Mei 2009
Oh…een mandje met koekjes…ik ben gered! Hmm, een roomboterbiesje…lekker. Maar ja, één koekje verdwijnt zo in m’n holle kies. Het tweede koekje is een Jan Hagel, ook lekker, het derde een speculaasje en het vierde een Weesper mop. Nu heb ik een kwartet koekjes op.
Leuk hoor, over binnenweggetjes fietsen, behalve als er nergens een bakker is. Te laat kwam ik tot de ontdekking dat mijn brood en bananen nog thuis op het aanrecht liggen. Meteen voelde ik een zwaarmoedigheid in me opkomen; met een lege maag kijk je anders tegen de toestand in de wereld aan. Onderweg stond een moeder met kind de eendjes te voeren en alhoewel ik geen jaloers typje ben, moest ik toen ik dat halfje brood zag, toch even slikken. Dankzij mijn enorme zelfbeheersing heb ik niet om een boterham gebedeld. Leuren met jezelf is ook niet chic.
Nu sta ik in een café. Het bordje op de deur zegt: open. Dat is een grote leugen, ik heb heel hard en vaak “volluk!” geroepen, maar er verschijnt geen hond. Met bibberbenen van de klophonger sta ik aan de bar bij een mandje met koekjes, en pak er weer eentje. De cellofaantjes prop ik in mijn koerszakje en de inhoud in m’n mond. Na het negende koekje krijg ik dorst. In het toilet vul ik de bidon en klok de kruimels weg.
Terug naar de bar. Nog steeds nergens personeel. Ik eet me uit de naad aan koekjes. Het mandje raakt leger en leger, totdat er nog drie de bodem van het mandje bedekken. Ook zielig…hun hele familie zit in m’n maag en dan zouden zij eenzaam achterblijven. Mijn besluit is snel genomen.
Op!
Zal ik de koekjes betalen? Nee joh, die koekjes kopen ze met honderd tegelijk in. Ja maar anders gaan ze me onderweg vast dwars zitten. Ik leg wat geld neer en dan, hup! als de wiedeweerga de fiets op, het is nog twaalf kilometer naar de bakker in Schoonhoven. Buiten kijk ik nog eenmaal achterom. Het bordje liegt niet, denk ik, de déur staat inderdaad open!