West Side Story

Vandaag met zijn drieën naar musical de ‘West Side Story’ in het Circustheater in Scheveningen. Kind en Manlief gaan heel vaak samen naar musicals; ik vind ’t meestal maar ‘opgewonden gedoe’. Maar deze musical is bijzonder. Kind schitterde namelijk in dezelfde musical in de hoofdrol bij het afscheid van groep 8. De muziek van Leonard Bernstein kunnen wij inmiddels dromen, evenals de verhaallijn, en vooral de ‘partijen’ waarin Kind optrad. Natuurlijk speelt, zingt en danst deze ‘echte’ Maria geen haar beter dan de onze. Nou… oké, een klein beetje dan… De musical is Engelstalig, maar we krijgen boventiteling, het decor is mooi, het orkest ‘life’.

We hebben genoten. Kind iets minder. Zegt ze. Alle vorige acht andere musicals die ze samen met Pa gezien heeft, zijn véél beter. Tja.

Na de musical, glibberen we over de stoep richting Kuhrhaus, naar de Italiaan. Voor het Kuhrhaus is een tijdelijke ijsbaan, Coolhaus. Kinds voeten jeuken en heeft veel moeite met ons woord ‘nee.’  ’t Gebeurt gewoon niet. Zo mist zij weer meer, dan ze meemaakt. Op de terugweg in de auto is ze toch nog engiszins tevreden, want ze kent de teksten van de (Nederlandstalige) liedjes uit de musical nog. En de CD met de muziek ligt ook nog in de auto! Zo komt alles toch nog goed. Eén musical, drie keer feest!

Vermomd als heer

 uit de oude doos:

Het is druk in de buurtsuper. Tot de nok volgeladen karretjes; wachtend om te worden afgerekend. Kindlief is nog klein en past voor in het winkelwagentje. Op de achtergrond zingt een kinderkoor kerstliedjes. Vóór mij in de rij bij de kassa staat een man. Correctie: een heer, want hij ziet er poepie deftig uit: gekleed in driedelig kostuum, deftige dasspeld, keurig gestyled haar,  en  lichte regenjas, waar hij voortdurend denkbeeldige pluisjes vanaf veegt. Niet mijn type, te glad. Wel een man, maar geen vent, zeg maar.

Onverwacht ziet hij in de rij naast hem een bekende staan. Ze groeten elkaar, maken een praatje. Met zijn karretje stuurt de heer naar links, en schuift bij de bekende aan in de rij. Prima, des te sneller ben ik aan de beurt. Korte tijd later manoeuvreert hij echter weer naar rechts en schuift vóór mij aan in de rij. Ook goed. Dat tafereel herhaalt zich nog enige malen. Plots ben ik het zat en laat mijn kar staat waar ie staat: als eerste in de rij. Ik zet de boodschappen op de band en ineens wordt de heer wakker. “Moet je kijken,”zegt hij op luide toon “die huisvrouwen hebben de hele dag niets te doen, maar wel voordringen bij de kassa.” Het ergste is, dat alle mensen in de rij bij de kassa, niets beters te doen hebben, dan onze ‘aanvaring’ te volgen.  Heer foetert verder dat ik niet netjes bezig ben. De kassamevrouw en ik kijken elkaar aan, taxeren elkaar als ‘wij vrouwen tegen die man daar’. Heer wenst mij besmettelijke ziektes toe, terwijl hij onzichtbare pluisjes van zijn mouw veegt.

Uiteraard heb ik wel een passend antwoord klaar, maar ik heb geen zin om te gaan staan bekvechten met die vreemde meneer. Trouwens, ik ben zo hier zo weg. Ik klem mijn kaken stijf op elkaar; voorwaar een prestatie! Meneer blijft doorgaan met zijn tirade. Gooit nu dodelijke ziektes naar mijn hoofd. En nu is het geonoeg! Ik kook zowat over. Ik heb betaald, de boodschappen bijna ingeladen en zeg in alle rust: “U mag er dan uitzien als een heer, u bent er in elk geval niet één.” Doodse stilte, dan gegniffel, de kassiere grijnst.

“Mevrouw, 1-0 voor u.”  Toch wel een vent om er meteen weer voetbal bij te halen.

Als ik de winkelwagen terug inparkeer, zet het kinderkoor net ‘vrede op aarde in’. Even later, lopend naast de fiets, met twee tassen aan het stuur en Kindlief achterop, glibber ik tussen de sneeuwresten over de stoep. Een jaguar rijdt voorbij, glimmend als een spiegel. Ik zie een bekende gladde verschijning achter het stuur. Hij ziet mij en toetert. Als ik naar hem kijk, steekt hij allereerst zijn middelvinger omhoog en wijst er vervolgens mee op zijn voorhoofd. Kindlief ziet zijn gebaar aan voor een groet en zwaait enthousiast ‘dag’ met haar handje. Zoevend rijdt de man voorbij, de onderkant van zijn eens smetteloze regenjas wapperend als een vuil vod tegen het portier.

Winterzonnewende

Maandag 21 december 2009

Het feest van het licht op de donkerste dag

Vandaag is er een reden voor een feestje, zij het klein en bescheiden. Terwijl het eigenlijk om iets heel groots gaat, want vandaag is officieel de kortste dag van het hele jaar. Vandaag is de winterwende of midwinter. De zon bereikt op deze dag het hoogste punt, de kreefstkeerkring. Ten noorden van de noordpoolcircel  komt de zon niet op en blijft het donker.

Al duizenden jaren wordt de winterwende in vele culturen op het noordelijk halfrond als feest gevierd, omdat deze het moment bepaalt, waarop het licht na een periode van duisternis als het ware rechtsomkeert maakt, en de dagen gaandeweg beginnen te lengen. Daarom gaat het feest rond de winterwende gepaard met het maken van licht, heel veel licht. Daarbij zijn alle middelen geoorloofd: het branden van kaarsen, vuren, bomen…

De hoogste tijd dus om lichtjes aan te steken! Wat let je? Vieren die handel!

Nieuw kabeltje

 

  • Komt een mevrouw bij een multimedia store.
  • “Dag meneer, heeft u voor mij zo’n kabeltje, maar dan aan één stuk?”
  • “Jazeker mevrouw. Had uw kat trek tijdens uw afwezigheid?”
  • “Nou, ik kan ’t u nog erger vertellen: ’t was een konijn en ik was nota bene thuis. Aan het soppen weliswaar, maar toch… De hemel zij geprezen dat ze de computerkabel niet heeft doorgeknaagd.  Dan had ik die uit ’t raam kunnen gooien. Das pas Windows in de praktijk brengen!”
  • “U voelt zich…eh… hoe zal ik dat eens netjes zeggen…beknaagd.”
  • “Jahaha.”
  • “De meeste slopers zijn katten, echt, die zijn het ergst en daarna honden.”
  • “Dát zal mijn man enorm verheugen. Daar knapt ie vast enorm van op. En ik ook! Van alle gevallen dat het erger kan, bedoel ik.”
  • “Mevrouw, die beesten voelen precies aan op welke kabel er 220 volt staat en op welke zwakstroom.”
  • “Nou, mijn Man had het vast niet erg gevonden als het konijn haar tandjes in die van 220 had gezet.”
  • “Uw man is niet zo’n dierenvriend, begrijp ik.” Ietwat vragende blik.
  • “Eh…het betreft hier dit ene exemplaar in het bijzonder.”
  • “Oh, maar verder kunnen uw man en u het goed met elkaar vinden?”
  • “Ja hoor, ik kan met hem door alle deuren.”
  •  
  • Wat een gezellig gesprek voor zo’n saai kabeltje. En de prijs: nog geen 8 euries. Soms zit het tegen, en soms zit het mee.
  •  

Knaagvandalisme

Er komt simpelweg geen eind aan het knaagvandalisme van Bella. Soms ben ik in staat om haar vastgebonden in het Loetbos achter te laten. Gisteren moest zelfs de bovenverdieping eraan geloven. In een onbewaakt ogenblik – ik hing de dweilende huisvrouw uit – is madam de trap naar boven opgeklommen. Ja, je leest het goed.

De computerkamerdeur stond op een kier en wij zijn door het oog van de naald gekropen; op een haar na aan de dood ontsnapt. Zij knaagde links en rechts gapende gaten in enkele kabels, maar mensen, mensen, als door een wonder bleef de computer gespaard. Wat ze wel gesloopt heeft, wil je niet weten. Oh, je wilt het wel weten? Nou goed dan: een verlengsnoer, het elektrisch kacheltje en… de kabel van de printer.

Na het vaststellen van haar daad, kon Bella geen kant op, op de overloop. Ik kon haar zo in de houdgreep nemen. Zo probeerde me te intimideren door met haar achterpoten te PATS!en maar daar trapte ik niet in. Zo’n doetje ben ik nou ook weer niet.

Het is dat ik zo’n sterk karakter heb en zeer stevig in mijn schoenen sta (ahum), anders had ik mevrouw Konijn met één flinke zwieper zó de trap af gemept. Maar ja, tijdens zo’n sterk moment leer je ook je eigen zwakte kennen. In dit geval is dat…mijn zwak voor Bella…