Wegwezen!

De dag begon stralend met vliegtuigstrepen in de lucht. Werd ik gisteren nog wakker met een donkerbruin gevoel, vanochtend vond ik het tijd Roos naar Schiphol te brengen. Ik had zó vaak het woord “Finland” gehoord…nu, hup, het land uit!

Roos had last van stress. Ze vreesde dat haar koffers te zwaar waren. ‘Zullen we ze nog  wegen?’ vroeg ze benauwd
‘Te laat,’ zei Joris. ‘Wilde je alles anders herpakken?’
Kind zweeg met een misprijzende frons.

Op Schiphol bleek het een hele klus om met een beladen kar mensen met een storende motoriek te ontwijken
Feilloos liep Roos naar de juiste incheckbalie. Had ze stiekem geoefend?
En wat liep ze toch te sjouwen met een klein papieren tasjes vol met…ja, met wat?…enveloppen? Ik wierp steelse blikken. Kind weerstond ze moeiteloos.

Daarna: koffie! We zagen joekels van appelpunten met echte slagroom. Kwijl liep over onze kin. Met plezier werkten we de versnapering weg. Speciaal voor ons klonk op de radio Madonna met “The power of goodbye.”
Af en toe vielen we stil, verzonken in gepeins. Nog een paar laatste foto’s…
Hierna kwam de aap uit de mouw: het tasje was voor mij.
‘120 enveloppen. Voor elke dag dat ik weg ben één,’ zei Roos. ‘Op iedere kaart staat een vraag en die mag jij beantwoorden. Dan ben ik toch een beetje bij.’ Streng vervolgde ze: ‘De eerste pas thuis openmaken!’
Ik viel stil. Waar héb ik het aan verdiend?

Toen was het zaak karakter te tonen. Ik had me voorgenomen mijn emoties neer te knuppelen, doch werd prompt overvallen door een droefenis met aanzwellende violen in d-mineur. Joris keek glazig en slikte. Ik haalde flink mijn neus op – very charming – nog een laatste blik op haar oogverblindende snoetje…en wég was ze.

Een paar honderd meter verder kon ik alweer voorzichtig lachen. Goddank: een spelfout.

Meer lichtpunten kon ik op dat moment niet bedenken.
Later wel. Man zei: ‘Ik heb een geruststellend bericht,’ en las hardop van zijn telefoon voor: ‘Op Lowland zijn 200 pinpassen gevonden plus diverse OV’s, portemonnees, sleutels en identiteitsbewijzen.’
Een fijne gedachte: waar Roos ook is, ze is in goed gezelschap.

Geluk

Keek op de week (7)

Roos wilde feestje.
‘Hebben m’n verjaardag niet gevierd,’ begon ze.
(Mijn schuld, vanwege drama.)
‘Ben met acht gemiddeld over naar derde leerjaar, en heb Honourclass gehaald.’
‘Jij verzint gewoon smoesjes,’ zei ik.
Kind keek zuur.
(Moet enig kinderen niet te snel hun zin geven. Doe deze zware taak uit liefde voor haar.)
‘Toch geef ik een feest. Maak ik toevallig zelf wel uit,’ zei ze brutaal.
Weet niet van wie ze dit heeft; ik heb het nog.
Stelde voor: ‘Een feestje dan omdat je naar Finland gaat.’
Roos begon acuut te stralen.
Familiefeest was mieters. Moest dag erna tol betalen, maar was het waard.

Koffers inpakken met kleding voor drie seizoenen is terroristische aanslag op je incasseringsvermogen en zenuwen. Klus zo goed als geklaard.

Kon bijna niet mee Kind naar Schiphol brengen. Kreeg na lekkere lunch samen in Markthal bijna hartstilstand. Had ter uitzondering kijk op juiste lichtinval voor foto, stond daar precies Babbelbox van Man bijt hond.
‘O leuk, moeder en dochter!’ riep vrouw verheugd en vroeg – microfoon voor m’n neus duwend – ‘Waar wordt u moe van?’
Dacht: breek me de bek niet open, en vluchtte half struikelend chocoladewinkel binnen. Was m’n redding.

Mag tweemaal per week nieuwe pil van neuroloog innemen.
‘Maakt enorm slaperig,’ waarschuwde ze. ‘Pas innemen als je in bed bent.’
Klonk als muziek van David Bowie in m’n oren.
Was heel de nacht klinisch dood. Droomde dat ik aan het hardlopen was. Wat kan leven ’s nachts toch fijn zijn.
Weet nu: geluk bestaat. Zit in kleine, ronde, witte dingen.

Rosa is gesteriliseerd met kijkoperatie. Sneetje van 4 cm. Wilde wel nest met 10 puppy’s maar moeten dan verhuizen. Oudere teefjes krijgen vaak kanker aan geslachtsorganen. Voorkomen is beter.
Ze was echt zielig. Piepte als ze alleen werd gelaten. Voelden ons schuldig. Kind wierp zich op als gezelschapsdame.
Gaat weer prima met hond. Mag tien dagen niet springen, spelen en zwemmen. Dát is pas zwaar.

