Barcelona

 

Roos staat weer met beide voeten op Nederlandse bodem.

‘Het was heerlijk,‘ zucht ze, ‘zó heerlijk.’
In tegenstelling tot de blijmoedige opmerking heeft ze een gezicht als een oorwurm, want nu zit ze met haar digitale foto’s in de regen hier.

‘Alles was leuk,’ vervolgt ze. ‘Het strand was mooi; de zee schoon en helder en leek net een golfslagbad, maar dan een echte. En ik heb nergens beestjes gezien. Nou ja, één wesp,’ zegt ze.
Vliegende beestjes zijn nogal een dingetje bij Kind.

Ze roert met ferme halen door haar koffie en vertelt dat ze ’s ochtends van 9 tot 11 uur naar het strand gingen. Daarna douchen, omkleden en de hoteldeur uit naar een bezienswaardigheid.

De vakantie in Barcelona was vooral een cultureel uitstapje. Als eerste hebben de dames de Sagrada Familia bezocht. Van de buitenkant vonden ze het “een lelijk ding met al die bogen en frutsels,” maar de binnenkant maakte alles goed: modern en heel kleurrijk. Roos is er vol van.
Andere hoogtepunten waren het Park Guell; Castel Montjuic en Parc del Ciutadelle.
Regelmatig trokken de vriendinnen een sprintje naar bankjes in de schaduw, want wat was het warm! Ze zweetten zich een hoedje in die zinderende hitte.

Voor de lunch kochten ze verse broodjes, beleg en fruit bij de Spaanse Lidl. Suzanne had duidelijk een positieve invloed op Roos’ vitamine-inname want Kind WhatsAppte een foto van zichzelf met een reusachtig stuk fruit wat ze daarna uit eigen beweging en geheel vrijwillig heeft opgegeten.
’s Avonds uit eten. Het smaakte prima en kostte geen drol: een driegangen diner voor 16 euro. Zeg nou zelf, voor tomatensoep, pasta met zalm en een toetje?
Daarna nog een drankje op een terrasje, waarna ze naar hun hotel hólden voor de airco en de Wifi.

Halverwege de week herinnerde ik Roos er tactvol aan dat ik een souvenirtje wenste. Ik moest bijna gereanimeerd worden toen ze antwoordde dat ze de cadeautjes al gekocht had. Voor zichzelf had ze twee flesjes nagellak gekocht. Logisch, daar heeft ze er pas 27 van.

Haar vader was even in paniek was omdat er na vijf dagen nog steeds geen geld van Roos’ rekening was afgeschreven. Waarom, waarom had ze nog niets gepind? Het verlies van haar pinpas lag nog vers in zijn geheugen.
Het antwoord was simpel: het meegekregen zakgeld was nog niet op.

Ze is niet dronken of stoned geweest; en het belangrijkste: niet verliefd geworden op een Spanjaard.
Roos mocht dan al meerderjarig zijn, ze is met grote stappen volwassen aan het worden: gedurende vakantie is ze he-le-maal niets kwijtgeraakt!
Nou ja, toch wel: haar witte kleurtje.

Voorraad

De beste raad is voorraad.
Deze spreuk is Joris op het lijf geschreven en je kunt welhaast zeggen dat ik getrouwd ben met een grootgrutter.
Hij maakt zijn eigen boodschappenbriefjes, doet alle inkopen, let op de uiterste verkoopdata en ruimt thuis alles op. Waar ik moet stouwen en proppen, rangschikt hij alle etenswaren netjes in alle de kasten.
Geheel met de verwachting mee heeft hij een zwak voor hamsteren. Aanbiedingen drie halen twee betalen, zijn een lust voor zijn oog en portemonnee.

Ondanks dat er ergens in hem een zuinige Zeeuw schuilt, is zijn devies dat geld moet rollen.
Gewillig betaalt hij voor Kind de schoonheidsspecialiste; de nieuwe wintercollectie met bijbehorende schoenen; leesboeken; concertkaartjes…
Slechts met grote inspanning heb ik hem ervan kunnen weerhouden voor Kind een auto te kopen nadat ze haar rijbewijs gehaald had.
Zijn gulheid is net het Verdrag van Schengen: het kent geen grenzen.

