De diepvrieskist

Keek op de week (47)

Herken je dat? Dat je het jammer vindt dat je wakker wordt en moet oppassen dat je gedachten niet zwart blijven?
Typte op Googel “zon” in om te zien hoe dat serpent er ook alweer uitzag.

Had afspraak in Den-Haag. Deed snel nog plas voor vertrek en voelde tot m’n schrik dat ik een gaatje in m’n onderbroek had. En geen tijd voor verschoning. Als ik onderweg nou maar geen ongeluk kreeg! Dan zou ik de vrouw worden waar m’n moeder me altijd voor gewaarschuwd heeft.
Liep zowel goed, slecht als vreselijk af.

Goed: kreeg geen ongeluk. 

Slecht: heb gat in onderbroek groter gemaakt. Geeft fris en vrijgevochten gevoel.

Vreselijk:
Hoopte in DH in vrouwenpoli een begripvolle specialist te treffen, ondanks dat ze het vreselijke beroep van gynaecologie uitoefent. Had veel vragen waar ik antwoord op wilde krijgen.
Trof vrouw met snor van een holbewoner wier eierstokken al eeuwen met pensioen zijn en de empathie heeft van een diepvrieskist. Enige toeschietelijkheid ontbrak volledig en het was een aaneenschakeling van missers.
Op geen enkele vraag wist ze antwoord, en omdat zij niets van mijn hormoon-therapie en complexe medicatie begrijpt, moet ík naar een psychiater.
In stilte wenste ik haar bij haar eerstvolgende vakantie een gehorige hotelkamer met immens grote insecten toe, en een buurman die in- en uitademend op een mondharmonica blaast. ’s Nachts.
Er deed zich nog iets voor. Ik hield me groot maar m’n luiken sloegen meteen dicht. Tijdens een mij nietszeggend monoloog pakte ik m’n tas en gaf aan dat het gesprek wat mij betreft ten einde was.
Het was maar goed dat ik m’n therapeut bij me had. Was anders zonder jas en nieuwe afspraak de deur uitgerend.
Heb klacht ingediend bij huisarts. Zij gaf me gelijk en onderneemt actie. Hoef ook niet meer terug naar de diepvrieskist voor uitslag bloedonderzoek.

Mijn smartphone is naar de gallemiezen. Laadde steeds slechter op, en viel steeds uit. Moest voor twee regels tekst in WhatsApp het kreng driemaal opnieuw opstarten. Beetje vermoeiende bezigheid. Man heeft tijd van z’n leven: mag nieuwe gadget voor z’n vrouw uitzoeken.

Ging Rosa uitlaten. Het kwam met pijpen en stelen naar beneden, maar voor hond blijft rondje polder hét hoogtepunt van de dag. Opgetogen tot in haar voetzolen sprong ze zorgeloos in iedere sloot.
Baas, vind je ’t ook zo gezellig? Zag je hoe ik in die diepe sloot sprong? Ik ben helemaal niet bang, hè?
Hardop pratend tegen de hond voelde ik hoe mijn voeten steeds natter werden in mijn pas gerepareerde regenlaarzen.

‘Uw slaappillen zijn niet leverbaar, mevrouw Kakelbont,’ zei apothekersassistente.
Wenkbrauwen schoten van verbazing in m’n haarscheiding.
Ze vervolgde: ‘In heel NL zijn ze op. Zelfs de digitale apotheek is uitverkocht. De fabrikant heeft problemen en de pillen zijn pas weer leverbaar in januari.’
Ja, dan hoeft het niet meer…

Thuis ben ik maar even gaan liggen.

Nou, zó’n week dus maar dan langer.

Voordeel is dat het hierna alleen maar beter kan worden.

De gebeten hond

Keek op de Week (46)

In het dorp zit niet zomaar een bloemist maar een heel tolerante. Opgevoede honden mogen mee naar binnen. Vroeg me ernstig af wat onder “opgevoed” valt.
Rosa zag namelijk bloemenvaas zonder bloemen maar met water en begon er uit te lebberen.
‘Logisch,’ zei bloemist, ‘zoiets lekkers krijgt ze thuis niet.’

Ik toetste nummer in en hield telefoon tegen m’n oor. Schonk heet water in een mok, zette waterkoker terug en stootte de gevulde mok om. Het aanrecht klieder. Water droop langs keukenkastjes naar beneden. ‘Kut,’ zei ik en tegelijkertijd werd er opgenomen, wat mij geenszins verbaasde.
Wat doen? Ophangen en terugbellen?
Ik besloot ‘Sorry,’ te zeggen. ‘Ik stootte iets om en nu heb ik overal lekkage, ’ verklaarde ik mijn uitspatting.
‘Kan gebeuren,’ zei onbekende mannenstem. ‘Dit was een begrijpelijke uitroep van frustratie. Ik vat het dan ook niet persoonlijk op.’
Werd bijna euforisch van begrip en coulance van medewerker. Dergelijke flexibiliteit is bij Klanten”service” tegenwoordig uitstervend begrip.

Stond te wachten op bestelling van Roos. Ze had een nieuwe winterjas uit ander filiaal  laten komen.
Een dunne jongen van een jaar of tien trok een trui over zijn hoofd.
‘Veel te groot,’ zei zijn moeder ‘Trek maar weer uit. Moet je meer komkommers eten.’
‘Komkommers?’ vroeg verkoopster. ‘Daar word je niet dik en sterk van, hoor knul.’
‘Dat is het enige wat hij lekker vindt,’ zuchtte z’n moeder. ‘En iedereen maar denken dat-ie thuis niks te vreten krijgt. ‘

Joris heeft vreselijke eigenschap: alles met mate. Ik hoor het hem zeggen. Pakt een zak pepernoten, eet vier stuks op, en bindt zakje weer dicht.
Een geluk dat ik geen suiker meer eet. Had anders zak uit z’n handen gegrist en soldaat gemaakt.

Ruzie gekregen in de polder.
Zwarte herder met blikkerende tanden rende Rosa en mij tegemoet. Beest hapte in Rosa’s flank die jankend van angst op hol sloeg. Herder zette achtervolging in. Ik riep Rosa; ze kwam terug. Herder beet in haar achterpoot.
Sloeg met ballenwerper 2 x op herdershondenkop. Beest hield van verbazing op met grommen, en ik greep ‘m bij z’n halsband.
Eigenaar had tot dan toe geslaapwandeld, werd ineens wakker en steeg op van nijd. Sprak gebrekkig Nederlands maar vloeken en schelden kon-ie als de beste. Fulmineerde met consumptie.
‘Pak uw hond anders verkoop ik ‘m nog een hijs!’ zei ik pissig.
Kerel schold me de vinkentering maar pakte toch z’n hond.
Had indruk dat man gedronken had. Leek me verstandig me zo snel mogelijk uit de voeten te maken uit de toch al weinig knusse omgeving.
Kerel wierp me een vuile bik toe – gelukkig wel een léég bik – en riep dat ik respect voor hem en z’n hond moest hebben.
Respect…moet je dat niet eerst verdienen? En waarom beginnen aso lui er altijd als eerste over?
Liep hard weg en berispte Rosa. ‘Trek jij voortaan je bek open! Die is groter dan de mijne.’ Hond keek me aan met fluwelen ogen en kon in haar zieltje kijken: er zit geen greintje kwaad… Jammer, hoor (-:

De dwarsligger

Familie Zwaan stak de provinciale weg over. In een rij van zes liepen ze in de zen-modus naar de overkant.
Raad eens wie vooraan stond in haar blauwe doos? Juistem!
De tegenligger stopte ook.
Terwijl de zwanen hun zwemvliezen omhoog optrokken en elegant lieten neervallen, waggelden ze met hun witte konten heen en weer. De voorste drie liepen in gelijke pas. Je zou er een vrolijk deuntje onder moeten kunnen zetten.

De rij wachtende auto’s werd almaar langer.
Een persoon met een matige impulsbeheersing dacht: ik rijd er voorbij. Halverwege naast mij kwam de Volvo tot stilstand. Aan het achterportier hing een colbert op een hanger en op het dashboard lag een verkreukelde Volkskrant.
De bestuurder draaide zijn bovenlijf in een bocht en zag dat de plaats waar hij gestaan had, was vergaan. Daar stond hij dan met zijn goede gedrag: hij kon geen kant op.

De stoet zwanen was intussen een aardig eind gevorderd. Ik kon de opgeluchte zuchten van mijn medeweggebruikers bijna horen.
Tot het zwaan nummer zes teveel werd en midden op de weg neerzeeg. Hij worstelde een moment tot z’n zwemvliezen naar tevredenheid onder z’n buik gevouwen lagen, en stak zijn kop in zijn verendek. Niets leek erop dat deze te-wegligging van tijdelijke aard was.

Van frustratie begon de bestuurder van de Volvo hard op de claxon te bonken. Een zinloze actie, waarschijnlijk veroorzaakt door een naderende midlifecrisis.
De zwaan keek de bestuurder even recht aan, gaapte en hernam zijn oude houding. Het getoeter hield op.

Ik zwaaide een aantal keer m’n autoportier open, dicht, open, dicht…
De watervogel stond op. Draaide een rondje om zijn genderneutrale as, produceerde een berg groene drollen en liet zich weer zakken.

Uit de auto van de tegenligger stapte een zwaar gebouwde kerel met armen als staalkabels. Hij liep naar de zwaan, zwaaide met z’n armen en riep opruiende teksten als: ‘Kssst! Kssst!’
Dat hielp. Het beest besloot ons een plezier te doen en zijn kornuiten alsnog te achtervolgen.

Je zou denken dat alles voorbij was, maar de verkeersgoden beslisten anders.
De Volvo gaf gas en probeerde zich voor mijn auto te wringen.
Hij zag mijn kritische blik en tikte met z’n vinger tegen z’n voorhoofd. Ik zóu hem voorrang kunnen verlenen ware het niet dat ik een valse vrouw ben en er geen enkele passeermogelijkheid op de  smalle weg was. Drie auto’s naast elkaar – zelfs tweeënhalf – was Godsonmogelijk. Ik glimlachte vilein en reed het gaatje nog ietsiepietsie verder dicht.

Toen de Volvo van geen wijken wilde weten, stapte de man met de staalkabels weer uit. Wijdbeens dirigeerde hij de tegenpartij achteruit.
Er verscheen iets onzekers in de houding van de laatste. Het drong langzaam maar meedogenloos tot zijn stoïcijnse brein door dat een snel heenkomen ver te zoeken was. Erger nog: er bleef maar één mogelijkheid over. Hij moest ten aanschouwen van iedereen in zijn achteruit de weg afrijden tot bij het eerstvolgende kruispunt 600 meter verderop.
Ook dáár had ik graag een gezellig deuntje onder gehoord.

Gekoer

Keek op de week (45)

PostNL-bezorger stond voor de deur. ‘Voor wie moet ik het meest bang zijn? Voor de hond of het konijn?’ gebaarde hij naar waarschuwingsbordjes voor het keukenraam.
‘Voor het konijn,’ zei Roos. ‘Als ze je niet aardig vindt, bijt ze in je hielen.’
‘Is het een dwergkonijn?’
‘Nee, een Franse hangoor van 7 kilo.’
Bezorger was zichtbaar onder de indruk.

Liet Rosa uit en hoorde gekoer. Keek in geparkeerde auto en vroeg aan man die lage horizontale bakken stond in te laden: ‘Hoeveel duiven zitten daarin?’
‘Twaalf. Elke duif heeft twee luchtgaten,’ wees hij.
‘Waar brengt u ze naartoe?’ interviewde ik verder. Kerel scheen geen last van mijn grenzeloze nieuwsgierigheid te hebben.
‘Ik breng ze naar een centrale vrachtauto en die brengt ze vannacht naar Frankrijk.’
‘Het gaat vannacht hard waaien,’ zei ik zorgelijk.
‘Haha, u maakt zich ongerust over mijn duiven?’
Voelde me gebelgd.
‘Ik laat ze nooit boven open zee vliegen, hoor,’ zei duivenmelker geruststellend.
‘Komt er wel eens een duif niet terug?’
‘Kan altijd gebeuren. Dit jaar één duivin. Die vloog tegen de lichtmast.’ Hij knikte naar de hoge palen van plaatselijke tennisvereniging.
‘Behouden vlucht!’ groette ik ten afscheid.
Man zag mij toevallig anderhalve dag later lopen. (Hond moest wéér uit.) Hij stopte z’n auto en draaide raampje open. ‘Alle duiven zijn binnen, hoor!’

Droomde dat ik in m’n nakie over Coolsingel liep. (Ik, die nog liever doodga dan me in een sauna zal begeven.) Kocht in Bijenkorf een Chinese vaas waar ik m’n armen omheen sloeg om m’n voorkant mee te bedekken.
Werd wakker en dacht: waarom kocht ik geen badjas?

Zin in gratis toegang tot het museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam? Wie zijn vuile was meeneemt mag tot en met 23 december kosteloos de collectie bekijken. In het museum staan diverse wasautomaten en een droger. Twee vrijwilligers bekommeren zich over je was. Dit is géén fakenieuws. Het is een project van een sociaal ontwerper zodat “vreemden met elkaar in gesprek gaan.”

Een eenrichtings-kennis had klankschaal nodig. ‘Hoe gaat het? Ik heb vorige week een dag migraine gehad; ben er nog slap van. Je kent me, ik ben een doorpakker, hè? Vannacht slecht geslapen. Zeker een uur wakker gelegen, pfff. Zie je m’n wallen? Heb jij nog je hulp? Zou voor mij ook een uitkomst zijn, maar ja, ik kan er slecht tegen als vreemden aan m’n spullen zitten. Heb het héél druk gehad in de vakantie. Ons Franse huis acht weken verhuurd. Al het schoonmaakwerk kwam op mij neer. En dat met mijn rug. Een martelgang van jewelste. Maar ik kachel door, hè? Vandaar die migraine. Zullen we volgende keer iets afspreken? Wat komt jou uit? Heb het nu echt te druk. Moet opschieten. Nou doei!’
Ik had tot dan toe gezwegen en heb dat volgehouden Had anders: ‘Een vrijdag in 2030,’ gezegd.

Ik heb er tabak van!

Ergens deze maand – 25 jaar geleden – ben ik gestopt met roken.

Mijn eerste sigaret stak ik op in het Sophia Kinderziekenhuis. Dat lees je goed. Eenmaal een doorgewinterde roker versleet ik een baal shag en een pakje sigaretten per week.

In de zomer van 1992 vermorzelden Joris en ik de ene na de andere “duizender” onder onze fietswielen. Bij de zoveelste top riepen mijn benen: Meer! Meer! Meer! Ik hijgde echter als een postpaard dat onderweg een long verloren was. Het besef sloeg in als een bominslag. Op die top beloofde ik mezelf datzelfde jaar nog te stoppen met roken.

Al drie keer eerder was ik gestopt en net zo snel weer begonnen, maar deze keer zou het lukken!

Om mijn goede voornemen niet vroegtijdig in rook te zien opgaan, koos ik voor een degelijke aanpak, en ging naar de huisarts voor een recept voor nicotinepleisters.
De dorpsarts stond bekend om zijn liefde voor het vak geneeskunde en zijn afkeer van komst van patiënten.
Mijn verzoek voor het recept werd direct weggewuifd. ‘Allemaal onzin! Het is mijn persoonlijke mening dat die pleisters niet helpen.’
Mij een zorg.
‘Ik kom hier niet om uw persoonlijke mening te horen; ik kom voor een recept.’
De stakker zag in dat debatteren vruchteloos was, en met een glimlach nam ik bij de apotheek de pleisters in ontvangst. Op de terugweg naar huis trakteerde ik me op een jojo.

Om de laatste sigaret deed ik een strik en zoog de rook zo inhalig naar binnen alsof ik het gemis dat komen ging reeds kon voelen.
En toen was-ie op…
Ik gooide m’n aansteker, en asbakken (op eentje voor de viste na) in de afvalbak en dat was dat.

Niet roken was een aanslag op mijn goede humeur. Constant werd ik achtervolgd door een onweerswolk. Het moeilijkst was het tijdens het drinken van een kop koffie en na het eten. Oh…die  onbedwingbare hunkering… Maar ik zou mezelf geselen tot elke zucht naar nicotine verbannen was.

‘Als je zes weken gestopt bent, krijg jij van mij een hometrainer,’ beloofde Man.
‘Bestel ‘m maar vast!’ riep ik vurig.
Wel nam ik mezelf voor: als ik oud ben en het toch niet meer uitmaak, begin ik weer, want zelfs jaren na het stoppen liep het kwijl over mijn kin als ik aan roken dacht.

Inmiddels ben ik dubbel en dwars genezen.
Toch schuilt er ergens in de krochten van mijn brein nog een roker: ik droom namelijk met enige regelmaat dat ik met een brandende sigaret de bus instap en ergens plaatsneem. En er is geen chauffeur die er iets van zegt…

Nog één gratis tip: stoppen met roken en het slikken van staaltabletten is een slechte combinatie (-: