Aangerand in de tram #wijoverdrijvenniet

“27% EU-Europeanen vindt het oké (‘justifiable’) dat vrouwen in sommige situaties seksueel misbruikt worden. Als een vrouw bijvoorbeeld dronken is of zich uitdagend kleedt, als ze niet duidelijk ‘nee’ heeft gezegd en geen verzet geboden heeft, vindt minstens 1 op de 4 Europeanen het begrijpelijk als ze daardoor tot seks gedwongen wordt. ”
Dat meldde Europees Commissaris van Justitie Vera Jourova in een toespraak in Brussel, tijdens de opening van de campagne ‘Vrouwen tegen Seksueel Geweld’.

Ik las het hier en het was alsof ik een klap in m’n bek kreeg.
Sinds voorjaar 1989 is er niets veranderd….

***

Overdag is het Scheepvaartkwartier een statige buurt. Na kantoortijd – en zeker na overwerk – is de elegantie ver te zoeken: sexclubs openen hun deuren en schorriemorrie bevolkt de straten.

Op de hoek wacht ik op lijn vijf.
Altijd hetzelfde liedje. Alsof ik de eerste de beste stoephoer ben, roepen automobilisten door hun open raam: ‘Hoeveel kost pijpen, schatje?’
‘Schoonheid, wat kost het om jou een uur te verwennen?’
Dat ik ieder oogcontact mijd, ontgaat ze.

De tram is leeg op vijf mannen achterin na.
Ik ga in het midden bij de deuren zitten. Alsof ik de stroop en zij de vliegen zijn, komen de ze op me af. Eén gaat naast me zitten, twee voor me en twee achter me op een bank. Ik kan geen kant op en voel me gemangeld. In mijn hoofd gaat het alarm van de eerste maandag van de maand af.

De kerels zijn zonder douchen de deur uitgegaan, hebben tatoeages, dragen korte mutsen en spreken Zweeds. Waarschijnlijk zijn ze afkomstig van het Zeemanshuis.
Ik spreek mezelf moed in: het zijn maar twee haltes. Zo belangstellend mogelijk kijk ik uit het raam.
Ineens voel ik een hand op mijn rechterknie. Terwijl mijn hart tegen mijn huig springt, roep ik tegen de kerel naast me: ‘Blijf met je poten van me af!’ en kijk hem met intense doodsverachting aan.
De Zweden proberen me na te zeggen en er wordt gelachen. Dit belooft een leuke rit te worden en hij is nog maar net begonnen.

De gluiperd naast me grijnst onaangedaan en legt zijn hand een stukje hoger.
Paniek laait op; ik heb het allemaal al eens meegemaakt. Ik moet weg! Ik moet onmiddellijk weg!
Nadenken is uitgeschakeld; ik handel puur uit overlevingsdrang. Ik spring overeind en geef mijn buurman met mijn elleboog een hengst in zijn gezicht. Hij is even overrompeld, waardoor ik vliegensvlug op de bank kan klimmen en over de kerel heen kan springen.

Trillend over heel mijn lijf kijk ik naar de bestuurder.
Hij kijkt terug en negeert me.

Nu wil de zeeman verhaal halen. Terwijl de rest geamuseerd toekijkt, komt hij bij me staan. Hij loopt twee rondjes om me heen, grijpt me onverwacht van achteren beet en maakt wilde rijbewegingen waarbij zijn hand mijn kruis betast.
Tranen van onmacht springen in mijn ogen. Ik ben bang maar voel vooral woede. Tomeloze woede en die geeft me kracht. De tram staat stil voor het stoplicht en ik grijp mijn kans. Ik worstel me los, doe twee stappen vooruit en trap net zolang tegen de tramdeuren tot ze open gaan.

Bij het uitstappen struikel ik over mijn benen. Ik krabbel overeind en kijk achterom: de Zweden twijfelen maar besluiten de achtervolging in te zetten. Ik weet al waar ik naartoe wil en trek een sprint.
Vierhonderd meter verder trek ik de deur van een tijdelijke politiekeet op het Eendrachtsplein open. Rechts staat een prullenbak, ik buig voorover en gooi mijn avondeten er uit.

Met een papieren zakdoek veeg ik m’n mond af.
Blijkbaar gaan hier vaker mensen over hun nek want de agente achter de balie vraagt zonder blikken of blozen: ‘Wilt u een glas water?’
Ik knik.
Het glas drink ik in één keer leeg. Ik haal diep adem en wil iets zeggen maar breng alleen gestamel voort. Ik sla een hand voor m’n gezicht. Het laatste wat ik wil, is huilen.
Uiteindelijk mompel ik: ‘Mannen…ze vielen me lastig.’
‘Wilt u aangifte doen?’ vraagt de vrouw vriendelijk.
Ik schud nee. ‘Wilt u met me meelopen naar het metrostation?’ vraag ik.

Ze houdt de deur voor me open en we lopen naar buiten. Het plein is zo goed als verlaten.
We lopen de trappen af naar beneden en zien dat ook het perron leeg is. De metro komt er al aan.
De agente wacht tot ik ben ingestapt.

De volgende dag op m’n werk vraag ik of ik voortaan na overwerk een taxi naar de metro mag nemen, omdat ik ben “lastig gevallen.”
Voor het antwoord heeft de onderdirecteur geen bedenktijd nodig. ‘Ga lopen,’ zegt hij, ‘het zijn maar twee haltes.’
Ik had elk antwoord verwacht, maar niet dit. Prompt val ik stil en sta daar te staan.
Hij kijkt me geïrriteerd aan. Zijn blik zegt: wat doe je hier nog?
Mijn tong doet het weer. ‘Ik hoop dat uw dochters later een betere werkgever treffen,’ zeg ik en loop weg. Jammer dat de deur een dranger heeft, anders had ik ‘m achter me dicht gesmeten.

Huilend trek ik me terug op het damestoilet.

Deze blog staat ook gepubliceerd op HoeVrouwenDenken.

Droomauto

Keek op de week (20)

Zijn er werkelijk nog mensen die denken dat chocoladeletter M van 200 gram meer chocola bevat dan J van 200 gram? Is een gemiste kans van overheid. Had ze postbus-51-spotje van kunnen maken.

Hoorde bij drogist gesprek tussen twee dames. Eentje met peroxide-blond haar had tandenborstel en pasta in hand. Andere dame was een kop kleiner. Ze stonden te bakkeleien maar ik kon helaas niet horen waarover.
Uiteindelijk riep korte vrouw: ‘Jij kan beter je tanden gaan poetsen. Houd je tenminste je mond!’
Blonde vrouw keek haar met mond vol tanden na. Had anders natuurlijk geen pasta en borstel hoeven kopen. 

Heb acupunctuurbehandeling gehad en mag gedurende 24 uur geen metaal aanraken. Niet: de knoop en rits van spijkerbroek – haarspeldjes – autosleutel-  handvatten van deuren, ramen en kasten –doorspoelknop van wc – hondenriem… Moet eten met plastic bestek en dat alles om balans in lichaam te herstellen. Typ dit met latex handschoenen.

Straat opgebroken! Hadden ze geen bord kunnen plaatsen?
Wilde keren, stond ineens vrachtwagen oud papier van ijsclub achter me. We konden elkaar niet passeren.
Zag gaatje naast auto op woonerf. Moest daarvoor wel achteruit inparkeren; mijn favoriete manier. NOT.
Eigenaar van auto kwam uit huis om te kijken of alles goed ging. Vuilnismannen keken toe. Hartslag schoot als bliksemschicht omhoog.
Riep mezelf tot orde. Ik kan dit! Ik ga dit doen! En in één keer!
Gas geven…Meneer, houd uw bierbuik in want ik rijd ‘m er zó af…(Kerel hield vooral zijn adem in)…sturen…
Gelukt.
Heren keken ietwat teleurgesteld.

Reed op rotonde. Auto van rechts minderde vaart om vervolgens turbo aan te zetten. Moest vol in remmen, voelde achterkant van auto slippen maar liep goed af.
Hoorde achter me hevig getoeter. Automobilist maakte wilde armgebaren en besloot  zwaaisessie met getik op voorhoofd.
Alsof ik iets aan bijna-botsing kon doen! Zag tot verbijstering dat kerel uitstapte ondanks dat z’n vrouw ‘m probeerde tegen te houden.
Deed snel autoportier op slot, wachtte tot-ie vlakbij was, en gaf gas. Toeterde iedereen naar hem!

Zaterdag kwam in Finland bij Kind de Kerstman aan. Op slee getrokken door rendier.
‘Vieren jullie nog Sinterklaas?’ vroeg Roos door telefoon.
Riep: ‘Tuurlijk! Hoef cadeaus nu niet met jou te delen, krijg dus véél meer.’
Het zal kind jeuken. Zij bivakkeert dan fijn een week in Lapland.
‘Mam, heb de stroopwafels uit pakket gedeeld met vriendinnen. Vind je dat niet erg?
‘Is juist lief! Alles wat je deelt smaakt beter.’
‘Ze konden “stroopwafel” niet uitspreken. Maakten er “stroepwefel” van.’

Nog 36 dagen. Vraag van Roos: Wat is je droomauto?
Speel ik door naar jullie. Roept u maar!

Kakmadam

De herfstbladeren dansen door de straat van de nieuwe wijk. Rosa hurkt in het gras en doet een plas. Ik kijk naar spreeuwen die zich verzameld hebben in de bomen wanneer ik een gebiedende stem hoor vragen: ‘Dat ruimt u toch wel op, hè?’
Ik draai me om. Joh toch! Een een auto van de gemeentehandhaving.

Ik kijk in het gezicht van een kleurloze vrouw met praktisch haar en een beginnende maagzweer.
Zou ze mij niet eerst fatsoenlijk kunnen aanspreken? Ik zou beginnen met goedemorgen.
‘Mevrouw, een plas opruimen lijkt me nogal lastig.’
‘Dat is geen plas, uw hond zit te poepen!’
‘Nee. Mijn hond is een vrouwtje en plast gehurkt.’ Voor mijn doen en op dit vroege tijdstip klink ik best vriendelijk
De vrouw houdt vol dat het om een grote boodschap gaat.

‘Kom maar kijken!’ nodig ik haar uit. Mijn wijsvinger gebaart spontaan mee.
Huh, moet zij zich laten commanderen door een burger? Haar bril beslaat ervan.
Zwijgend stapt ze uit, zet haar bril recht en gaat gebogen boven het gras staan.
O, o, o, de teleurstelling. Het is alsof alle natuurkrachten uit het universum tegen haar samenspannen.

‘Wat is dat daar?’ wijst ze een halve meter verder.
Ik bekijk de drol die al een tijd ligt te vergaan en naar alle waarschijnlijkheid afkomstig is van een juffershondje.
‘Die drol is niet van mijn hond. Als Rosa heeft zitten kleien, hoeft niemand z’n bril recht te zetten om het eindresultaat te bewonderen. Die van haar zijn zo,’ zeg ik trots. Mijn handen geven het formaat van een frikandel aan.

De vrouw staat mijn argument zichtbaar te overdenken. Met gestaag afnemend enthousiasme over de hoop, hunkert ze naar haar warme stoel in de auto.
Ze wilde wilde vast bij de Koninklijke landmacht maar werd afgekeurd. Zal ik roepen: Voorrrrwaarts mars?

‘Wat doet u als uw hond heeft zitten kakken?’ vraagt ze streng.
Gedienstig antwoord ik: ‘Dan raap ik het op met een plastic zakje,’ en denk erachteraan: en smeer de brownie uit over je ganse voorruit.
‘Zo niet, dan krijgt u een boete!’ doceert ze streng. ‘Oók wanneer u niet in het bezit bent van een poepzakje.’
‘Wat koste het beledigen van een ambtenaar in functie?’ informeer ik.
‘130 euro. Hoezo? Gaat u schelden?’
Nee…ik was met mijn gedachten nog bij de brownie.
‘Ik ga weer verder,’ zeg ik. ‘Kijken of ze nog meer moet doen.’ Ik hoop dat de twinkeling in mijn ogen de vrouw niet ontgaat.

De volgende dag.
Joris komt terug van een rondje met Rosa. ‘Die vrouw van de overkant…met die twee hondjes…?’
‘Ja…’
‘Die zegt dat ze in de wijk vijf bekeuringen hebben uitgedeeld. Drie aan mensen die met hun hond liepen te ballen; de andere twee omdat de eigenaren de drol van hun hond niet wilden opruimen omdat ze alleen hadden zitten plassen. Jij hebt geluk gehad!’
‘Geluk?’ snuif ik. ‘Ik had een dna-test geëist. Wat denk je?’ vraag ik aan Joris, ‘die functie van die kakmadam…zou dat een baan zijn of een taakstraf ?’

Koolmonoxidevergiftiging

Keek op de week (19)

Daar is-ie dan: “Ik hou van je” in het Fins.

Heb vit D tekort. Kreeg gezond en 100% natuurlijk supplement voorgeschreven.
Zei: ‘Als het van levertraan uit walvis afkomstig is, hoef ik het niet.’
Gefronste wenkbrauwen. ‘Ook niet tbv gezondheid?’
‘Nee. Is tegen m’n principe.’
Geroffel op toetsenbord… ‘Google zegt dat het niet van walvis is.’
‘Kijken?’
Slik nu kabeljauw.

Roos ingeburgerd in Kuopio. Spreekt aardig woordje Fins (had 9 voor tentamen,) gaat naar sauna en eet rendiervlees tijdens lunch op uni. Kortom: geen allochtoon meer. Uitdaging té groot om woord niet te gebruiken.
‘Het is winter!’ joelt ze per app. ‘Bergen sneeuw en overdag -11. Vanmiddag sleeën.’
‘Nog geen code rood?’
‘Haha, doen ze hier niet aan! Kom niet meer fietsend heuvel op en is om 15.45 uur al donker,’ klaagt ze.
‘Niet aanstellen. Hollandse meid!’

Lag ’s nachts half vier wakker. Verveelde me te pletter. Zette slaap wakker-app uit op telefoon, sloop uit bed en keek naar NOS. Splendid nieuws: Hillary ruime voorsprong; Bill zou first gentleman worden.
Terug naar bed, dommelde weg, weer wakker, opstaan, ontbijten…nam hap en keek op telefoon. Verslikte me. Hersenen konden het niet verwerken.
Creep mag dan gewonnen hebben, blijft een loser.

Help Roos de winter door! Weer overlevingspakket gemaakt.
Bood het Joris aan. ‘Verstuur jij het deze keer via zaak of DHL?’ Wist al wat hij ging zeggen.
‘Voel eens aan je voorhoofd. Regel dat maar lekker zelf.’
‘Laat jij dan vanavond de hond uit?’ vroeg ik liefjes
Man knikte welwillend. Logisch: hij laat ’s avonds altijd hond uit.

Man liep bij nieuwe buren langs. Mocht ook binnen komen.
Buurman vertelde dat vrouw op zolder aan het klussen was en onwel werd. Snelde naar haar toe, werd zelf ook naar maar sleepte haar desondanks mee naar beneden. Liet meteen installatiebedrijf komen. Wat bleek? Ketel lekte koolmonoxide.
Joris zei: ‘Gaat gelukkig goed met allebei.’
‘Wat erg. Moet er niet aan denken dat ze alleen was.’
‘Ook typisch,’ zei Man. ‘Heb net twee O2-melders gekocht. Buurman zei: je moet ze laag hangen.’