Sinds kort heeft hij een webshop van dierenvoer ontdekt waarop het goed winkelen is. ‘Kijk dan, schat! Het scheelt 12 euro op een grote zak konijnenvoer Selective senior. Hoef ik niet meer te sjouwen en jouw konijn geen honger te lijden.’
‘Waar gaan we dat in bewaren? We hebben muizen in de garage,’ zeg ik. Soms sta ik versteld van mijn eigen scherpzinnigheid.
Joris denkt even na, roffelt op zijn schermpje en roept geanimeerd: ‘In emmers met deksels. Verkopen ze ook!’

Klap op de vuurpijl is Rosa’s lievelingseten: Renske. Daar is ze zo ernstig verrukt van dat wij spijt hebben haar niet zo genoemd te hebben.
Het is voer voor pups dat volgens de verpakking bestaat uit vers vlees met moestuingroenten. Ja, je leest het goed: móestuingroenten.

Lief slaat aan het rekenen. In zijn vakantie! Als hij ergens gelukkig van wordt, is het wel van mij cijfers.
‘Wanneer we dertig pakjes kopen, scheelt het 50 cent per stuk.’
Hij controleert de inhoud van zijn winkelwagen en klikt op “bestellen.”
Glunderend zegt hij: ‘Als Rosa weet hoeveel Renskes we straks op voorraad hebben, wordt ze gek.’ Hij neemt een slok rode wijn, checkt op zijn telefoon of er nog voldoende saldo op Roos’ rekening staat, en laat zich voldaan achterover vallen in de tuinstoel.

Wanneer ik het een beetje handig aanpak, verrast hij me binnenkort met pure chocola. Een reep of vijf.

De kromme jongen

Drie mannen keken ongeinteresseerd naar de poursuivants van de Tour de France op het grote flatscreen. Het was het enige wat bewoog in de kroeg.
De meest linkse van het stel – tevens de dikste – sloeg het restant van zijn bier achterover en liet een boer.
De barman – een stevige man met een Jezus-tattoo op zijn linker bovenarm – liet zijn ogen van het flatscreen naar de de boerende klant dwalen.
De boer gebaarde naar zijn glas en werd op zijn wenken bediend.

Een dame liep vanuit de keuken het café in.
De boer keek met grote belangstelling naar de komkommer die ze in haar hand hield.
De vrouw pakte een mes uit een la, gaf een snee in het plastic waarin de kromme jongen verpakt was, en trok het plastic er met een geroutineerd gebaar af.
De boer duwde met zijn elleboog tegen de arm van de maat naast hem; een grijns op zijn lippen.
De dame hield de komkommer nu onder de kraan en maakte stevige veegbewegingen.
Beide mannen maakten verheerlijkte geluiden. Ze kreunden steeds harder terwijl de vrouw de groente afdroogde.
De derde man deed niet mee. Hij tuurde met slaapogen door zijn brilletje naar het tv-scherm alsof hij aanvoelde in welke stemming de vrouw verkeerde.

De bardame nam de afgedroogde komkommer in haar hand, hield ‘m bij het kromme uiteinde vast en maakte er een schietbeweging mee naar de twee mannen die haar handelingen op de voet volgden.
De derde man knikte instemmend in zichzelf: zó’n stemming dus.

Met het mes maakte de vrouw gehakt van de komkommer, en toen ze klaar was, keek ze de zojuist nog lachende mannen een voor een kort aan, draaide zich om en verdween door de klapdeuren de keuken weer in. Onduidelijk was waarom ze de komkommer niet gewoon in de keuken gesneden had.
Eén ding was wel duidelijk: geen van de mannen voelden zich geroepen het haar te vragen. Noodgedwongen zetten ze de achtervolging in op de poursuivants.

! Olé

Roos heeft haar biezen gepakt voor een weekje Barcelona.

Ruim een week stond haar koffer opengeklapt op de grond in haar kamer.
Leeg.
Na een meeslepend betoog kon ik haar overreden een paklijst te printen en in een vlaag van enthousiasme gaf Roos gehoor aan mijn verzoek. Daar bleef het bij.

