Saartje (1)

Kennen jullie Saartje nog? Ons huiskonijn? Ze heeft een fluwelen oogopslag die de indruk wekt dat ze een konijn met verfijnde manieren is, maar laat je door dat loeder niet in de luren leggen. Inmiddels is ze ruim acht maanden en deelt ze de brokjes uit in Huize Kakelbont.

’s Ochtends krijgt ze groente op een schoteltje. Vaak duwt ze stukjes peen van het schoteltje op de grond en schuift het door de keuken voor zich uit. Het zal haar worst wezen dat de vloer daar oranje van wordt. Ik heb gewaarschuwd dat als ze dat blijft doen, ik de vloer met haar hangoren aanveeg! Met mij wil ze geen ruzie, want ik van de catering.

Als mevrouw te lang op haar eten moet wachten, springt ze op tafel en begint ze vast aan de blauwe druifjes.

Na haar ontbijt doet Saar rek- en strekoefeningen met haar voor- en achterpoten. Dat doet ze áltijd. Behalve wanneer ik het wil filmen…Dan gaat ze zich ineens zitten vlooien en holt daarna naar de konijnenbak voor een plas en een berg keutels.

Ze heeft ook een activitybal: een plastic bal die je vult met eten. Door de bal voor zich uit te duwen, kan Saartje lekker snacken en blijft mevrouw Konijn toch in beweging. Ze stoot de bal tegen de plinten alsof het een keu tegen een biljartbal is. Douze points!

Hoe leer je een assertief konijn kunstjes? Nou, niet.
Deze high five! lukt alleen als hare majesteit lekkere trek heeft.

Wees gerust: Saartje is niet dood, ze doet alleen even een dut. Het is vermoeiend, heel de dag los rondlopen in huis!

Paardenkracht

Vandaag gaat hij zich uitsloven voor de vrouw waar hij mee gaat trouwen. Zij weet nog niet dat hij voor haar de ideale partij is, maar dat is een detail. Ze spreken elkaar regelmatig – oké, eerder toevalligerwijs – maar hij wil haar hebben, en als een man iets wil, moet een man zorgen dat hij het krijgt. Het enige wat hij hoeft te doen is leren paardrijden, en dat ziet er simpel uit.

Eenmaal staand naast het paard valt het tegen. Wat is dat beest groot! Hebben ze geen korter model? Afijn, een vent een vent. Hij wacht tot het paard door zijn knieen zakt zodat hij er op kan klimmen, maar dat is een tegenvaller. Hij moet een voet in de stijgbeugel zetten – ‘nee, nee, we stappen altijd aan de linkerkant op!’ – het zadel vastpakken, en zijn been over de paardenrug zwieren. Nou ja, zwieren…Eenmaal op het paard kan wat hem betreft de privéles beginnen.

In stap – een gewoon mens noemt zoiets lopen – gaat uitstekend. Hij hoort termen als “van hand veranderen” en een “grote volte maken,” maar die besluit hij te negeren. Dan vraagt het meisje of hij het ziet zitten om in draf te gaan. Hoezo, hij zit toch al?
Ineens moet hij alles tegelijk: klakken met zijn tong – ja hallo! – het paard aansporen met zijn hakken, en een tik geven met de zweep.
Begint het beest te hollen! Is het normaal dat dat paardenlijf zo onder zijn kruis bonkt? Hij zweet zich rot en zijn bilnaad begint te schuren.

Ineens staat het paard stil. Zo abrupt, dat hij uit het zadel glijdt, en tussen het paard en de grond in blijft hangen.
Het meisje zegt dat het paard gestopt is, omdat hij onverwacht een ruk aan de teugels gaf.
Dat deed hij helemaal niet! Die knol leidt gewoon een eigen leven.
Eenmaal op de grond, moet hij van dat paardenkind direct weer op dat beest stappen. Wie geeft hier eigenlijk de orders?

Het mag dan de grootste hobby van zijn aanstaande zijn – zo is hij haar voor het gemak al gaan noemen – na een half uur later weet hij het zeker: voor paardrijden is hij niet in het zadel gelegd.
Meteen krijgt hij een nieuw idee waarmee hij indruk zal maken. Ze zwicht vast voor een man die rijk genoeg is om een groot huis met ruime stallen voor haar zootje eigen paarden te kopen. Hij weet ook al hoe hij dat geld zal vergaren: hij gaat zich toeleggen op de beleggersmarkt. Voor iemand met zijn potentie, wilskracht en doorzettingsvermogen is dat een makkie.

Fluitend rijdt hij op de brommer naar huis. Onderweg zal hij het Financieel Dagblad, en de Telegraaf voor de beursnoteringen kopen. Geld stinkt tenminste niet, wat je van paarden niet kan zeggen.

Taai-dood

Na vier jaar Oosterse vechtsport gaf Roos het na de Kerst op. Voor de jeugd was ze geen partij en voor de volwassenen niet sterk genoeg. Ze stopte ook maar meteen met hardlopen, dat ging in één moeite door.

‘Begin weer met hardlopen,’ zeg ik tegen haar, als ze weer met een geestelijk afwezige blik op de bank hangt.
Ik word bedankt.
‘Dan ga ik met je mee op de fiets,’ bied ik aan.
‘Ma-ham, doe normaal!’
Omdat ik niet weet hoe dat moet, doe ik er het zwijgen toe.

‘Ga mee naar Tae-Bo,’ spoort vriendin Suzanne aan. ‘Het is een mix van karate, kickbocksen en aerobics op coole muziek. Het is echt leuk!’
Roos raakt meteen buiten zichzelf van opwinding en gaat mee voor een proefles.

Met een hoofd als een tomaat valt Roos de huisdeur binnen. Hangend aan de deur houdt ze zich overeind. Met jas en schoenen aan strompelt ze naar binnen, negeert Saartje die aandacht wil, en laat zich stijl achterover op de bank vallen.
‘Godsamme,’ zegt ze naar adem happend, ‘Ik…ben…ka-pot. Het is… meer Taai-Dood…dan Tae-Bo.’

‘Het is goed dat die hersens van je eens wat extra zuurstof krijgen,’ roept Lief. Hij doet zijn best niet om te rollen van de lach.
Als Roos ziet hoeveel moeite hem dat kost, roept ze vol innige overtuiging: ‘Hierzo! Dat is zo…onrechtvaardig. Ik heb me full-time in het zweet gewerkt…Weet je wel wat ik allemaal…moest doen, hè?
Ik moest op de grond liggen… en me opdrukken met één hand. Dat hoort een mens niet te kunnen!… En bij dansen met gewichten zei Suus:“Je neemt géén gewichtjes van één kilo…want die gebruikt mijn oma ook.”’

Lief ligt krom.
Het liefst zou Roos bovenop zijn nek springen, maar ze heeft er de energie niet voor. Lamlendig zwaait ze met haar wijsvinger en belooft ze: ‘Morgen pak ik je.’
‘Poesie!’ jut Lief haar op.
Roos schopt haar schoenen uit, trekt haar jas uit, gooit ‘m in de richting van haar vader en besluit haar betoog met een voldaan: ‘Ik deed het anders best goed.’

Roos kan niet wachten tot Taai-dood, Taai-Fun wordt.

Hannibal

Altijd als ik op de fiets zit, gebeurt er wat. Zo ook vandaag.
Onderweg kijk ik graag naar koeien. Rond Oudewater staat een kudde met kalfjes. Vandaag staat er ook een tractor in de wei. De boer heeft het gras op het weiland naast de koeien geschud en is onderweg naar de uitgang. Hij moet een stuk schrikdraad losmaken om in de wei van de koeien te komen. Een klusje van niets, maar er is een probleem: een stier met het formaat van een olifant staat naast het stukje draad en is niet van plan opzij te gaan. De boer zwaait met zijn armen en roept allerlei verwensingen, maar zonder resultaat.
Ergo: de stier neemt een dreigende houding aan en schraapt met zijn poot over de grond.

Na vijf minuten heb ik het gezien en wil ik opstappen, maar ik krijg medelijden met de boer.
Ik loop over de weg naar het gezichtsveld van de stier, trek mijn bontgekleurde fietsshirt uit en begin er mee te zwaaien. Mijn actie trekt toeschouwers. Ellendig is dat.
Onder hen staan drie stoere mannen op mountainbikes. Ze dragen helmen, wappershirts en witte kniekousen. Ze vermaken zich dik en verroeren geen vin.
Ik voel me een blote idioot, maar nu ik toch voor joker sta, wil ik volslagen in mijn plan. Die stier zal me in zijn vizier krijgen en ik zal laten zien dat ik meer ballen heb dan die drie stoere binken bij elkaar!

De stier zwaait met zijn kop en kijkt in mijn richting. Langzaam loopt hij op me af.
Oh shit. Eerlijk gezegd heb ik het niet zo op stieren. Zo’n groot beest en maar zo’n klein stukje draad tussen ons in. Zal ik me achter de mountainbikers verstoppen? Dan maar geen lefmeid.
Maar het is te laat. De stier zet er de sokken in.

Ter plekke blijf ik bijna dood. In mijn ooghoek zie ik de verrichtingen van de boer: uitstappen, draad losmaken, instappen, doorrijden, uitstappen, draadje vastmaken en weer instappen.
Ik heb het gevoel alsof de tijd stil staat. Bewegingloos sta ik langs de kant. Ik wil weg, maar mijn voeten luisteren niet.
Steeds dichterbij komt de stier.
Ik zie zijn kolossale lijf, zijn massieve kop, machtige horens en zijn neusvleugels die snel bewegen. Ik kan hem zelfs ruiken. Hij ziet er geïrriteerd uit. En door wie zou dat komen?
Dat draadje knapt straks en dan loopt-ie zo over me heen.
Achter me staan de drie binken zich te verkneukelen. Stelletje langharig tuig!

Ineens is de tractor er en is alles voorbij. Als bij toverslag laat de stier alle belangstelling varen, en kuiert bij me vandaan naar zijn harem toe. Tien meter verderop gaat- ie met zijn kont in mijn richting staan schijten. Zelfs van deze afstand kan ik de vlaaien horen vallen.
Alle toeschouwers stappen weer op de fiets.
Ik weet niet hoe snel ik mijn shirt weer moet aantrekken. Door de haast trek ik ‘m achterstevoren aan; echt iets voor mij.
De boer rijdt de weg op en wenkt me. Is dat wel verstandig?

Hij schatert luid: ‘Hahaha, je bent voor mij nog banger dan voor de stier!’
Ik geneer me. Snel over iets anders gaan praten.
‘Moet u eh…morgen weer het gras schudden?’
‘Ja, en overmorgen moet de baalwagen erdoor.’
Mooi. Weet ik waar ik de komende twee dagen waar ik niet naar toe moet fietsen!

Je hebt het vast al gezien: de foto is van Dien! Senk joe dier.

Prijs je rijk

Broertje en ik waren in onze jeugd in Rotterdam rijke kinderen. Hij mocht dan geen elektrisch treintje hebben, en ik niet naar judo-les, wij hadden iets onbetaalbaars: een schooltuintje. Het was onze kans om onbekommerd smoezelig en smerig te worden, want onze moeder – nauwe verwante van Mevrouw Helderder – hield niet van vieze kinderen.

In ons schooltuintje mochten we minuscule zaadjes in regeltjes friemelen. Om te beginnen de beginletter van je voornaam. De Sterrekers groeide als een tierelier; we vonden het alleen niet te eten.
‘Lekker op een boterham met kaas,’ probeerde onze groenteleraar nog, maar broertje en ik wisten wel beter: er gaat niets boven boterhammen met chocoladepasta. De radijsjes konden ons ook gestolen worden, want die prikten op ons tongetje.

Zaaien en opkweken is zwaar werk: het kost kilo’s geduld. Toch gingen we zorgeloos door het leven.
Leuk dat het schoffelen en harken was! En we mochten alles water geven met de gieter. Dus ook de voeten van onze vriendjes. Het plezier droop er van af.

Als alles goed verzorgd was, ging het hek weer op slot. Gelukkig maar, stel je voor dat je rode kool net rijp was, of je een kneiter van een bloemkool had, en er ging een ander mee vandoor. Niet dat we gecharmeerd waren van ongeacht welke soort kool…
Andijvie bliefden we ook niet. Eigenlijk hielden broertje en ik sowieso niet van gezond eten, en dus zaten we met die niet gegeten groente in ons maag.
De oplossing was nabij: mijn broertje beschikte al jong over een levendige handelsgeest. Wij zouden een wandelende groentekraam gaan beginnen, en rekenden ons nog rijker dan we al waren. Het is er helaas nooit van gekomen: we gingen verhuizen naar het platteland.
Daar waren heel fijne dingen waar je ook vuil van kon worden: weilanden, koeien, sloten en kikkervisjes. Alleen geen schooltuintjes.