Vleugels

Het huis is zo goed als leeg. Verhuisdozen staan opgestapeld langs de muur; in de woonkamer staan nog twee roodfluwelen fauteuils, en de oude zeemanskist van Vriendins opa die dienst doet als tafel. Het is vreemd, zo’n leeg huis, maar ook fijn want het heeft steeds minder Vriendinnigs.

Ooit fantaseerden we over een deur in de schutting, of eentje op de vliering omdat die zo knus op een wigwam lijkt.
Alles wat in ons opkomt flappen we eruit. Voer ik met een ander nog weleens een gesprek met de handrem erop, bij haar kan ik total loss gaan.
En we kunnen zo fijn bomen over het leven voor de dood.

Vandaag hebben we het toevallig over God.
‘Ik ben een beetje gek,’ zegt Vriendin.
‘Joh toch!’
‘Dus,’ vervolgt ze onverstoorbaar, ‘als ik een beetje gek ben, en God heeft mij geschapen naar zijn evenbeeld, is hij ook een beetje gek. Dat is mijn relatie met God en iedereen heeft recht op zo’n eigen relatie.’

Ze vervolgt: ‘Jij vertelde mij toch laatst een verhaal over een engel die jou geholpen heeft waar ik kippenvel van kreeg? Ik moet je wat vertellen over Carel. Je weet hoe hij over de kerk dacht. Het woord God kon hij amper uit zijn mond krijgen. Hij geloofde nergens in. Maar vlak voor zijn dood heeft hij engelen gezien. Hij zei’…Vriendin raakt met haar tong het puntje van haar neus aan en denkt na. ‘Hij zei: “Het is of ik in een ontspannend bad met golfslag lig dat gevuld is met liefde. De engelen zeggen dat ik welkom ben en zo voelt het ook. En ik begrijp ineens alles van mijn leven. In een flits.”
Even ben ik stil, dan merk ik op: ‘Dus is God niet tegen euthanasie anders had hij zijn engelen niet gestuurd.’
‘Dank je, daar was ik zelf nog niet op gekomen.’ Plots kijkt ze omhoog, dan weer naar mij en zegt: ‘Ik word ineens emotioneel…’
‘Wil je een schouder of zal ik even gaan piesen?’
‘Nee, ik wil roken. Kom, dan gaan we in de tuin zitten.’ Vriendin rookt niet in huis want dat is ongezond voor de hond.

Als haar sigaret op is, zegt ze: ‘Ik wil nog even naar het dorp voor een boodschap.’
Ik kom overeind. ‘O buuffie,’ zeg ik, ‘Ik ga je huis en je tuin waar ik mezelf altijd mocht binnenlaten als alles me teveel werd, missen. Jou niet natuurlijk.’
‘Dat laatste is geheel wederzijds,’ kust Vriendin me gedag.

Ik rijd snel naar Appie, koop een boterkoek, boerencake en de nieuwe Linda, en zet alles vlug neer in Vriendins hal.
Drie minuten later gaat de voordeurbel: Vriendin. Met in haar handen een cadeau. Voor mij.
Op een stukje lint staat de tekst: ♥ Omdat er nooit iemand anders dan jij de allerliefste Buuf kan zijn ♥
‘Jij bent echt gek,’ zeg ik.
‘Kijk eens,’ wijst ze, ‘speciaal voor jou: met engelenvleugels.’

Cijfers

Keek op de week (12)

Mocht weer naar neuroloog. Lekker scheuren over snelweg. Had liever met Joris’ auto gegaan. Lief werkte nota bene thuis! Zat met brede rug voor kast waar autosleutel in ligt. Al zou ik nakend voor zijn aangezicht gaan staan, zou hij nog met afwezige blik vragen: ‘Is er iets?’ Waarbij ogen bij “er” al terug glijden naar cijfers op laptop. Onbegonnen werk. Eén troost: na laatste APK trilt m’n auto niet meer bij 130 km/uur.