Kreeg vriendschapsverzoek op feesboek van iemand die ik van harde schijf heb gewist. Heb zo lang mogelijk uitgesteld op “weigeren” te drukken. Wilde maximaal van daad genieten.
Was alles in leven maar met druk op knop op te lossen.

De Noorderzon

Roos is me er eentje.
Volgende week vertrekt ze naar de Noorderzon.
Via het Erasmus doet ze mee aan een uitwisselingstraject met een universiteit in Finland en het is voor een periode van vier maanden.
Vier maanden! Ik kan amper geloven dat dat kleine, vrolijke meisje met rode vlechtjes volwassen geworden is en uitvliegt. Eerst naar Helsinki en daarna verder met een binnenlandse vlucht.

Het is ook nog eens mijn eigen schuld, dikke bult, want ik heb haar aangemoedigd te solliciteren: ‘Moet je doen! Grijp die kans!’ Het gevolg is verpletterend: ze is toegelaten, samen met zeven anderen van haar studie. Ze reizen afzonderlijk en weten (nog) niet of ze een kamer bij elkaar in de buurt hebben.

Met nog een aantal dagen te gaan, begint het ineens een onderneming te worden. Ondanks dat luiert Roos er lustig op los.
‘Vier maanden geen patat van Bram,’ zucht ze,’ waar ben ik aan begonnen? En wat nou als het  grondpersoneel op Schiphol staakt?’ vraagt ze gespannen.
‘Dan krijg je je koffers een dag later,’ zegt Man praktisch.
‘Je hebt in ieder geval eten bij je in je handbagage,’ troost ik.
Roos’ wenkbrauwen schieten omhoog. ’Oh ja?’
‘Het pak stroopwafels voor je tutor die je van het vliegtuig komt halen. En laat bij aankomst meteen een reservesleutel van je kamer maken!’ adviseer ik, want onze typisch verstrooide professor raakt nog steeds alles kwijt –  haar portemonnee, OV, pinpas, huissleutels – maar nooit haar vuile sokken: die liggen standaard onderaan haar bedladdertje.
‘Ma-ham!’ roept ze geïrriteerd.
Oké, oké, ik zeg al niets meer. Eén troost: haar hoofd zit vast aan haar romp.

Haar kamer/appartement is gehuurd; heeft een wc en keukenblok; een douche deelt ze met drie anderen. Ter plaatse moet ze keukengerei, dekbedhoezen en e.e.a. aanschaffen. Bij Ikeja, where else? Roos heeft een week de tijd om te wennen, dan begint de kennismakingsweek. Ze kijkt er met hypernieuwsgierigheid naar uit.

Dinsdag brengen we haar naar Schiphol, waar ik nog net niet wenend ter aarde zal storten. Speciaal voor de gelegenheid neem ik mijn zonnebril mee. Ik zal op het laatste moment vast nog iets doms roepen, zoals: ‘Wees voorzichtig!’ maar dat moet dan maar.

En dan voorlopig geen: ‘Wat eten we, mam? Macaroni, yes, je bent de beste!’ Geen: ‘Moet Rosa nu alweer plassen?’ Geen lege toiletrollen in de houder, en geen hink-stap-sprong omdat er weer een wervelstorm door haar kamer getrokken is.
Maar ook geen: ‘Mam, wil je m’n essay nakijken op spelfouten?‘ Geen hulp in de keuken. Geen knuffel als ze weggaat/thuiskomt/naar bed gaat, geen lieve briefjes en geen vorsende ogen die mijn stemming peilen.

Ik ga haar ontzettend missen. Ik mis haar nu al, terwijl ze nog thuis woont (-: Maar het gaat niet om mij, het gaat om Roos, en ben vooral blij dat ze deze kans krijgt.
We gaan mekaar bellen, appen, mailen, skypen, kaartjes sturen… en wanneer we elkaar missen, kijken we gewoon op hetzelfde tijdstip naar dezelfde maan…

Het model en het haasje

Keek op de week (6)

In een groen, groen, groen, groen knollen- knollenland
Daar zaten twee haasjes heel parmant…
Hazen zijn zó mooi. Joris en ik tellen ze altijd wanneer we op fiets zitten.
Helaas: jachtseizoen is begonnen. Hoor aldoor schoten; vooral ’s ochtends vroeg. Zou het liefst geweer afpakken en leegschieten op achterwerk van jager.
Zoek assistentie. Iemand? Die-hien!

