ik zette ‘m op m’n neus, lachte wat onzeker naar de verkoper en keek in de spiegel. Ik kon met gemak mijn enthousiasme onderdrukken. Wat was-ie rood! Zeg maar gerust: schaamrood. Van stress kreeg ik rode vlekken in m’n nek. Daar kleurde de bril dan weer goed bij. Mijn grootste angst waar waarheid geworden: deze bril vind je alleen leuk als je gedronken hebt. De tranen zaten tot net onder mijn ogen.
De opticien sloeg het tafereel van een afstand gade. ‘Hoe kijkt de nieuwe bril, mevrouw?’
‘Hij…hij…is…zo…rood,’ stamelde ik.
Op sussende toon zei hij: ‘De overgang met uw vorige bril is enorm groot. U moet gewoon nog wennen. Hij staat u goed!’
Ik dacht: dat zegt-ie vast omdat-ie bang is dat ik anders niet betaal.
Ik had het gevoel dat mijn nieuwe bril als een pijl in neonletters de aandacht trok. Tijdens de boodschappenronde in de buurtsuper weerstond ik de neiging mijn onderarm voor mijn ogen te houden. Je weet wel, waar bij boeven het witte balkje wordt getoond.
Ik daagde de cassiere uit me aan te kijken. Ze keek en meteen weer weg. Mijn bril zag ze blijkbaar over het oog. Engiszins gerustgesteld reed ik naar huis. Daar aangekomen, zette ik een durf-er-eens-iets-van-te-zeggen-blik op. Roos – met haar alziende blik – zei: ‘Hij staat je leuk, mam! Je moet alleen wennen.’
Afgelopen weekend zag ik diverse familieleden. Slechts eentje viel het op dat ik een nieuwe bril heb en verzekerde me dat-ie echt – écht – leuk staat. En ze was niet dronken.
Helaas, om mijn rode bril op mijn snufferd te kunnen zien, zal je moeten wachten tot mijn boek uitkomt. En dan kopen natuurlijk :))
Ik kan jullie wel iets anders laten zien: mijn nieuwe teennagels. Waarbij ik me heb laten inspireren door de herfst.