Even afwezig

Kakelblondje is door omstandigheden even afwezig.

Een probleem met haar prutsende internetaanbieder Telfort levert de nodige uitdagingen op. Wordt ongetwijfeld vervolgd door een relaas in ragfijn en messcherp Kakelbonts!

De drie afgelopen weken voelden aan als drie maanden. Na een lijdensweg van twee weken, is mijn schoonmoeder overleden. We wilden zoveel voor haar doen en konden zo weinig voor haar betekenen. Haar sterven voelde aan als een verlossing. Op een zonnige en ijskoude winterdag hebben we haar begraven.


Ergens halverwege ben ik 50 geworden. Iedereen – ik noem geen rugnummers – die me een krabbel of mailtje heeft gestuurd , hartstikke bedankt. Ik ben niet zo’n feestnummer maar doordat ik zo met de dood geconfronteerd werd, vond ik een jaar ouder worden best reden voor een feestje. Alleen viel er niets te vieren. Gelukkig word je ook maar één keer 51.


Op het moment dat we het ‘t hardst nodig hadden, viel onze vaste telefoon- en internetverbinding weg. Deze “pret” duurde twee weken. Eens zal mijn wraak aan Telfort zoet zijn.


Broeah: bedankt voor het plaatsen van het berichtje op mijn blog!

Afscheid

Moederziel alleen staat haar rollator in het midden van de kamer. Ver buiten het bereik van haar handen.   
‘Ik mag er niet meer uit,’ zegt ze op beledigde toon tegen Man. Voor het gemak vergeet ze dat ze niet eens meer op haar eigen benen kán staan.
‘Het gebeurt gewoon niet meer, klaar,’ zegt Lief op een toon die hij doorgaans voor puberende Kakel reserveert. Maar zijn moeder is 82 en wil zich niet laten koeioneren.
‘Ik wilde alleen maar wat te drinken pakken,’werpt ze zwak tegen.
‘Ja, en hoe dat is afgelopen, weten we.‘
Ze is hard gevallen en kon uit zichzelf niet meer overeind komen. Twee uur lang heeft ze op de koude grond gelegen tot de ochtendverpleging haar vond. Vanaf nu zal ze niet meer alleen zijn. Ook ’s nachts niet. Ze zucht. Niet te hard, want haar gekneusde ribben barsten bijna uit haar uitgebluste lijf.

 

Ze pakt Mans hand vast.  
‘Ik heb vannacht zo vreselijk gedroomd…echt vreselijk…ik droomde dat jij in het schuurtje van Opa van der Vaart zat…alles stortte in elkaar.’ Ze stopt even om op adem te komen. ‘Ik riep: ‘Joris, Joris, leef je nog,’…gaat ze verder, ‘jij gaf geen antwoord…ik wist dat je dood was…maar wilde toch hulp gaan halen…maar ik mijn huis niet uit…’

 

Van vermoeidheid vallen telkens ogen dicht. Af en toe doet ze ze even open, en kijkt naar haar Jongste: hij zit er echt. 

 

De tijd verstrijkt. Het kastje van haar matras maakt zuchtende geluiden. Buiten in het park laten mensen hun hond uit. Kinderen voeren de eendjes. Langzaam begint het te schemeren en zien we in huizen steeds meer lampen aangaan.  Ieder zitten we aan een kant van haar bed. We vragen ons maar één ding af en alleen de tijd zal ons het antwoord geven.

Afscheidsbriefje

Huilend snijdt hij de uien. Hij doet alles voor haar: het huishouden, de boodschappen, de was… En zij? Zij doet alles voor zichzelf, waaronder vreemdgaan met de man die hij kortgeleden nog zijn beste vriend noemde. En achter zijn rug wordt er gegniffeld. Zijn vochtige ogen vertroebelen zijn blik en hij snijdt zichzelf in de vinger. Dit Is Met Recht De Laatste Druppel! Terwijl hij zijn vinger met een keukenpapiertje dept, staart hij door het raam in de verte…hij moet de eer maar aan zichzelf houden en haar verlaten.