‘Ik weet gewoon niet welke kleren ik wil meenemen,’ mokte ze in een flodderig huispak vanaf de driezitsbank.
Ik noemde wat zomerse kledingstukken op en sloot af met het advies: ‘Neem niet teveel mee, zodat er genoeg ruimte overblijft om cadeaus voor je vader en mij mee terug te nemen.’
‘Cadeaus?’ riep ze smalend, ‘ik ben toch zeker Sinterklaas niet!’
Waarna ze op luchtige toon vervolgde: ‘Suzanne en ik willen wel broodjes voor onderweg meenemen. Kan ik onze bestelling al doorgeven?’

Dat ze lukraak tijdig de benodigde attributen in haar koffer heeft gesmeten, mag een wonder heten.

Soort zoekt soort.
Dat geldt ook voor Roos en Suus: beide zijn kampioen in het kwijtraken van persoonlijke bezittingen. Zonder dat we het van elkaar wisten had ik voor een decolleté portemonnee voor ze gekocht, en Suzannes moeder smalle heuptasjes voor onder hun kleding.

Hoe dan ook: de dames zijn zojuist veilig in hun hotel aangekomen.
Roos’ salaris is gestort; de retourvluchten zijn betaald en over een week is vast hun geld op, dus komen ze ongetwijfeld terug naar huis. Roos kennende met een rolkoffer vol verhalen.

Spierballen

Ergens tegen een uur of drie ’s middags. Ik sta op de pont. Het waait debiel hard en de boot ligt dwars in het water om een containerschip voorrang te verlenen. Best lekker dat onstuimige deinen. Doet me aan het schip van de Efteling denken.

Zeven pubers kluwen samen in een hoekje. De langste torent binkerig boven de rest uit. Een jongen is duidelijk de klos: zes voorwielen bonken tegen de zijkant van zijn fiets. Eén meisje probeert het stuur uit zijn handen te trekken, en een derde rochelt op zijn schoen.

Het slachtoffer kijkt niet blij. Zijn rug lijkt in te zakken onder het gewicht van het geplaag. Hij knipt onzeker druppels weg, onderneemt geen poging iets te zeggen, en kijkt wat onzeker naar mij.
Ik ben op voorhand geirriteerd als ik oneerlijke geduw en getrek zie, maar zes pubers…hoe krijg je die aan het lachen? Ik ga het proberen.

‘Hé! Nokken jongens! Anders gooi ik jullie fietsen over de reling!’ Er staat zoveel wind, ik schreeuw bijna mijn keel uit de kom.
Hoongelach stijgt op uit zes kelen. Logisch. Met een beetje geluk – als ik de deining mee heb – kan ik net één fiets in de Lek gooien, laat staan zes.
‘Wel als jullie me er even bij helpen. Dit is je kans om je spierballen te laten zien!’
Ze lachen nu nóg harder.
Was ik Pippi maar: zij tilt moeiteloos haar paard op.

Een bijdehandje zegt: ‘Dat vindt mijn moeder vast niet leuk, mevrouw.’
‘Zou je moeder het leuk vinden als jij iemand pest?’ vraag ik.
Hij overweegt een antwoord, maar haalt in plaats daarvan zijn schouders op.
Toch lijkt de lol van het pesten er een beetje af.
Het slachtoffer grijpt een pakje kauwgom achter een rits vandaan.
‘Lekker,’ zegt Bijdehandje.
Bijtende honden kun je beter maar te vriend houden, dus deelt het slachtoffer uit. Het snoep valt in de smaak. Kauwend wacht het clubje op de overkant.

De pont schuift aan wal en de bomen zwaaien open.
‘Hé, mevrouw!’ roept Bijdehandje.
Nu gaat-ie iets onaardigs zeggen, weet ik, of zijn middelvinger naar me opsteken. Had ik me er maar niet mee moeten bemoeien, maar ik kan nou eenmaal niet niks doen.
‘U bent net zo gek als m’n moeder,’ en geeft me een knipoog toe.
Ik val bijna flauw.
De jeugd van tegenwoordig…ze blijft me verbazen.