Het Lance-gevoel

De laatste zondag van augustus in 2003. Om 10.30 zal de 4e Ride-for-the-Roses in Waalwijk van start gaan. Deze fietstocht staat volledig in het teken van de kankerbestrijding. Initiator ervan is Lance Armstrong en de gehele opbrengst van alle deelnemers is bestemd voor het Koningin Wilhelminafonds.

Het krioelt van de deelnemers die allemaal tegelijk willen vertrekken. Helaas wordt iedereen via luidsprekers verzocht nog een halfuurtje te wachten, want er staat nog een groot aantal deelnemers in de file.

Ik kijk wat voorzichtig om mij heen. Naast me zie ik een hele nieuwe Colnago Dream B-stay staan; een droom van een fiets. De eigenaar staat er nerveus naast. Startnummer 1389, staat er op zijn fietsshirt gespeld. Wat heeft die man een witte benen, zeg. Óf hij is op vakantie naar Groenland geweest, óf hij heeft deze warme zomer alleen in lange broek gefietst. “Ik heb dit jaar nog maar 400 kilometer gefietst,” komt het hoge woord eruit. Aha. Hij kijkt eens naar mij en daarna naar mijn fiets. Ik rijd op een oude Colnago, waarvan de commandeurs nog aan de bovenbuis zitten. Een klassiek exemplaar dus. Waag het eens om te zeggen dat ik op een oud barrel rijd, denk ik. Nummer 1389 houdt wijselijk zijn mond.

Om 11 uur klinkt het startschot. Eerst rijden we een ererondje rondom het RKC-stadion en daarna mogen we de openbare weg op. Begeleidt door politie, fietsen we dwars door Waalwijk richting provinciale weg. Meteen wordt de vaart erin gezet, zo’n 35 km/uur. Alle kruispunten zijn afgezet; op rotondes staan politieagenten of vrijwilligers met een fluitje en een vlaggetje; mensen zitten in campingstoeltjes langs de weg; ambulances rijden mee…

Het leuke van alles is dat je zelfs op de busbaan mag fietsen; dát heb ik nou altijd al gewild! Een rotonde linksom nemen, staat ook nog op m’n verlanglijstje. We scheuren de snelweg op richting Tilburg. Ik voel me bijna een prof. Overal staan auto’s in de file. Heerlijk als jouw auto daar niet tussen staat!

Links en rechts rijd ik van alles voorbij én alles rijdt mij voorbij. Ik zie een man met losse handjes rijden. Op zijn digitale camera ter grootte van een pakje sigaretten, kijkt hij op z’n dooie gemak naar de foto’s die hij zojuist gemaakt heeft. Ik haal nummer 1389 in. Overal en nergens staan plassende mannen. Ik moet ook, maar ja, ik zie nergens een boom of struik. Even ophouden nog maar. Er rijdt een ambulance voorbij, raampje open, vraagt of alles goed gaat. Ja hoor. Vriendelijk vraag ik of hij misschien gevulde koeken bij zich heeft. Nee, schudt hij spijtig met zijn hoofd.

Ineens hoor ik achter me een hoop kabaal. Toet! toet! toet! Er komt een auto aanrijden met een meneer wiens rode hoofd omhoog uit het dak steekt. “GAATJE DICHTRIJDEN EN ZO VER MOGELIJK NAAR VOREN RIJDEN!” gilt ie. Hij denkt zeker dat ie tour-leider Le Blanc is.

“Mevrouw, gaatje dichtrijden en zo ver mogelijk naar voren. Als u het tempo niet bij kunt houden, kunt u zelfstandig de route uitrijden.”

Tempo niet bij kan houden?  Welk gaatje moet ik dichtrijden? Ik zie nergens een gat. Ik rijd niet eens achterin maar ergens in het midden! Heeft de man stiekem al wat gedronken?

Plotsklaps staat alles stil. Van de opstopping wordt dankbaar gebruik gemaakt: bananen, mueslirepen, Sultana’s, rozijnen, boterhammen, werkelijk álles wordt er naar binnen gewerkt. Vóór me staat een man met een sticker van de kankerbestrijding achterop z’n rug geplakt: ‘ik rijd voor Rietje’, staat erop. Bij een dame zie ik staan: ‘ik rijd voor pa’. Ook ik rijd met een sticker op mijn rug. Dit voelt als een verbroedering. Langzaam komt alles weer op gang en daarna mogen we flink aan de bak. Er wordt behoorlijk doorgereden en driftig gemopperd, want men vindt het tempo te hoog. De folder beloofde een gemiddelde van 25 km/uur. Inmiddels heb ik 68 kilometer op mijn teller staan en ik zit nog niet eens 2 uur op de fiets.

Ik moet nog steeds plassen, maar nergens zie ik een gelegenheid.
Toet! toet! toet! Le Blanc inspecteert zijn troepen. “GAATJE DICHTRIJDEN EN ZO VER MOGELIJK…”

Kan die man z’n mond niet houden? “Gaat het mevrouwtje,” vraagt hij aan mij. Mevrouw-TJE, mevrouw-TJE, denk ik. Hebben wij soms samen geknikkerd? Nee, dit is voor mij de eerste keer dat ik 120 kilometer ga fietsen en normaal rijd ik op een driewieler met hulpmotor, nou goed? Zou hij aan fietsende mannen ook vragen van: gaat het een beetje meneertje. Vast niet. Laat ‘m lek rijden in zijn volgautootje!

In de buurt van Chaam, zie ik mijn kans schoon, want daar kan ik ‘mijn’ rotonde linksom nemen. Achter me hoor ik een hoop gejoel: er komt een duo-ligfiets aan met 2 jongelui erop. Maar er komt ook een verkeersdrempel aan en je moet wel haast bij een circus gewerkt hebben, wil je op zo’n rijwiel zonder ongelukken die drempel kunnen nemen. Ze gaan het schuin proberen… en blijven halverwege steken. Afstappen en na een aantal duwtjes in de rug, rijdt het hele zaakje weer verder. Maar nummer 1389 rijdt niet verder. Bijna jankend van ellende staat hij langs de kant van de weg. “Ik ben totaal kapot,”zegt ie. Toch sneu voor de man. Bovendien zal hij op eigen kracht naar de finish moeten, want alleen gewonden mogen in de volgbus mee. Stiekem ben ik verliefd op zijn fiets.

Voor me rijdt een meneer in een afgeknipte spijkerbroek. Hij draagt geitenharen wollen sokken,  fietst op een gewone fiets, en rijdt als de beste. Daar kan nummer 1389 met zijn nieuwe Colnago een puntje aan zuigen. Voorop de fiets van de spijkerbroekenman staat een houten kistje. Daarin  een foto van een lachende mevrouw en een bosje met rozen. De man vertelt het verhaal over zijn vrouw: dat ze alles  samen, vooral fietsen, maar dat ze helaas is overleden aan borstkanker. Het enige doel dat hem nog rest, is zoveel mogelijk geld inzamelen voor de kankerbestrijding.

Toet toet ‘GAATJE DICHTRIJDEN EN…..” Nee hè, niet weer die man! Nu heb ik er genoeg van!  Gelukkig ben ik niet de enige die me aan Le Blanc ergert.
“Kunt u het tempo nog volgen, mevrouwTJE? Wij zorgen voor alles hoor, u hoeft alleen maar te fietsen.” “Ja, en dat fietsen gaat een stuk beter als u een eind bij me uit de buurt blijft!” roep ik naar zijn rode hoofd. Le Blanc kijkt Hoe kan dat nou; hij is er toch juist om alles in goede banen te leiden? Achter en naast me beginnen steeds meer fietsers zich ermee te bemoeien. “Sodemieter op,” roept er eentje. “Ga lekker helemaal voorin rijden en daar lopen blèren,”roept een ander. Le Blanc neemt een wijs besluit en laat zich zakken.

Blijven er twee problemen over: 1)ik heb grote dorst en 2)ik moet nog steeds plassen. Het plasprobleem begint nu toch nijpend te worden. Ik kijk eens op m’n computer: nog ongeveer 30 kilometer te gaan. Dat ga ik niet redden. Nergens een boom of dicht struikgewas te bekennen. Maar als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Nou ja,redding… Ik zie een groot talud met… brandnetels. Toch bedenk ik me geen moment, spring van de fiets en stort me naar beneden, midden tussen de groene netels. Het staat meer dan 2 kontjes hoog, dus niemand die me ziet. Zo, dat lucht op! En nu naar de finish!

Bij een verkeerstalud staat een meneer van de Hells Angels, met een fluitje en vlag paraat. Leren broek met fiets(!)kettingen, dito jack met veiligheidsspelden. Kijk ‘m staan op z’n vrije dag!

Hoe dichter naar de finish toe, hoe meer mensen er langs de kant van de weg staan. “Nog maar 5 kilometer,” roept een meneer. “Knap gefietst hoor!”roept een mevrouw naar me. Knap gefietst?, denk ik. Niet overdrijven, maar je zelfvertrouwen groeit weel enorm van zo’n opmerking. En dan, ja hoor, eindelijk zijn we weer bij het RKC-stadion aangekomen. We krijgen een speldje uitgereikt, een rode roos en een blikje drinken. Ik hoor het gewoon sissen als ik het blikje naar binnen giet.

Hulde aan alle verkeersregelaars en andere vrijwilligers! Behalve aan Le Blance natuurlijk.

’s Avonds in bed staan de brandnetelblaren nog op mijn billen. Toch zal ik in 2004 weer van de partij zijn!

5 gedachten over “Het Lance-gevoel

  1. Goh Mirjam als ik zo je fietsverhalen lees wat zal je dat dan missen. En hoe onvoorstelbaar is het eigenlijk dat iemand die altijd zo met sport en alles bezig is opeens zo getroffen kan worden door zo’n je leven veranderende vermoeidheid. Daar moest ik wel even aan denken bij het lezen van deze verhalen. Mooie verhalen trouwens haha….

    • Was het maar waar, Ria.
      Ik ga nog steeds gebukt onder het CVS, het chronisch vermoeidheidssyndroom.
      Maar ik geef de moed nog niet op!

Laat een antwoord achter aan Anneke Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *