Kouwe kak

Onder een strakblauwe hemel struin ik met acht hondenbaasjes door de polder. Het is een prettig zootje ongeregeld. Veertien honden – variërend in soort en maat- lopen kriskras door elkaar.
‘Daar heb je ze weer!’ roept iemand op luide toon.
Ik ga op m’n tenen staan, kijk over alle hoofden heen en herken zowel bazin als hond.

Het beest heeft Rosa al twee keer gebeten.
De eerste keer was ze nog een pup en zocht ze jankend haar heil in de bosjes. Ik had op z’n minst een verontschuldigende blik van de tegenpartij verwacht maar die stiefelde stoicijns rechtdoor, in de richting van een bruggetje waar zes kauwtjes op de leuning haar wantrouwig aankeken.
De tweede keer dat Rosa een knauw kreeg, rende ze van angst de sloot in.
‘Hij deed niets, hoor!’ zegt de bazin in het voorbijgaan.
‘Koop een bril!’ adviseerde ik.

Nu gebeurt er van alles tegelijk. Er wordt geroepen, gefloten en aangelijnd. Honden en baasjes krioelen door elkaar.
De bijter loopt inmiddels ook aan de riem maar stort zich op het laatste moment in het voorbijgaan alsnog op Rosa.
‘Hij deed niets!’ houdt de baas stug vol. Ze wil er de sokken inzetten, maar ik versper haar de weg. Mijn zenuwstelsel is rechtstreeks verbonden met mijn tongspier.
‘Dit is de derde en laatste keer! De eerstvolgende keer dat uw hond weer bijt, krijgt-ie een hijs van me.’
‘Mevrouw, het zijn maar honden,’ verzucht ze.
‘En ik heb het recht het op te nemen voor mijn eigen hond.’
De roedel maakt meelevende geluiden.

De bazin heeft geen antwoord paraat. Ze is altijd in gezelschap van haar vriendin. Niet bepaald een modisch hoogstandje. Zon en weder dienende gaat ze gekleed in een regenjas met bijbehorende zuidwester in Burberry-look. En ze heeft een air. Hooghartig en met een geacteerde vrolijkheid roept ze: ‘Als u Boris een hès geeft, krègt u van mè ook een hès.’
‘Dat geeft niet,’ zeg ik luchtig, ‘ik ben mans genoeg voor twee.’
Blijkbaar heeft de zuidwester een lage frustratietolerantie want ze roept nijdig: ‘Arrogant kreng.’
‘Dat zal moeilijk gaan,’ zeg ik, ‘want een kreng is een dood hondje. ‘
De bekakte vrouw zwijgt.
Haar gezicht echter vertelt me dat het nog lang geen lente was.

Goedertierenheid

Mijn moeder wilde dat mijn broertje en ik naar een christelijke lagere school zouden gaan. Dat vond mijn vader best zolang thuis maar nergens over gesproken werd, want hij is belijdend atheist.
De Bijbelse verhalen gingen erin als roze koeken en eens per week een psalm of gezang uit het hoofd opdreunen was ook zo gebeurd.
Verder voelden m’n broertje en ik weinig van het geloof en hadden we een leuke tijd op school.

Naar de Zondagsschool gaan, ging ons een stapje te ver. Het hield ons van de straat en daar speelden we het liefst. Mijn vader vond ons zielig en vanaf die tijd mochten we “thuisblijven.”
Het kerstfeest met na afloop een cadeautje pikten we op de valreep nog even mee. Ik kreeg een boek. De titel luidde: “Het geheim van moeder Amboe.” Het verhaal ging over een arme bosnegerin (die mocht je toen nog zo noemen) met een botje door haar neus die in een grote zwarte ketel stond te roeren, en een geheim zou ontdekken dat haar leven zou veranderen. Ik las, en las, en las en werd teleurgesteld als een kleuter die een lolly met azijnsmaak krijgt: Moeder Amboe ontdekte het geloof.

Met het ouder worden, werden de lessen stichtelijker. God werd steeds meer iemand waarvoor we moesten oppassen.
In de vijfde klas hadden we juffrouw Koolen. Haar haar en ogen waren net zo zwart als haar achternaam. Zij vertelde dat God ál je fouten zag. Bijvoorbeeld wanneer je ruzie maakte met je broertje of je tong achter de melkboer zijn rug uitstak. God kon door het dak van de school heen kijken. Hij hoorde alles en wist zelfs wat je dacht. Dat laatste vond ik stuitend. Ik had nog nooit enig teken van Gods aanwezigheid opgemerkt en hij woonde zo’n beetje in mijn hoofd! Toen ik ernaar vroeg, zei de juf dat wanneer ik God niet tegen me kon horen praten, dat mijn eigen schuld was.

Ik vond het ook niet eerlijk dat Judas een duivelse man genoemd werd. Hij verraadde Jezus wel, maar God wist dat dat zou gebeuren en greep niet in. Dan was hij het er toch mee eens? Dus deed Judas iets wat God wilde en niet iets wat niet mocht.
Nadat ik die gedachte hardop had uitgesproken, had juffrouw Koolen het liefst ook door een brandende braamstruik tot mij gesproken. Ze noemde mij Sodom en Gomorra ineen. Ik zou nooit een goede, volgzame Ruth worden. En het zou een wonder zijn als ik ooit nog door Gods genade en goedertierenheid zou worden aangeraakt. Ik geloof dat ik toen met een smak van mijn toch al wankele geloof ben gevallen.

Toevalligerwijs verhuisden wij diezelfde maand van de grote stad naar een boerengat en daar gingen m’n broertje en ik naar een openbare school.
Dát was pas een zegen.

Ben jij gelovig opgevoed en heb je er (n)iets mee?

Door dik en dun

Ze heeft vandaag gezeur van haar baas aangehoord, boodschappen gehaald, gekookt en de vloer gedweild.
En wat heeft haar man gedaan? Hoogstwaarschijnlijk naar half ontklede vrouwen langs de waterlijn gekeken en een appeltje geschild met zijn survivalmes.
In het huishouden doet hij niets. En maar praten, praten, praten…
‘Houd nou eens je mond, ik wil m’n boek uitlezen,’ zegt ze snibbig.
‘Jij altijd met je boeketreeksjes, ik wil ook wel eens aandacht!’
‘Boeketreeksjes…’ schampert ze. Met haar linkerhand steunt ze op de armleuning van de bank terwijl ze overeind komt. Haar hart hamert alsof het zich een weg naar buiten probeert te slaan.

Beledigende scheldwoorden over haar overgewicht doen haar niets. Zodra iemand in de buurtsuper moeilijk doet, gaat zij midden in het gangpad staan en geen hond die er nog langs kan. Nadat ze eenmaal dit voordeel van haar gewicht was gaan inzien, houdt ze zich er met haar volle 136 kilo aan vast.
Ze zal haar man verpletteren onder haar aandacht!

‘Nu je toch staat, kan je net zo goed een biertje voor me halen,’ zegt hij gevat.
Ze krijgt zin het laatste beetje lucht uit ‘m te drukken, maar in plaats daarvan doet ze wat ze meestal doet: tot twintig tellen en ‘m zijn zin geven.
Onderweg naar de keuken vraagt ze zich af wat meer inspanning zal vergen: hem heropvoeden of verticaal begraven in de tuin. Ach, ze leest te veel thrillers, dat zal het zijn!

Terwijl ze haar neus snuit in een keukenpapiertje kijkt ze uit het raam. Op het bankje in de binnentuin zit een zoenend stelletje. Hoe lang is het geleden dat zij zo verliefd was? En wat is er met haar gevoel voor humor gebeurd?
Ze gooit de tissue weg, opent een keukenkastje, pakt een pijpje en een glas, en duwt met haar kont het deurtje weer dicht. Met koud water spoelt ze het glas om. Plotseling schiet haar een passage uit haar boek te binnen: “De wijn vloeide rijkelijk maar niet in het glas.” Wat zal Sjors opkijken als ze zijn biertje over het krokodillenmerkje van zijn poloshirt giet! Eerst gniffelt ze maar al snel begint ze met haar volle gewicht te schudden van de lach.
Zomaar ineens is haar nukkige stemming verdwenen. Had ze net niet te cru gereageerd? Ze kan van tijd tot tijd zo’n bitch zijn… Hoe vaak heeft hij nou de kans om een dagje te vissen? Dat boek kan ze morgen ook wel uitlezen… Ze krijgt zin in iets gezelligs. Neuriënd loopt ze naar binnen met het bierflesje en het glas.

Sjors kijkt haar lachend aan. ‘Wat heb jij ineens een lol,’ zegt hij.
Ze grijnst en doet ‘m een voorstel: ‘Als jij straks de vaatwasser leeg ruimt, maak ik nu wat hapjes klaar. Zullen we dan samen naar een film kijken?’
Hij kijkt haar verbouwereerd aan, herstelt zich snel en reageert bewonderenswaardig lenig. ‘Tuurlijk, schat. Daar drink ik op!’
Ze is blij dat ze niet bovenop ‘m is gaan zitten.
Veranderingen beginnen bij jezelf.

Zielepoot

Oh, kom er eens kijken…wat er op de foto staat.