Wat vliegt een week!
Weet nog reclameslogan die in sociëteit hing toen ik twintig was: “Het leven begint bij veertig.” Dacht toen: anmehoela! Ben dan dood óf theemuts met krulspelden.
En moet je zien wat er van ons geworden is: we hollen maar voort.
In 2013, ten tijden van het Boekenweekgeschenk van Kees van Kooten, vroeg verslaggever aan hem: ‘Hoe komt u tot rust?’
Kees antwoordde: ‘Door dood te gaan. Eerder heb ik geen tijd.’

Ging met Kind ondergoed kopen. Roos vroeg assistentie aan verkoopster. Die kwam naar kleedhokje. Zei: ‘Meid, wat een prachtfiguur heb je! En dat lange rode haar. Je kan model worden!’
Horen we vaker. H & M spotte haar in Koopgoot en nodigde haar uit. Roos bedankte en zei: ‘Ik maak liever school af.’
Lingerieverkoopster vroeg aan mij: ‘Zou ze niet dat niet leuk vinden, model?’
‘Daarvoor is ze te bescheiden,’ legde ik uit.
‘Dan moet ze het niet doen.’
Aardige vrouw. Al was dat niet advies waar we om vroegen.

Naar internist geweest.
‘Die dokters worden steeds jonger,’ zei ik tegen Man. ‘Hij had amper baard in de keel. Wel een leuk type.’
Man zei vals: ‘Internist zal wel denken: patiënten worden steeds ouder.’
‘Leuk type schóónzoon,’ bitste ik. Joris had geluk dat we niet in mijn auto naar ziekenhuis gereden waren. Had anders met OV naar huis gekund

Ben leuk zomerjurkje uit opruiming rijker.
Een getailleerd mode. Twijfelde: staat me wel, staat me niet, welles, nietes…
‘Mam,’ zei Roos thuis, ‘jij kunt echt álles hebben.’
Had ik al gezegd dat Roos een lekker ding is? Roos is een lekker ding.
Vraag is: wordt het ooit nog zomer?

Roos heeft granola gemaakt. Is gezonde versie van crueslie. Diverse noten, havermout, zonnebloempitten en honing. Even in oven: klaar! Erg lekker in Franse kwark met vers fruit. Eet m’n vingers er bij op. Heb er nog zeven.

De ijskoningin

Van korte afstand kijkt hij op haar neer. Er gaat een ontegenzeggelijke rust van haar uit. Een rust die Charles sinds lang niet meer gevoeld heeft.
Het was een proces geweest dat was gestart op het moment dat ze hem griefde dat pijn deed tot op zijn tandsteen aan toe. Het was alsof ze de bovenkant van zijn schedel had opgelicht, gevuld had met ijsblokjes en deze gaandeweg naar beneden gekropen waren en om zijn hart waren gaan zitten.
Was de situatie andersom geweest, dan had hij haar tot in den treure mentaal gesteund. Was het naïef geweest van haar hetzelfde te verwachten?

Met gemende gevoelens kijkt hij naar het attribuut in zijn handen. Dat was het tweede waarmee ze hem gekwetst had en het had maar een haartje gescheeld of hij had zijn knuisten op haar los gelaten.

Tijdens het laatste gesprek met de oncoloog had deze hem verteld dat Charles met dat lichaamsdeel alleen nog maar kon plassen. Dat had hij zelf allang geconstateerd maar het interesseerde hem geen zak. Hij wás er nog!
Thuis had zijn vrouw hem smalend aangekeken.  ‘Jij bent geen man meer,’ had ze gezegd, ‘Slaap voortaan maar op het logeerbed.’

Nadat de ergste ijs kou gezakt was en er levensdrift voor in de plaats was gekomen, had hij achter haar rug om een postbus gehuurd in de stad, contant geld opgenomen van hun spaarrekening, een nieuw bankrekeningnummer geopend en was hij op zoek gegaan naar nieuwe woonruimte.

Haar dood was compleet onverwacht gekomen. Een hartaanval.
Morgen zal Charles niet bij de rouwplechtigheid aanwezig zijn. Hij heeft zijn persoonlijke spullen verzameld en in een gehuurd busje gezet. Later zal hij een container huren, de rest van de inboedel van hun gezamenlijk appartement erin dumpen en de huissleutel inleveren bij de huismeester.

Hij kijkt van het attribuut in zijn handen naar haar gezicht. Tegen beter weten in zoekt hij naar zachte lijnen. De vastberadenheid die hij voelt om te doen wat hij wil doen, is volkomen.
Hij doet een stap dichter naar de kist toe en moet nog behoorlijk hannesen om het ding op de juiste plaats te krijgen.
‘Zo,’ zegt hij hardop als het gelukt is. Met iets van triomf bekijkt hij het resultaat.
Dat haar woorden tegen hem zoveel impact op haarzelf zouden krijgen, had ze nooit kunnen bedenken.
‘Geen gezicht,’ had ze gezegd toen hij terugkwam van de pruikenmaker. ‘Met dat ding op m’n kop zou ik nog niet dood gevonden willen worden.’