Gewoontegetrouw vult hij tijdens het koken de broodtrommel van zijn vrouw – zijn ex-vrouw  – voor de volgende dag. Hij doet dat steevast met precisie, want ze heeft een glutendieet. Haar collega’s weten dan ook niet beter dan dat zij eigen lunch meeneemt. Het is net als bij Jiskefet, vertelde ze dikwijls, iedereen wil weten wat er in de trommel zit.
Glimlachend vult hij haar doos tot de rand en schrijft er een briefje bij.

Ze is blij dat de vergadering wordt onderbroken, want ze snakt naar iets eetbaars. Verlekkerd licht ze de deksel van haar broodtrommel. Niet begrijpend staart ze naar de inhoud. Dit moet een vergissing zijn: ui- en aardappelschillen, stukken prei, een keukenpapiertje met een bloedvlek, een klokhuis…En een briefje. Haar hand trilt als ze het openvouwt. Twee collega’s lezen met haar mee:

“Wie zich gedraagt als een varken,
zal ook eten als een varken.”

Vuurrood van schaamte sluit ze de trommel.
Het zal nooit meer worden wat het geweest is.

 

Schrijfuitdaging van Aline met als thema: eten.

Vuurwerk

Zul je net zien: zoek je een hondendrol om er een rotje in te steken, is er nergens eentje te bekennen. Samen zoeken ze stoep af. Gelukkig: de trouw langslopende leverkleurige hond heeft verdekt zijn boodschap achtergelaten. Moeder en Kind hebben de taken snel verdeeld:  moe drukt (ha! woordspeling) het rotje in de drol; Pubermeisje steekt het lontje aan.

 

Dan staan ze in dubio: blijven ze kijken naar de poepspetters, of kiezen ze het hazenpad? Het wordt het laatste. Giebelend hollen ze naar de overkant van de straat. Op datzelfde moment lopen twee stoere pubers voorbij. Van pret slaan ze op elkaars schouders. Haha, zie dat stelletje angsthazen eens wegrennen! Juist wanneer ze langslopen, spat het rotje uit elkaar: pvvvt.  De stoere mannen lachen nu nog harder. ‘Bang voor een babyrotje!’ joelen ze. 

 

Een donker gekleed figuur zien ze over het hoofd. Hij zit in elkaar gehurkt naast een zinken gieter die hij als lanceerinrichting voor vuurwerkpijlen gebruikt. In de schuine schenkbuis staat een vuurpijl – goedgekeurd door de Nederlandse vereniging van huisvrouwen -en de lont brandt. Met het geluid van een gillende keukenmeid in doodsnood, schiet de pijl met veel raketvertoon omhoog de lucht in, de kant van de pubers op.

‘Pas op!’ gilt de man, ‘deze is illegaal!’ 

De stoere binken verstaan de man niet, maar vatten het op als een waarschuwing. Uit puur overlevingsmechanisme zetten ze het op een lopen. De vuurpijl is een vluggertje en zo gedoofd; bescheiden knalt ie uit elkaar. De pubers stoppen.  

‘Poesies!’ gilt de man ze na. Dát verstaan ze wel. De twee dames die het van een veilig afstandje aankijken, hangen slap van de lach om een lantaarnpaal heen gevouwen en houden hun buik vast.

 

Aaaaargh, de pubers schamen zich bijkans bewusteloos dat ze voor zo’n mager pijltje op de loop zijn gegaan. Wacht maar, ze zullen eens laten horen wat zij gekocht hebben. Nog geen minuur later klinkt er zo’n diepdreunende knal dat de ramen in de sponningen trillen. Oh hartklopping! Het pubermeisje vliegt van schrik de armen van haar vader in. Haar trommelvliezen denderen bijna uit haar oren. ‘Wat was dat?’ vraagt ze met een schor stemmetje. ‘Een granaat.’  

 

De straat is gehuld in nevelen en kruitdampen. Nog snel lopen ze naar de overkant om de drol te checken: daar is niets van over. Genoegzaam maar ook enigszins beschaamd, vragen ze zich af of het babyrotje nog remsporen achtergelaten zal hebben…