De groente ziet er wat verlept uit maar dat komt omdat ik ze te lang in de garage heb laten liggen. Jullie mogen raden wat het is:
a)een bosje lente-uien,
b)een nest jonge komkommers,
c)een stel uit z’n krachten gegroeide preien.

Denk er rustig over na; vertel ik een kleine anekdote.

Joris was zo blij als een kind met de moestuinactie van Appie Heijn van vorig jaar. Sedert lang koestert hij de wens zijn eigen groente te kweken maar het komt er steeds niet van. Druk, druk, druk plus een loslopend konijn.
Vorig jaar was het zelfs mijn schuld! Ik had een aardappel met lange uitlopers in de afvalbak gegooid.
Waarom ik dat gedaan had, informeerde hij.
Wat dacht hij zelf?
Nou, hij vond het zonde, haalde de aardappel uit de bak en zou ‘m als pootaardappel in de grond gaan stoppen. Na een week lag de aardappel nog steeds onaangetast op het keukenpapiertje. Het resultaat deed me goed: de pieper had in een week meer rimpels gekregen dan ik in 54 jaar.
’s Avonds kwam Joris thuis en vroeg achterdochtig waar zijn aardappel was.
‘Hij heeft heel de week op de vensterbank op je liggen wachten. Vanochtend is-ie zelfstandig de kliko in gelopen,’ zei ik.
‘Ik was ‘m vergeten,’ zei Joris nukkig.
‘De volgende keer zal ik ‘m onder je kussen leggen,’ beloofde ik.

Terug naar de prei. Oeps, heb ik het verklapt!
Joris heeft ze in het voorjaar gezaaid, gekoesterd, verpot, ontslakt en – als ik niet in de buurt was – toegesproken. Ruim vijf maanden hebben ze een royaal leven geleid om zo groot mogelijk te worden. Het resultaat? Ieniemieniemaal.
‘Het was slecht zaad. Dáár komt het door!’ riep hij verbolgen.

Met Sinterklaas heb ik ‘m een zakje goed zaad gegeven, plus – in zijn schoen- een tot volle wasdom gekomen en bij de groenteboer aangeschafte prei. Maar pas toen mevrouw Konijn op bed lag.
En vorige week is Albert Heijn weer met dezelfde actie begonnen. We hebben al een bakje met radijszaad gescoord. Joris is in zijn nopjes.

Lijstjes voor later

Als tiener maakte ik lijstjes met vriendinnen. Over van alles en nog wat.
Wie je favoriete zanger/popgroep was.
Welke jongen of man je leuk vond,
en welke boeken je graag las.

Maar vooral lijstjes over later.
Wie wil je worden als je groot bent?
Wat voor werk ga je doen?
Met welke man wil je trouwen?
Hoeveel kinderen wil je?
In wat voor huis ga je wonen?

Alle vriendinnen wilden trouwen met een knappe, rijke man á la Robert Redford of Paul Newman die dan advocaat of tandarts was. Een carrière als fotomodel. Een huis met inloopkasten, en een zwembad. En moeder worden van minstens vier kinderen.

Ik wilde met een blonde boer trouwen, dat leek me handig gezien mijn voorliefde voor koeien, paarden, schapen, kippen, honden en ganzen. Zelf ambieerde ik een carrière als dierenarts. Ik wilde een huis met luiken, een jukebox, een Aga-cooker, en een bibliotheek. Met van die hoge kast vol boeken waar ik dan een ladder tegenaan moest zetten. Bij “kinderen” vulde ik een vraagteken in. Dat mocht niet, zeiden mijn vriendinnen, ik speelde vals en móest een getal invullen. ‘Doe maar eentje dan,’ zei ik, ‘maar wel een meisje met rood haar,’ alsof het om een rashond ging die ik ergens kon bestellen.

Van mijn later is “weinig” terecht gekomen.
Zie wat het leven mij gebracht heeft: een volgzame man; een roodharig kind; een dwars konijn en een onstuimige hond. In mijn huishouden is geen kip die naar een boekenkamer kraait. Dierenarts worden was te hoog gegrepen. Waar anderen een knobbel voor exacte vakken hebben, heb ik een deuk. (Ik heb wel papieren gehaald om zelf een dierenasiel of – pension te beginnen en honden te trimmen.) Joris is niet blond en niet bepaald een boer. Gelukkig houdt-ie wel van dieren. Bij een ander in huis of op zijn bord. We wonen niet in een huis met luiken, noch met de gewenste inhoud.
Apart dat juist mijn kinderwens in vervulling is gegaan.

Wat is er van jullie later terechtgekomen?