De diepvriesblik

Op de stoep loopt een oude vrouw met een boodschappentas. Op het moment dat de wind haar capuchon afblaast, rijd ik door een immense plas. Ik kan niet meer remmen en de vrouw krijgt de volle lading over haar heen. Van afschuw staat ze stil.
Ik rijd door.
Wat ben ik blij dat er niemand naast me zit, want ik scheur bijna in tweeën van het ingehouden lachen.
Ik sla driemaal rechtsaf en parkeer tegen de stoep. Het minste wat ik kan doen is de vrouw naar huis brengen.

Ik put me uit in verontschuldigingen.
De vrouw schenkt me een diepvriesblik.
Logisch na zo’n ijskoude regensluier.
‘Zal ik u naar huis brengen?’ bied ik aan.
Ze kijkt me aan en geeft geen sjoege.
Ik ken de vrouw niet van gezicht. Nou zegt dat weinig want ik woon hier pas 25 jaar.

Ze ziet er allerbelabberdst uit. Haar haar zit aan haar schedel geplakt; haar panty sopt in haar korte laarsjes, en door haar natte bril kan ik nauwelijks haar ogen zien. Ze heeft een snor en voor zo’n oud vrouwtje draagt ze een heel kort rokje. Door haar panty’s zie ik haar zwaar gerimpelde knieën. Waar let ik op? Ik lijk wel niet wijs!
‘Zal ik u naar huis brengen?’ houd ik vol.
Ze is allerminst enthousiast over mijn aanbod. Ze blijft zich hullen in stilzwijgen. Wel neemt ze me voortdurend op, van boven naar beneden en weer terug. Ik krijg er een wankele gemoedstoestand van. We staan hier maar op de stoep in de zeikregen. Nog even en dan ben ik net zo nat als zij.

Dan mompelt ze iets en geeft me een minimaal knikje.
Het mag vast omdat ik zo aandring; dit is echt mijn geluksdag. ‘Woont u in de Veertienhuizen’? gok ik.
Dat blijkt correct.
Ze stapt in m’n auto en snift.
Nou niet vervelend gaan doen, het ruikt gewoon naar natte hond.
Ik wil haar tas aanreiken maar ze rukt ‘m uit m’n handen. Hopelijk heeft ze haar kinderen beter opgevoed.

Ik voeg me in het verkeer en sta binnen vijf tellen vast in een heuse verkeersopstopping. In ons dorp gebeurt dat gemiddeld één keer per jaar.
Na de opstopping heeft een tractor moeite met de wegversmalling, en staan we een straat verder vast achter bouwauto’s die stenen staan te lossen. Over een hemelsbrede afstand van driehonderd meter doen we een kwartier. Was het vrouwtje gaan lopen dan had ze haar eerste kop koffie al achter haar kiezen gehad.
Ondertussen hangt in de auto een sfeer van koude oorlog. Elke mogelijkheid tot een gesprek kapt ze af.
Ein-de-lijk zijn we waar we wezen willen. Ik rijd haar tot voor de ingang. Ik wil haar helpen met uitstappen maar ze ineens opmerkelijk vief. Tegen haar rug roep ik: ‘Ik zal het echt nooit meer doen!’
Ze draait zich om en reikt me haar hand met lange, dunne vingers.

Bowie in Groningen

Het voelt als de eerste lentedag. Zonlicht schijnt breed op de opstandige krokusjes in het gras. Toch wil ik maar één ding: opgeslokt worden door het Groninger Museum. De routecoordinatrice in de auto is echter de weg naar de dichtstbijzijnde parkeergarage kwijt en alles straten in de stad lijken éénrichtingverkeer.
Uiteindelijk parkeert Lief langs de straat. Een bord leert dat we er maximaal één uur mogen staan.
‘Shit,’ zegt Joris terwijl hij naar de auto achter ons kijkt die al een bekeuring heeft.
Whatever, denk ik beheers me niet te gaan rennen.

Binnen nemen we de audioapparatuur voor de rondleiding in ontvangst. Joris heeft het al snel gezien en gaat terug naar de auto.
Mij bevalt het steeds beter. Ik ging blanco naar de tentoonstelling. Wetende dat Bowie gedurende zijn leven onderweg was van de ene naar de andere muziekstijl weet ik dat het niet saai zal worden. Ik lees niet alle bordjes maar bekijk wel alle filmpjes, handgeschreven songteksten, tekeningen, attributen en kledingstukken. Wat was hij smal! Logisch, op een jarenlang “dieet” van cocaine en melk. De tentoonstelling bevestigt het beeld dat ik van hem had: een ongrijpbaar genie op gebied van muziek, mode en kunst.

De bovenste verdieping toont Bowie “On stage.” Op twee verschillende schermen worden wisselende live-optredens getoond. Eén opname van Live Aid 1985 herinner ik me goed. Ik zag de uitzending op 13 juli op tv en vond Bowie toen oud. Tijd is een raar iets. Nu valt me op hoe jong hij was om zulke grootse dingen te doen.
Ik neem plaats op een bank en laat me onderdompelen door muziek en beeld. Die stem… Het is alsof er een ritmebox in me zit: mijn handen, voeten en hoofd bewegen continu. Ik vind het sneu dat Joris op me zit te wachten en besluit te genieten voor twee, wetende dat deze riante beelden voor het laatst zijn.
Bij het nummer Rock and Roll Suicide – moet ik even slikken als mijn muzikale held “You’re not alone,” zingt. Even maar, dan ben ik weer nuchter: Bowie zal voor altijd een ster zijn.

En dan is het mooi geweest, ik kán niet meer. Ik lever mijn apparatuur in en loop naar beneden, naar de museumwinkel. Halverwege biedt een smal ruitje uitzicht op de straat en het uitzicht tovert een glimlach op mijn gezicht. Daar, langs de stoep staat onze auto met Lief ernaast als een trouwe hond.
Ik app ‘m. Hij wikkelt me in mijn jas en ik strompel ongeveer naar de auto. We hebben het ontbijt in het hotel goed laten smaken en besluiten de lunch over te slaan; we gaan naar huis. In de auto bekijk ik de foto’s die ik niet had mogen maken en zucht: jammer dat Groningen zo ver weg is, anders ging ik nog een keer!