Overlevingspakket naar Roos verstuurd. Gevuld met lekkers, liefde en gezellige post. Plus keukenpapier met tekst: “hij was lekker, joh!” Zit lege verpakking van Magnum in (-:
‘Was versturen via PostNL zo duur?” vroeg Joris thuis ongelovig. ‘Had beter via DHL kunnen sturen of via de zaak.”
‘Regel jij toch het volgende pakket?’ zei ik liefjes.
Man – in al zijn wijsheid – zweeg.

Moest lachen om verschillende reacties over Keek op de week 11, waarbij ik verboden toegangsbord negeerde. Trouwe lezeres mailde dat ze dat vanzelfsprekend vond. Ene A. Noniem fulmeerde waar dat naartoe ging in deze wereld.
Beste Hallo Anoniem: Regels zijn voor mensen zonder eigen mening.

De herfst hangt in de lucht. De zonnebloem knikkebolt onder gewicht van koolmeesjes die  zaadjes eruit pikken. Merels vreten zich vol aan druiven en Saar kent leuk spelletje: ze geeft ruk aan Lathyrusrank, de droge peulen springen open en gulzig vreet ze de erwten  op. Ligt het restant buiten mondbereik dan geeft de luiwammes een nieuwe ruk.

Joris gaat komende week vier dagen naar Finland. Kind appte: “Doe dikke trui en jas aan. Is hier 7 graden en wordt nog kouder.
‘Vergeet je lippenbalsem niet, schat,’ voegde ik er zorgzaam aan toe.

Heerlijk, mieters, fantastisch, verrukkelijk, zalig, zalig, zalig (mocht dat woord vroeger op school niet gebruiken, want “zalig zij het pas in het Koninkrijk Gods”) geweldig fietsweer!
Laat dit blijven tot eind november, dan vorst erover voor ijsliefhebbers en na oliebollen weer zon, wind en 23 graden. ’s Nachts een buitje voor de boeren. Snap niet dat weergoden het boven zo slecht in de hand hebben.

Duwde Man kaart voor Roos in handen. Ik had al epistel geschreven en vroeg: ‘Schrijf jij er ook nog wat op?’
‘Wat moet ik schrijven dan?’
Zuchtte en antwoordde: ‘Vier cijfers van onze postcode, huisnummer en geboortejaar van je dochter.’
Man keek paniekerig.
‘Laat laatste maar zitten,’ adviseerde ik. Zó goed met cijfers is-ie nou ook weer niet.

Joris had op werk een dag training. Was gaapopwekkend saai en kwam afgeserveerd thuis. Mopperde: ‘Moet er ook nog examen in doen.’
‘Was er nog iets positiefs?’ vroeg ik.
‘Nee.’
‘Verzin eens opnieuw,’ drong ik aan.
Man dacht na. Toen – met glimlach – ‘Ja, toch! Ik kwam binnen. Hing gigantisch beeldscherm aan muur. Stond Bowie op en werd muziek van hem gedraaid.’
‘Heb jij nog tegen cursusleider gesnoefd: ‘Ik ben in Groningen geweest?’
‘Doe ik bij deel twee,’ beloofde Joris. ‘En als-ie de volgende keer geen Bowie op heeft staan, zal-ie ervan lusten.’
Attaboy!

Uit onderstaande foto blijkt dat ik niet in de wieg gelegd ben voor mondschilderes.

Lekke band

Ik geniet van de laatste kruimels van de zomer, zie een bankje en zet me neder. Mijn billen raken nauwelijks het hout of er komt een wielrenner aan fietsen die schuin naar beneden kijkt: een lekke achterband.
Hij stapt af en zet zijn geschonden rijwiel ondersteboven op het gras. Uit het achterzak van zijn shirt vist hij een reserveband en wippers. De man grabbelt verder in de zak en krabbelt daarna op zijn hoofd: geen plaksetje. Wat nu?
Met een gretige blik volg ik het tafereel.

De fietser pakt zijn mobiel, wil bellen maar voelt vrees voor moeilijkheden in zich groeien. Hij draait zich om naar het fietspad in de hoop een collega-fietser om bijstand te kunnen vragen. Vruchteloos.
‘U kunt uw achterwiel er toch uithalen?’ bemoei ik me er mee.
De man draait zich geschrokken om en ik zie hem calculeren. Hoe lang zit ik daar al? Hij herstelt zich, kijkt eens naar mij en mijn Barrel, zet zijn handen in zijn zij, laat ze weer zakken en zucht: ‘Ik…eh…weet niet hoe dat moet.’
Daar snap ik geen bal van. Alsof het intelligente hersenarbeid vergt. Ach, wie weet gunnen ze me boven gewoon een leuke middag!

Ik werp me op als barmhartige Samaritaan, keer de fiets om en zet het achterblad op het kleinste kransje achter. Draai de naaf los, trek het achterwiel eruit en hang de fiets aan het zadel aan het bankje. Zo blijft de ketting schoon.

De wielrenner aanschouwt het in verbijstering. Schichtig kijkt hij in het rond: als er maar geen bekende langskomt; dan wordt hij er de rest van zijn leven aan herinnerd dat een vrouwelijke wegenwacht zijn band verwisselde.
Met de wippers haalt hij de buitenband los, en wil de binnenband er met een swing uittrekken maar vergeet – waarschijnlijk van de zenuwen – het ventiel los te draaien. Je wordt ook niet dagelijks geconfronteerd met een bijdehante tante. Hij weet niet dat ik verder nergens in uitblink.

Wanneer de kapotte binnenband verwisseld is, doe ik net of ik niet sterk genoeg ben om de band op te pompen. Ik gun een man ook zijn pleziertje.
Ik krijg het wiel terug en met een mengeling van irritatie en bewondering kijkt de man toe hoe ik ‘m terug in de fiets hang. Nog even netjes afstellen…klaar! En zonder zwarte handen. Ik geef toe: dat is zelfs voor mij een wonder!

Schillies

Keek op de Week (11)

Hoezee! Joris doet achternaam – Goedbloed – eer aan.
Reed naar fietsenmaker op oude barrel en vroeg wat schade was om ‘m op te knappen. Man kwam opgetogen thuis. ‘Rijklaar voor 125 euro!’
Waarmee nut van assertiviteit bewezen is. Schrijf Barrel voortaan met hoofdletter.

‘Groente en fruit is duur,’ klaagt Roos. ‘Courgette kost drie euro en ijsbergsla 3,50. Doe boodschappen in goedkoopste supermarkt van stad. Verkopen daar alles: tuinplanten, meubelen, kleding… Ze hebben 35 kassa’s!’
Ga Kind pakket met lekkers sturen onder motto: help Roos de winter door.
Envelop met speculaaskruiden om kruidnoten te bakken is verstuurd. Sterker nog: nootjes zijn gebakken en al op!

Geniet me bijkans bewusteloos op Barrel. Zelfs bij 30 graden.
Kwam boer tegen die koeien in trailer achter tractor laadde.
‘Wat gaat u met die koeien doen?’ vroeg ik brutaal doch op vriendelijk toon.
Hij droeg onderhemd, korte broek en werklaarzen. Zweet gutste van z’n lijf.
‘Naar wei met meer schaduw brengen,’ antwoordde hij vermoeid, terwijl hij met onderarm zweet van voorhoofd veegde. Stapte daarna in glazen cabine van tractor. Had te doen met boer.

