Op lemen voeten

In de zon en uit de wind was het heerlijk toeven.
Mensen schoten als paddenstoelen uit hun huizen. Ook Joris en ik. We reden naar natuurgebied de Za.ag waar het wel de vierdaagse leek. Dat krijg je wanneer iets gepromoot wordt.

Een echtpaar parkeerde hun Auwdi naast onze auto en stapte uit. Allebei gehuld in zondagse kledij en akelig dure schoenen.
Joris stootte me aan en fluisterde: ‘Wedden dat die straks omkeren?’
Even later wurmden we ons door het ijzeren toegangshek. Het onverharde pad erachter lag er minder dras dan anders bij.
Desondanks schudde de Auwdi-vrouw zorgelijk haar speciaal voor rampen gereserveerde blik. ‘Hank, dit gaat ‘m niet wurden,’ zei ze tegen haar echtgenoot.

Tot onze verrassing stond er bij de splitsing naar links een bordje met “Verboden toegang.”

Iedereen liep braaf naar rechts behalve Man en ik.
Het bordje zei: “Geen wandelpad.”
Klopte helemaal! Het was een glibber- en glijpad.

Wij baggerden voort. Dan weer links, rechts, of het midden van het pad kiezend. Passeerden de autosloperij en het waterzuiveringsbedrijf. In de griend werd duidelijk waarom het geen-wandelpad-bordje was geplaatst: er werden driftig wilgen geknot. Op de achtergrond uitzicht op de Lekdijk.

Voorbij de roestige Beverbrug wrongen we ons tussen de houten palen het natuurgebied in.
De lucht blauw; knoppen aan de bomen: hier waren we voor gekomen.

Rosa – die aan een ernstige vorm van zelfoverschatting lijdt- probeerde een hele boomstam mee te sjouwen. Goed dat er geen andere wandelaars waren want die had ze van het pad gemaaid.

Joris zag het met zijn haviksogen als eerst: een zelfgemaakte hut. Wie droomt er niet van?

Onze ogen puilden uit toen we de verzamelde hoeveelheid (bouw)materialen aanschouwden. Hardop speculeerde Man – gek op getallen – hoeveel keer opa en oma heen en weer waren gelopen. In het gunstigste geval konden ze de spullen in een zeepkist over het baggerpad gesleurd hebben, waarna alles over het houten hek van het natuurgebied getild moest worden en dan nog een kilometer over hobbelig gras.
Op het bruine bord naast de ingang stond met witte verf de naam van de eigenaren en bouwers van de hut geschreven.
We leerden vooral één ding: dat opa en oma héél veel van Ferry, Sjouke, Noor, Ralf, Wies en Kim houden. En dat ze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in bed liggen met een hernia.

Hoerigan

Keek op de week (63)

Ondanks dat Saartje je-weet-wel-konijn is, krijgt ze het in voorjaar zet en strijk op haar smalle konijnenheupen want wil graag nestje bouwen.
Trapt handdoek uit hok en verscheurt kranten tot snippers. Probeert daarna vruchteloos gat in bodem te graven.
Als dat almaar niet lukt, vertaalt ze haar broedsheid in vandalisme wat haar naam hooligan bezorgt. Roos placht haar zelfs Hoerigan te noemen.
Hoerigan sprong afgelopen week op fauteuil waar mijn leren tas op stond. Vrat hengsel kapot en jumpte daarna – hup! – van stoel op kastje. Smulde verlekkerd van blauwe druifjes en kiepte restant met pot en al op grond.
Bleef in woede hangen en raasde als Roeland het stro uit haar kattenbak. Blind paard in porseleinkast was er niets bij.
Roos kwam beneden, aanschouwde ellende, maakte foto’s en ruimde rommel op.
Deed ’s avonds uitgebreid reportage van ramp en illustreerde geheel met foto’s.
‘Wáár-om hebben wij loslopend konijn als huisdier?’ riep Man. Gooide daarbij handen en hoofd theatraal in lucht en bleef zo staan. Alsof hij antwoord van boven verwachtte. Dat bleef uit.
Waarop ik maar zei: ‘Omdat ze zo lief is wanneer ze slaapt.’