Sint is weer in het land. Ga vanavond schoen zetten! Hoop dat Zwarte Piet er iets instopt. Vrees het ergste. Ben stout geweest volgens Joris.
‘Wees blij als schoen er volgende ochtend nog staat en Rosa ‘m niet heeft opgevreten,’ zei hij. Man lag slap van lach. Apart soort humor…

Nadeel van In.nerlijke Reis: borrelt van alles (van vroeger) omhoog. Alles wat ik deskundig diep heb weggestopt. Is kut. Opborrelen duurt meestal een jaar. Heb iets om naar uit te kijken.
Denk toch dat 2017 mijn jaar wordt.

Toeval bestaat niet. Had dip-dag en kreeg prompt kaart van Vriendin.
‘Als we later groot zijn, zullen we dan net doen als de meisjes op de voorkant van de kaart? schreef ze.
Zie ons al zitten.

 

Fien

Een man met de omvang van een binnenvaartschip komt ontspannen aanfietsen. Vlak bij Rosa en mij stopt hij, gespt de hondenriem los en zegt tegen zijn hond: ‘Zo Fien, ga maar lekker spelen.’
Zijn hond – een Briard – is een buitensporig opgetogen beest. Ze is blond, langharig, heeft aaibaarheidsfactor 80, en ze wervelt en bruist.
Helaas wil Rosa niet spelen. Ze heeft een bál, staat naast een slóót en daar komt alleen een eend tussen.

Teleurgesteld stapt de man weer op zijn kolossale fiets, maakt net vaart als Rosa haar bal laat vallen. Beide honden vliegen eropaf en wringen zich in bochten om bij de bal te komen. Ze rennen onbesuisd voor de fiets langs en om de dieren te ontwijken, geeft de bestuurder een ruk aan het stuur en rijdt recht op de sloot af.

Er is geen bedenktijd.

Ik laat m’n jas en werpstok vallen, grijp de bagagedrager en ga er met mijn volle gewicht aan hangen. Het voorwiel belandt in de sloot; daarna blijft de fiets op een trapper in de berm hangen. De man maait tevergeefs met zijn voeten naar houvast en valt uiteindelijk met fiets en al schuin op de grond. Terwijl hij overeind krabbelt, kleuren zijn witte wangen vuurrood en stamelt hij: ‘Dat scheelde maar weinig. Ik ga er maar eens vandoor.’
Fien zet de achtervolging in.

Rosa kijkt me aan: Baas, komt er nog wat van? Ik zit hier al anderhalf uur met die bal in m’n bek. Zeg “los” en geef dat ding een loeier.
Ik ken mijn plaats, voldoe aan haar wens en de bal patst in de sloot.
Alsof het een startschot is, draait Fien zich om, holt richting Rosa en springt achter haar aan de plomp in.
Onder het kroos en de drek klauteren ze allebei weer op de kant.
Uit Fiens lange haren druipt van alle kanten kroos en modder. En ze ziet zwárt…
Het is erg, het is vreselijk, maar ik kan mijn lach niet beheersen.

Aan de blik op het gezicht van de eigenaar zie ik wat hij zal gaan zeggen. Zijn stem slaat erbij over: ‘O. Mijn. God. Hoe krijg ik dat beest schoon?’
‘Eerst schoonspoelen in de grote sloot naast het voetbalveld,’ tip ik hem, ‘en daarna met de tuinslang en groene zeep.’
‘Groene zeep?’ herhaalt de man.
‘Ja. Driehoek groene vloeibare zeep.’
De man knikt en herhaalt als een mantra: ‘Driehoek groene vloeibare zeep. Driehoek groene vloei…’

Terwijl haar baas vertrekt, blijft Fien nog even staan. Haar ogen fonkelen van hartstocht, alsof haar intuïtie zegt dat het goed was.