Keek op de week (17)
Koud drie dagen na onze trouwdag leek huwelijkscrisis nabij.
Sinds ik gestopt ben met consumeren van suiker haal ik menig koolhydraat uit groente/salade. Joris observeerde hoe ik spinazie at en zei: ‘Je lijkt wel een geit!’
Je. Lijkt. Wel. Een. Geit!
Dat zeg je toch niet tegen je vrouw?
Zie – na enig denkwerk – voordeel van opmerking in: kan ‘m tegen hem gebruiken.
Het sneeuwt!
In Finland.
En flink ook. ‘Leven gaat door alsof er niets aan de hand is,’ appt Roos.
Lijkt me heerlijk: wonen in land zonder codes geel/oranje/rood of bemoeienis van overheid hoe sukkelige burger moet omgaan met “tegenslag.”
Kind heeft warm gevoel want is geslaagd voor tentamen Fins. Wéér een taal(tje) erbij. Nummer zeven. Voel me als ouder wel steeds dommer worden.
Kwam onderweg egeltje tegen. Beest was levensmoe want slingerde sloom langs provinciale weg. Zette auto in berm en pakte het voorzichtig (au!) op. Legde het een eind aan de overkant van een sloot in de bosjes. Egel rolde zich op tot balletje, daarna op de zij en toen op rug. Kon z’n koppie zien. Maakte vliegensvlug foto en rolde ‘m terug.
’s Avonds wezen kijken: egel was weg. Had anders kattenvoer gekocht en ‘m naar opvang gebracht.
Las waargebeurd grapje op internet.
Moeder vertelt: “De deurbel gaat, ik zit in bad. Mijn zoon rent naar de gang (hij mag de voordeur niet openmaken i.v.m. de hond). Ik hoor hem door de brievenbus naar buiten gillen: ‘Mijn moeder zit te poepen, over een halfuur is ze klaar!’ Even later rent hij de badkamer in en zegt op een fluistertoon: ‘Ik heb maar niet gezegd dat je in je blootje in bad zat.”
Kwam oude zwart-wit foto’s tegen van toen we nog in Rotterdam woonden. Ging vaak met favoriete nicht naar Diergaarde Blijdorp. Daar kon je overdag het donkere verblijf van vleermuizen in die omgekeerd aan een stok hingen, of los rondvlogen. Dames die dat niet wisten, renden hysterisch naar buiten. Bewaar daar goede herinneringen aan.
Was prachtig zonnige herfstweer. Man, Rosa en ik reden met auto naar nabijgelegen natuurgebied. Vrijbuiterden rond in de zon. Onze billen raakten net een bankje of we werden belaagd door zwermen lieveheersbeestjes. Zaten in mum van tijd overal: achter brillenglazen, op onze broek, trui, schoen, haar, wang…En je wilt ze niet pletten, hè?
Stapten snel op.
Hádden we maar wat langer gezeten.
Deelden flesje water.
Waren we maar zuiniger geweest.
Terug bij auto: schoenen omwisselen, jas uit en achterklep dicht.
En toen…naar huis lopen want autosleutel zat in jaszak.
Zon scheen. Koeien liepen buiten. Hoorden en zagen buizerds. Ganzen verzamelden zich voor reis naar zuiden. Prijs je rijk!