Woensdag: gemeenteraadsverkiezingen en referendum.
Man werkte thuis, met nadruk op werkte.
Ik mocht zijn stem uitbrengen. ‘Voor of tegen sleepwet?’
‘Voor.’
‘Wat! Ben jij voor?’ riep Kind. ‘Alleen oude mensen stemmen voor, hoor. Omdat die “niets te verbergen hebben.”’
‘Heb je het filmpje van Lubach niet gezien?’ bemoeide ik me ermee.
‘Oké, oké, dan ben ik tegen,’ zei Man. Zijn ogen kleefden als zuignappen aan scherm met cijfers.
‘Op welke partij wil je stemmen? Ik stem op deez plaatselijke. Mooie verkiezingsposter, hè?’ gebaarde ik naar ooievaar met twee jongen op nest.
Geen contact.
Draaide poster om en hing ‘m voor beeldscherm met getallen: ‘Dit zijn hun standpunten.’
‘Joris keek een hele seconde en zei: ‘Doe mij die ook maar.’
‘Man of vrouw?’
Joris sprak toonloos: ‘Wat jij wil.’
‘Het is jouw stem, hè? Je kan ook zelf gaan.’
‘Een man,’ haastte Man zich te zeggen.
Done!

‘Had ik weer,’ mopperde Roos tijdens avondeten. ‘Stond bij bushalte rauwkost te eten. Een vrouw keek me nijdig aan en begon me partij te zuchten. Daarna stopte ze wijsvingers in haar oren. Dan ben je toch niet lekker in je hoofd? Mensen zitten vaak naast me te roken of broodje Donner te eten. Zeg ik nooit iets van. Maar ja,’ nuanceerde Kind, ‘misschien vertelt die vrouw nu thuis: stond jonge griet bij bushalte met malend smoelwerk peen te knagen. Een herrie dat dat maakte. Niet normaal!’
Ik relativeerde: ‘Als mensen zich dáár druk om maken, hebben ze geen zorgen.’

Tante Roos paste onverwacht dag op neefje.
Was wederzijds succes.

Erken ME!

Poeh! Goed dat ik op een stoel zat toen Dien me de NOS-link appte, anders was ik gestrekt op het keukenzeil beland:

“ME-patiënten die altijd weggezet zijn als aanstellers, krijgen eindelijk erkenning. CVS/ME
is een ernstige chronische ziekte die voorheen door artsen werd afgedaan als een psychische aandoening.”

Lezers die me langer kennen, weten dat het over het Chronisch Vermoeidheid Syndroom of Myalgische Encefalomyelitis gaat.

Tot halverwege 2010 deed ik zeven dingen tegelijk. Deed als zzp’er inkopen op de bloemenveiling en gaf ’s avonds les. Hielp op Roos’ school. Rommelde in het  huishouden. Ik racefietste wekelijks 450 km, liep 20km hard en ging naar karate, en ineens was het: BOEM! Mijn lijf zei: flikker op, ik doe niet meer mee!

Ik deed hele dagen niets en toch werd de vermoeidheid en ik kreeg griepklachten die bleven.
“U heeft een depressie,” zei m’n huisarts.
M’n grootje. Die kreeg ik er gratis bij omdat ik van stilzitten ging janken. Ik hoopte dat ik iets van voorbijgaande aard had zoals de ziekte van Pfeiffer, maar bleek een gezonde zieke: alle te prikken bloedwaardes waren oké.
Bleef er maar een ding over: “Het zit tussen uw oren.”
Ik voelde me een zandkorrel in de wind.

Wat qut is, is dat je aan de buitenkant niets ziet. Voor een activiteit eet ik pijnstillers en doe gezellig. Niemand ziet hoe ik naderhand thuis op een stoel hang en de dag erna tol moet betalen.

Bij CVS is heel je systeem uitgeput. Vergelijk het met een zware griep met spierpijn en een algeheel gevoel van slapte. Sinds ik die ziekte heb, ben ik allergisch voor licht, geluid en drukte. Meer dan drie mensen is al een menigte.

Geroezemoes, een sociaal gesprek voeren tussen tien personen…het kan me gestolen worden. Net als achtergrondmuziek want die klinkt bij mij op de voorgrond. Uit eten met een gezelschap is een straf; ik krijg al wallen als zitzakken als ik eraan dénk.

In den beginne probeerde ik uit te leggen dat dat lamlendige griepgevoel en die allesoverheersende moeheid niet tussen mijn oren zat, maar daar ben ik mee gestopt nadat een geliefd familielid zei: “Ik heb precies hetzelfde als jij maar ik ga morgen gewoon naar mijn werk.” Had ik mogen kiezen, had ik liever een mes in m’n rug gekregen.

Wees eerlijk: als jij griep hebt, heb je zin in een verjaardag van iemand waar je veel van houdt? In boodschappen doen in een dichtbevolkt winkelcentrum? Wachten op Schiphol voor een lange vlucht naar weetikveel?
Want dat vergeten mensen: leuke dingen kan ik ook niet meer.

Ik ben alleen ’s middags het vrouwtje. Zit de middag tegen dan voel ik me een eendagsvlieg die haar dag niet heeft.
Het enige continue actieve aan mij zijn mijn gedachten en tongspier.

Nog steeds zit ik liever op een zadel dan op een stoel. Sport was de rode draad in mijn leven. Ik ben zowel de draad als mijn leven kwijt.
Ik ben een dubbel gezegend mensch want ik heb ook nog fibromyalgie. Doe braaf driemaal daags opdrukoefeningen. En triceps! Je zou ze moeten zien!

Kind, ach ja, Kind…één brok zonneschijn. Ze geeft me schouderklopjes, omhelzingen, verse dé-cappuccino’s en pakt een doekje wanneer ik geestelijk incontinent ben.

Ik blog zelden over m’n CVS. Ik ben meer dan die ziekte, ben niet zielig, heb een hekel aan zeiken en zie het als geestelijke fysiotherapie om de krenten in het leven te zien.

Maar toch, hè? Tegenwind gaat ook liggen. Kan iemand me misschien vertellen wanneer…?

Effe een paar bomen killen

Keek op de week (62)

Roos ging voor tentamen leren in UB (universiteitsbieb). Ook in weekend. Kind arriveerde 9.45 uur en zag lange rij wachtenden. Deuren gingen 10.00 uur open en studenten hólden naar binnen.
‘Wat mankeert die gasten?’ vroeg Roos aan medestudente.
‘Echt bizar! Het lijkt de Drie Dwaze Dagen wel. Ik heb het gefilmd.’
Kind droeg stippenshirt maar was allesbehalve in haar nopjes. Hield me via snapchat op hoogte van vorderingen/activiteiten:
#ff paar bomen killen (printen)
#echt lachen in die UB (gaap)
#recht is ruk
#en we zijn nog lang niet klaar, nog lange niet, nog lange niet…

Vond portemonnee in AH. Op rare plaats: vlak voor kassa. Was iemand boodschap van lijstje vergeten en teruggehold naar desbetreffende schap? Zag niemand terug komen rennen. Heb portemonnee in jaszak gestoken.

Lag wakker en had het koud. Half maart en nog kouder dan Kerst vorig jaar…
Moest denken aan Elfstedentocht van 1986.
Werkte bij Engelse bank en belde bedrag door naar Frieslandbank in Leeuwarden (start- en aankomstplaats schaatstocht, red.)
Stem aan andere kant vroeg: ‘Wat moet ik doen met deze informatie?’
‘Uw cliënt adviseren,’ zei ik.
‘Dat wordt morgen, hoor. Ik ben directeur en heb alle personeel ijsvrij gegeven.’

Is grap. Heb portemonnee afgegeven bij klantenservice.

Pok, pok, pok, tikte stok op smalle brug. Oude man die stok vasthoudt liep kromgebogen vooruit. In z’n hand riem waaraan hondje schuifelde. Man en dier hadden tempo aan elkaar aangepast.
Wachtte beleefd tot beide voorbij waren. Kon in tussentijd duikbrevet halen. Maande mezelf op te passen straks niet op hondje te trappen. Hield Rosa vast aan trektuig.
‘Doe maar aan de riem, want mijn hond is blind,’ zei oude man. Gevolgd door verwijtend: ‘Honden mogen hier niet loslopen.’
‘Weet ik, meneer.’
‘Waarom doet u het dan toch?’ vroeg hij met blik van boze bovenmeester.
‘Omdat dat wat niet mag leuk is,’ antwoordde ik.
Man snakte zowat naar adem. ‘Welja, straks bijt uw hond die van mij dood!’
‘Mijn hond doet niets, hoor.’
‘Zeggen ze allemaal maar honden zijn niet te vertrouwen. Die van u kijkt vals.’
Vond oude baas eerst zielig, maar nu irritant. Kreeg neiging mijn lippen op te trekken en te grommen. Maar kerel is bijna 100. Straks krijgt-ie hartaanval en is het mijn schuld.
‘U heeft geen weerwoord, hè?’ zei man net zo vals als zijn tanden.
‘Kan wel zeggen dat u hard van stapel loopt, maar u zult nooit meer hard zult lopen.’
Man snoof en sjokte verder.

Vertelde thuis voorval aan Roos.
‘Tsssk, achterlijke vent om te zeggen dat Rosa vals kijkt!’ riep Kind. ‘Hoe zou dat er uitzien?’ vroeg ze zich hardop af.
Ze riep Hond en die kwam. Roos trok hondenlip op. ‘Ik denk zo,’ zei ze.
Zien jullie ook een valse hond?

Het duivelsverbond

‘Je zal de mooiste romans schrijven en beroemd worden,’ belooft de onbekende haar.
Een halfuur geleden had hij naast Julia plaatsgenomen op het parkbankje. Ze had zitten dagdromen, haar gezicht naar de zon, een dichtgevallen boek op haar schoot.
‘Hoeveel kost dat?’ vraagt ze. De man heeft iets ondefinieerbaars. Een glad gezicht met oude wijze ogen, en een warme uitstraling die haar onderhuids doet rillen. Ze had zijn naam gevraagd maar daar had hij overheen gepraat.

‘Als tegenprestatie wil ik je gedachten lezen,’ antwoordt de vreemdeling.
Zoiets simpels? Julia had een gigantisch geldbedrag verwacht om haar vurigste wens in vervulling te laten gaan. Ze vindt het een vreemd voorstel; misschien moet ze er een nachtje over slapen…
De man staat op en zegt: ‘Ik moet gaan. Per dag kan ik een beperkte hoeveelheid wensen vervullen, begrijpt u?’

Julia’s ster is rijzende. Ze schrijft roman na roman, wordt uitgenodigd voor het Boekenbal en ontvangt onderscheidingen bij de vleet. Overdag lijkt haar leven een volmaakt vijfsterrenfeest.
’s Nachts echter lijdt ze ondraaglijke pijnen. Een niet te stuiten oorlog in haar hoofd.
‘Jij…jij…Creep! Je hebt tegen me gelogen!’ schreeuwt Julia wanhopig. Snikkend laat ze erop volgen: ‘Waarom doe je me dit aan?’
‘Jouw duisternis is mijn brandstof.’
‘Op het bankje kon je mijn gedachten ook al lezen, hè?’
Zijn voldane lach lijkt door Julia’s merg en botten te stromen.

Julia kan niet meer. Zittend op de houten vloer wiegt ze huilend heen en weer. Ze piekert in het donker. Ze is verdwaald in haar eigen leven. Hoe verslaat ze de duivel, want dat hij de duivel is weet ze inmiddels zeker. Als hij van duisternis leeft, moet ze hem bestrijden met licht…
Geniepig lacht de duivel: ‘Elke kaars en lucifer blaas ik uiuiuit!’

Midden in haar ellende herinnert Julia zich een uitspraak van haar oma: “Hoop is een lichtje in je hart.” Dát kan hij niet uitblazen! ‘Ik moet sterk zijn!’ roept Julia. Hardop spreekt ze zichzelf moed in: ‘Ik zal flink zijn! Ertegenin, ertegenaan!’
Ze staat op en holt naar de zolder. Daar pakt ze de oude stormlamp, en sleept trede voor trede een leeg aquarium achter haar aan naar beneden. In een kast rommelt ze tot ze een kaars gevonden heeft.

De volgende dag, wanneer de duivel nieuwe dagdromers ronselt, steekt Julia laat in de middag de kaars in de stormlamp aan en tilt het aquarium eroverheen.
Zodra de zon onder is, pakt ze een spa, graaft een gat in de tuin en begraaft symbolisch de duivel.
‘Ik leef nog!’ knarst hij.
‘Voor mij ben je dood!’ gilt Julia.

Ze loopt naar binnen, naar de stereo, en pakt een cd uit het rek. Zodra ze de eerste tonen hoort, zet ze het geluid harder, véél harder. Ze wil de bas in haar buik voelen bonken. Het is of de muziek speciaal voor deze situatie geschreven is. Theatraal. Majestueus. Zo hard ze kan zingt Julia mee:

‘Jouw hemel blauw met gouden hallen
Jouw wolkentorens, ijskristallen,
Kometen, manen en planeten, aah, alles draait om mij…’

Op de muren flakkert het lamplicht.
De stormlamp gaat bijna uit!
Julia knielt en tilt het aquarium een stukje op om er wat zuurstof in te laten. Op datzelfde moment ziet ze een dunne, stroperige sliert naar binnen bewegen. Van schrik laat ze de glazen bak los. Te laat: de duivel blaast haar kostbare lichtje uit.

Angstig deinst ze achteruit. Zullen de lamp en het aquarium exploderen? Ze wacht en wacht…
In de duisternis verliest ze ieder gevoel van tijd. Terwijl ze het steeds kouder krijgt, lijkt alles in haar langzaam lichter te worden. Julia moet er zelfs aan wennen dat het in haar anders zo drukke hoofd verbazingwekkend stil is…