Fietste met Man langs Lek. Stond hek met bord: verboden toegang. Joris wilde omkeren.
‘Kom op,’ zei ik. Voelde me net Eva. Stonden allemaal brandweer- en politiewagens langs dijk. ‘Kijk, daar hangt iemand in elektriciteitsmast,’ wees Man.
‘En daar twee opblaaslijken in de rivier!’ riep ik enthousiast. ‘Er is vast een oefening.’
Brandweeragent hield ons tegen. ‘U mag niet verder. Het is afgezet vanwege wedstrijd.’
‘Ik kan wel lezen,’ zei ik schuldbewust, ‘maar dacht: ik probeer het gewoon.’
Brandwacht keek meelijwekkend naar Man.

Vriendin heeft schillies. Twee roodwangschildpadden. Ze leven 18 jaar lang en gelukkig in vijver maar nieuwe bewoners gaan vijver dempen. Ik wist opvangadres bij particulier, speelde tussenpersoon, en mochten schillies brengen.
Hebben daar waanzinnige tuin waar ik – als ik over dijk scheur – altijd naar móet kijken: mega-vijver, smalle paadjes, doorkijkjes, hoogteverschillen en…badkuip.
Vijf schildpadden lagen te zonnen op boomstronk maar plonsden water in zodra ze mij zagen.
Liep trapje af, zette grootste schildpad op onderste tree (nog zwaar zo’n beest) en zei: ‘Dag Schillie,’ en weg zwom-ie. Tweede ging net zo. Krijgen het goed daar.

 

Alfredo!

Te midden van auto’s, fietsen, scooters en een tractor met oplegger, staat een camper met zeven kinderen. Plus nog een baby op moeders arm, maakt acht. De kinderen variëren in leeftijd van – zeg – drie tot acht jaar, en het zijn stuk voor stuk stuiterballen.
Moeder draagt een fleurig sjaaltje waar bruine krullen onder vandaan wippen. In onvermoeibaar Italiaans roept ze aanwijzingen naar haar koters. Om een mij onduidelijke reden moeten ze zelfstandig de pont op lopen.
Ik zou ze in de rijdende kubus smijten, maar ik heb slechts één kind en ben geen ervaringsdeskundige.
Langzaam stroomt de pont vol en vertrekt.

Als je tussen de trekker met oplegger door loert, kun je de Italiaantjes over de reling zien hangen. Allemaal keurig op een rijtje. Vader hangt uit het raam om de overtocht te betalen. Hij wijst naar de reling: zeven kinderen.
Zes, gebaart de kaartenverkoper.
Nee zeven, bemoeit moeder zich ermee.
Zes, houdt de pontmedewerker vol.

Moeder kijkt, telt, schrikt en roept: ‘Alfredo! Alfredo!’
Grote commotie alom. Nergens een jongetje dat reageert op deze naam.
Vader en moeder roepen nu tweestemmig.
De koele wind die zojuist nog over de Lek blies, is verdwenen.
Vader stapt uit en beert tussen de auto’s door. Hij komt terug bij zijn vrouw en schudt zijn hoofd.
Moeder zet het op een gillen. Geschrokken van het geschreeuw, begint de baby te huilen.

Omstanders die het tafereel gevolgd hebben, turen unaniem naar een eenzaam jongetje op de kade. Er staat echter alweer zoveel verkeer voor de volgende overtocht te wachten, dat een klein kind zo een, twee, drie niet opvalt.
De pont is aan de overkant en het verkeer komt weer tot leven.
Voor de Italiaanse familie zit er maar één ding op: mee terugvaren en Alfredo oppikken.

‘Is Alfredo nog herenigd met zijn familie?’ vraag ik op mijn terugtocht aan een pontmedewerkster.
Ze knikt. Haar collega heeft na de vermissing de schipper ingelicht en die heeft de kerk aan de overkant (pal naast de aanlegsteiger, red.) gebeld. Er is een vrijwilliger geronseld om Alfredo te zoeken, zijn hand vast te pakken en niet meer los te laten. Toen de vader zijn zoontje zag, verkocht-ie ‘m eerst een hijs en drukte hem daarna zo stijf tegen zijn harige borst dat het kind bijna gesmoord werd.
Het zal je kind maar wezen…