Het diner

‘Voortaan gedraag je je, Elsemieke!’ moppert haar man wanneer ze in de auto stappen.
Ze had geweigerd tijdens het diner bij de ambassadeur een kreeft op haar bord met één vinger of stuk bestek aan te raken.
‘Marnix, je kent mijn principes,’ sprak ze kalm. ‘Voortaan stuur je ze maar een vel handgeschept papier met producten waar ik zogenaamd allergisch voor ben. Kreeft, slakken, mosselen – alles wat levend gekookt wordt. En verder: walvis, tonijn en kalfsvlees. O, en oesters, want die vind ik smerig. Zoek anders maar een gezelschapsdame die je begeleidt naar je chique diners.’
‘Dat kan ik toch niet maken!’
‘Dan weet je wat je te doen staat.’

Elsemieke prikt weer een vorkje weg. Dit keer bij de consul van Ghana. Van deze man druipt de ijdelheid af. Knap dat hij het met zichzelf uithoudt.
De gastheer klapt in zijn handen en roept trots: ‘Nu komt hét hoogtepunt van het diner! Het is een verboden delicatesse – dat zijn tevens de smakelijkste, kan ik u verzekeren– maar het is bovenal een goed bewaard geheim wát u eet en dat zal het helaas ook moeten blijven.’

De borden worden opgediend. Te midden van een saus in de kleuren van de Ghanese vlag ligt een stuk gebraden medaillon.
Elsemieke snijdt een stuk af en wacht zo onopvallend mogelijk op de reacties van haar disgenoten.
‘Heerlijk!’ roept een mannenstem.
Een vrouw zegt goedkeurend: ‘Zacht als kalfsvlees.’
De consul kijkt Elsemieke verwachtingsvol aan.

Beleefd stopt ze haar vork in haar mond. Voor het mooie net een iets te grote hap.
Ze kauwt en kauwt, en er trekt een huivering van haar hoofd via haar ruggenmerg naar haar stuitje. Zo snel mogelijk slikt ze alles door. Ze probeert naar de consul te glimlachen maar het lijkt of haar mond alleen nog maar uit tong bestaat. Haar keel zwelt op en slikken wordt moeilijk. O God, prevelt Elsemieke in stilte, wat heeft die griezel ons voorgeschoteld? Giftige slang? Van ellende duizelt het haar.

In paniek schuift ze haar stoel met een ruk naar achteren en komt met moeite overeind. Ze stamelt: ‘Ik…ik…voel me…niet goed.’
Het is haar aan te zien. Ze heeft een vale gelaatskleur, haar ogen fladderen in hun kassen en ze ademt gejaagd in en uit.
Een bediende kan haar nog net op tijd opvangen.

Marnix staat op en holt gealarmeerd naar zijn vrouw. Gesprekken verstommen en iedereen kijkt toe.
Een arts in het gezelschap staat op en stelt voor: ‘Met uw permissie, consul, stel ik voor mevrouw in de aangrenzende kamer op de sofa te leggen. Dan onderzoek ik haar daar.’ De gastheer knikt. ‘Waarde consul,’ vervolgt de arts, ‘ik moet u helaas verzoeken welke delicatesse u ons heeft aangeboden. In verband met de eventuele behandeling. Het geheim blijft uiteraard binnen deze kamer.’

Er valt een lange, akelige stilte.
Met leed overmande blikken kijkt iedereen naar Elsemieke die de kamer wordt uitgedragen.
De consul is finaal van de kaart. Hij veegt zijn mond af aan zijn servet. Het kost hem zichtbaar moeite zijn geheim te onthullen. Met een stem verstikt van spanning zegt hij uiteindelijk: ‘Het is…het is mensenvlees.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *