Boeventronie

Keek op de week (44)

Hiep Hiep! Roos kreeg haar bachelor bul (en Honours class certificaat) uitgereikt aan de EUR (Erasmus Universiteit Rotterdam.) Het was een aanslag op het zitvlees van opgetrommelde familie, maar voor iedere geslaagde werd tijd gemaakt voor persoonlijk praatje. De afgelopen drie jaar zijn om gevlógen. Kind zit alweer tot over haar oren in haar Master studies.

♥ Een die-pet-past-ons-allemaal-momentje met Opa Kakelbont ♥

‘Ben voor derde week achter elkaar gecontroleerd met zelfscan bij Jum.bo,’ klaagde Man getergd. ‘Waarop baseren ze die controles?’
‘Misschien op bedrag,’ suggereerde Roos.
‘Of de scan zelf?’ opperde Man.
‘Leg je er nou maar bij neer, schat,’ zei ik, ‘Je hebt gewoon een boeventronie.

Klant voor me deed diepgravend onderzoek. Helft van wijsvinger verdween in haar reukorgaan, waarna opbrengst met smaak bekeken werd.
Drogistmedewerkster Carrie wisselde blik van afgrijzen met mij. Ze herstelde zich snel. ‘Wilt u een tissue?’ vroeg ze aan klant en haalde doos onder toonbank vandaan.
‘Nee, ik wil pinnen,’ zei klant op professionele zeurtoon.
Aldus geschiedde.
Simultaan keken wij de klant na.
‘Wat een smeerkezerij! Mensen schamen zich tegenwoordig nergens meer voor,’ zei Carrie met een rilling. ‘Ik heb niets aangeraakt maar neem toch een druppel. U ook?’ Ze pakte flacon desinfecterend middel, deelde druppel uit en wij wreven ons in de handen.
Carrie kon de neuspeuterende klant niet verwerken.
‘Neem een Valdispert van jezelf,’ wees ik naar haar eigen voorraad. ‘Het is niet te hopen dat ze je met die vinger een kaartje stuurt als ze boven is.’
Carrie – slap van de lach –  hield zich met twee handen vast aan toonbank.
‘Zal ik je de rollator brengen (een show-model, red.) dan kun je er even bij gaan zitten?’
‘Hoeft niet,’ schaterde ze, ‘lachen is het beste medicijn. En leve de uitvinder van het contactloos pinnen!’
Daar namen we nog een druppel op.

Van betonmoeheid weten wij allen het bestaan. Maar bestaat er ook zoiets als porseleinmoeheid? Of serviesmoeheid? Zonder ze uit mijn handen te laten vallen of te stoten, sneuvelden twee schoteltjes. Scherven brengen geluk. Ik kan niet wachten.

Was m’n enkelsokken kwijt. Geen reden tot harikiri want heb meer sokken, maar waar konden ze zijn? Sinds wanneer deponeren meelevende huisgenoten míjn vuile sokken in wasmand? Zou in boek van records mogen.
Vond ze terug tussen Rosa’s “speeltjes.” Ze had genoeglijk op sokken liggen kauwen terwijl ze uitkeek over straat waarop zij alleenheerschappij bedingt.
Joris sprak lovende woorden: ‘Dat dat beest niet in coma is geraakt…’
Dat terwijl er maar één persoon in dit huishouden zweetvoeten heeft en deze van het mannelijk geslacht is.

Zijn er nog lezers die zin hebben in een authentiek Nederlands spel? Doe dan mee met het SinterPieterklaasspel! Kennis van zaken is overbodig. Raadsels en rebussen oplossen is het devies. Zet je schoen klaar en start het 1e spel op 25 november. Geef je hier op!

Matador

Havo-4 en 5 deed ik op CSG Henegouwerplein in Rotterdam. Op mijn spijkerbroek schreef ik met balpen “David Bowie.” Op mijn jas hingen buttons met teksten als: “Laat de rijken de crisis betalen” en “no Grease please.” Over mijn jas droeg ik een Arafatsjaal.

Het was 1980. Het jaar waarin ik slaagde voor mijn examen.
Niemand was zo goed in spijbelen als m’n vriendin Hanneke. In de kroeg ging ze steevast met klasgenoten zitten klaverjassen.
Mijn specialiteit was slap ouwehoeren en vliegtuigjes vouwen van servetten. Ik bestelde koffie, at de door mijn vader gesmeerde boterhammen en rookte sjekkies.

Achteroverleunen was er niet bij. Op de momenten dat je hem het minst verwachtte, verscheen de conciërge –  meneer Tak – in de deuropening.
Dan waren er weer leraren bij hem wezen klagen: Ik mis er vijf!’ ‘Ik mis er drie!’
Waarna Tak zijn alpinopet opzette, zijn stofjas verwisselde voor zijn duffel en linea recta naar café Henegouwe liep.
Hoe hij het wist zal altijd een raadsel blijven, maar zodra hij de kroeg binnenstapte, riep-ie: ‘Meekomen! Jij, jij en jij; jullie hebben geschiedenis. Jij hebt Frans, jij ook. En van jou weet ik het niet maar je komt ook maar mee.’
‘Ik heb niets,’ zei ik naar waarheid, ‘ik heb een tussenuur.’

Iedereen was in een oogwenk verdwenen.
Ik bleef achter, gooide wat geld in de jukebox en toetste “Take me to the matador” in.
Het was toen dat Adam – de bartender; een stokoude man van veertig  – een aanval van melancholie kreeg en me vertelde hoeveel geluk hij in zijn leven had gehad.

‘In mijn tijd bestond spijbelen nog niet. Je deed gewoon maar wat.’ Hij trok zijn trui strak over zijn voorspoedig ontwikkelde buik en tapte voor zichzelf een pilsje. ‘Als kind ben ik net op tijd uit een brandend huis gered. Alles stond al in lichterlaaie.’ Hij nam een slok, likte rond zijn lippen en veegde ze droog met de rug van zijn hand. ‘Ik ben bijna verdronken. Het is waar wat mensen zeggen…dat je je leven aan je voorbij ziet trekken…Voor mij liep het goed af. Ze hebben me gereanimeerd. Neem maar van mij aan: ik word 100.’ Hij lachte hard, zei ‘Proost’ en dronk de rest van zijn glas leeg.

De volgende ochtend zat ik weer in de kroeg.
Ik reed altijd met m’n vader mee. Hij werkte op de Mathenesserlaan en zette mij bij school af op een zeer onchristelijk tijdstip.
Ik bestelde koffie.
De jukebox speelde uit zichzelf “Matador.”
‘Waar is Adam?’ vroeg ik aan een mij onbekende vrouw achter de bar. Haar gezicht zag zo wit als Sneeuwwitje. Op haar ogen na, want die waren roodomrand. Ze zuchtte en boog zich over de bar licht naar me toe. ‘Gisteren ging hij thuis de buitenkant van de ramen zemen…tweehoog…Hij viel van de ladder en brak zijn nek. Hij was op slag dood.’