Een rugligger!

Keek op de week (174)

Boerderij Cabauw

Fietste weer langs ooievaars in Cabauw. In lange broek want het was weer herfst.
Riep naar boven: ‘Houden jullie de eitjes warm? Zojuist getrakteerd op hagelbui.’
Vogels gaapten. Of deden ze bek open om drommen muggen naar binnen te laten vliegen?

Wandelde op smal pad en in bocht bij bosjes stond man in Adamskostuum. Wat bezielde man in openbaar zijn blote snikkel te laten zien? Vast een type met matige impulsbeheersing.
Wanneer ik me verveelde, zou ik een keer naar zijn croissant kijken. Was niet van plan om te keren. Had probaat middel in hand: Rosa’s ballenwerper. Oh…woordspeling.
Waar was die hond eigenlijk? Keek achterom en zag aan beweging in koolzaad en fluitenkruid waar ze liep. Riep hard: ‘Roooooo-sa!’
En verrek – doet ze anders nooit- ze kwam hoppend door hoge kruid aanrennen.
Ik gebaarde met ballenwerper naar Snikkel en zei met killerblik: ‘Pas op, je bent ‘m zo kwijt.’
Niet gezelligste openingszin, wel uiterst functioneel.
Heb nimmer gebukte man met twee handen tussen zijn benen zó snel bosschages in zien vluchten.

Ging naar tandarts. Was snel klaar (geen gaatjes) en trok jas aan toen man in felgekleurde kledij binnen stapte.
Ben voor de beer niet bang, maar deze kerel vulde in zijn eentje hele wachtkamer.
Hij keek ruimte rond en zag slechts één mens. Vroeg met bulderstem: ‘Van wie is dat kleine  blauwe autootje?’
Schrok zo hard, wilde me aan iets vastklampen, doch enige wat in nabije buurt stond, was beer van man zelf, en hem wilde ik niet lastigvallen. Beer paste beslist niet in standaardauto. Zou hij met zijn dubbeldekker tegen, of erger nog, óver mijn auto zijn gereden?
Stak vinger op en zei: ‘Die auto is van mij’.
‘Wilt zo vriendelijk zijn uw autootje weg te halen, want de vuilniswagen kan er niet langs.’
Was dat alles? Dan graag een beetje respect, hè?
Probeerde mijn-kleine-auto-staat-in-de-weg-moment te rekken, totdat Beer op zijn horloge keek en zijn handen- zo groot als pizzaborden- in zijn omvangrijke zij plantten.
Ik weet wanneer ik moet stoppen, dat is mijn kracht.
We stapten in onze auto. Omdat weg doodliep, keerde ik en reed langs zelfde vuilwagen. Door openstaande raam schalde muziek. Plus het geluid van natuurramp.
Gouden tip voor Beer: als je met radio meezingt, draai dan je autoraam dicht.

Wierp fiets in heg en klopte aan bij boerderij. Sympathiek ogende vrouw deed open.
‘Daar ligt een schaap op zijn rug,’ wees ik naar weiland. Voor schaap is dat levensbedreigende situatie want het kan niet zelf terug rollen.
Boerin rende langs woning en riep: ‘Gerrit! Gerrit! Een rugligger!’
Man in blauwe overall en op houten klompen sjeesde ons voorbij, stak weg over, en wierp zich over hek. Holde naar schaap.
Keek toe hoe Gerrit achter schapenkop ging staan, en dier met twee handen aan vacht overeind sleurde, totdat het op kont zat. Met vloeiende beweging trok hij schaap omhoog op vier poten. Wankelend bleef het staan.
Zowel mens als dier hijgde uit.
Was alsof ik getuige was van chirurgische ingreep. Dat had ik nooit gekund,’ zei ik bewonderend tegen boerin. ‘Ik weet alleen dat je ze niet mag omrollen.’
‘Weten wat niet mag, is net zo goed belangrijk,’ antwoordde vrouw op zachtaardige toon.
Schaap begon te lopen met slingerbewegingen alsof het dronken was. Eigenaar bleef er dichtbij. Even later liep schaap normaal en begon gras te vreten.
‘Als ze gaan eten, is het goed,’ zei boerin tevreden.
Werd warempel nagewuifd.

De knappe Romein

Keek op de week (173)

Oudewater

Liep ziekenhuis uit.
Mevrouw in rolstoel ving bij uitgang zonnestralen.
‘Jammer dat hier geen bediening is,’ grapte ik.
Vrouw begon hard te lachen.
‘Zal ik uw bestelling opnemen? Koffie met appelgebak,’ stelde ik voor.
‘Met slah-hag-room,’ zei vrouw hikkend van lach.
‘Komt eraan!’
‘Ik voel me net Opa Flodder,’ bekende vrouw schuddebuikend.
‘Alleen het bordje ontbreekt,’ constateerde ik.
Vrouw haalde gierend adem, alsof zij spoedig door verstikking zou sterven. Overleefde het zonder tussenkomst van medische verzorging. Wat ook scheelde was dat ze aan zuurstof zat.

‘U ziet zeker wel aan mijn apparatuur dat ik verstand heb van natuur?’ vroeg vuilniszakgrijze kerel op natuureiland de Zaag. Hij gebaarde met hand naar verderkijker om zijn nek.
Stel dat ik achter stuur van vrachtwagen ga zitten, heb ik dan verstand van vervoer gevaarlijke stoffen?
Man had als adagio: wees niet te beknopt. Met het vuur van een zendeling pochte hij over zijn alwetendheid. Hij ging los over plant gele spindotter. Die werd door iedereen verward met gele dotter, terwijl eerstgenoemde slechts gedijt in gebieden – zoals hier – met eb en vloed.
Ik wilde gesprek afbreken, maar kerel praatte zonder oevers.
Toen ik kans kreeg, vertelde ik: ‘Mijn vriendin is boswachter. Als ik iets wil weten, app ik haar een foto, en krijg meteen antwoord. Met Latijnse naam erbij.’
Tot dan toe was opdringerige kerel in opperbeste stemming. Mijn informatie beviel hem dermate slecht, dat hij op beschuldigende toon sprak: ‘Ik had gewoon zin in een gesprek met een mooie vrouw.’
Vroeg: ‘Waarom zou ik een gesprek met u willen?’
Daarop had man geen antwoord, dus ging ik iets leuks doen: stokken gooien in Nieuw Maas. En Rosa mocht ze apporteren.

Vlak bij Oudewater reed plots wielrenner naast me. Hij riep: ‘Colnago!’ Maakte rondje van duim en wijsvinger, kuste zijn vingertoppen en wees naar mijn fiets. ‘Bellisimo!’ met reeks onnavolgbare klanken. Kennelijk herkende kerel mijn hand gebouwde collectors item.
Knappe vent; geen bult. Lachte zo aanstekelijk dat ik terug lachte.
Hij fietste op Colnago C40. Nagelnieuw, gebaseerd op origineel uit 1989. Eigenaar bleek rasechte Romein. Kletste alsof ik hem verstond. Het Italiaans klonk verrukkelijk. Wisselden Italiaanse fietsonderdelen uit. Droegen beiden Castelli korte broek en Fizik schoenen.
Herinnerde me restanten uit lessen vorige eeuw, en waagde gok: ‘Come stai? Abastanza bene. Grazie, et lei?’ (Hoe gaat het met je? Redelijk goed. Bedankt, en met jou?)
Sympathiek: hij lachte me niet uit.
Te snel scheidden onze wegen.
Chiao!

Strekte behaaglijk fietsbenen op ons terras. In de zon! Op tafel stond decafé met melkkraag en suikervrij appelgebak. Met slagroom. Zelfbediening, maar toch: het leven was goed.
Lievevrouwebeestje landde op rand koffiemok.
Ga niet op mok zitten, straks verbrand je je pootjes!
Liet kapoentje voorzichtig op vinger lopen en zette het op tafel.
Een musje hipte nieuwsgierig dichterbij. Zag hij gebak?
Vriend, laat dat maar uit je druk bewegende koppie. Gooide gebakskruimel naar musje. Wat was ik toch gulle vrouw.
Hip-hip kwam musje dichterbij. Keek beurtelings van koekkruimel naar  lievevrouwebeestje, hip-hip, en…HAP…alles was voorbij.

Bergambacht

Bevlekte ontvangenis

Keek op de week (172)

Ooievaars in Cabauw


Kwam ogen te kort op fiets. Speenkruid, kort hoefblad, duttende lammetjes op een kluitje, buitelende kieviten, een grutto op een hek, verliefde futen, hollende hazen, kinderen in een sloep, wapperend wasgoed, een haas die zwemmend een sloot overstak en setje ooievaars. Ze waaiden zowat van hun nest, maar toch: eindelijk lente!

In metro was het druk als in potje met pieren. Naast me zat kerel met formaat van onze voordeur. Om zijn bovenlichaam hing leren gilet. Zijn armen leken op overvolle landkaarten. In linkerhand hield hij blikje cola. Trok het open, zette het aan zijn mond en klok-klok-klok, leeg. Liet blikje vallen.
Zwaar hè?
Hij raapte blikje op en verfrommelde het met één hand. Vermoeid liet sterke man diepe zucht. Direct gevolgd door een boer. Hárd!
Lichtelijk voldaan keek kerel naar mij.
‘Niets gebroken?’ viel er uit mijn mond.
Merkte dat er naar ons werd gekeken. Hield adem in.
Bulderende lach van buurman schalde door metrowagen.
Lachte opgelucht mee.

In losloopgebied – op onverhard pad vol waterplassen – liep een vrouw me tegemoet. In witte broek en beige jas. Dan ben je óf een lefwijf óf je bent niet goed bij je hoofd. Naast zo iemand schudt Rosa zich het liefst uit. Daar heeft Rosa een neus voor. Hond klom uit sloot, en ik pakte haar bij halsband om escalatie te voorkomen.
Vrouw stopte, trok doodgravers gezicht en zei: ‘Bah, wat een vieze hond!’ Keek tikkeltje hooghartig, zoals Wieteke van Dort dat kon in rol van Deftige Dame in Stratemakeropzeeshow. Met háár kon je tenminste lachen: zij liet iedere aflevering een scheet, en zei: ‘O, pardon.’
Besloot bemoeizuchtige tante te negeren.
Mens zocht kennelijk schietschijf want ze zei: ‘Als uw hond alleen blijft zitten wanneer u ‘m  vasthoudt, is-ie slecht opgevoed.’
Over opvoeden gesproken. Zag één onopgevoed schepsel en kon haar met mijn neus aanwijzen.
Zij slechts: ‘Mevrouw, als u niets aardigs weet te zeggen, houd dan uw mond.’
Azijn droop van haar gezicht. Vol afkeuring zei ze: ‘Niemand heeft tegenwoordig nog respect voor andere mensen.’
Er wordt vaak gezegd dat de mensch slecht is, en dat bleek maar weer. Liet Rosa los en zette er sokken in. Binnen drie seconden was bevlekking een feit. Draaide me kortstondig om en zag dat vrouw was veranderd in rijst-met-krenten-hond.
Ze krijste als voetzoeker. Als in: vuurwerk, hè? Niet als in: pedicure zonder werk.

‘Wat mankeert zo’n mens?’ vroeg ik thuis.
‘Je boft dat je de stomerijkosten niet hoefde te betalen,’ aldus Man.
Roos had meer fantasie: ‘Misschien was ze netjes gekleed omdat ze afspraak had. Een eerste date.’
Of all places in het Koeienbos?’
‘Waarom niet? Ze wilde een goede eerste indruk maken.’
Als date nog moest geschieden, heeft vrouw vast verpletterende indruk gemaakt.

Scande boodschappen bij Appie.
Lijzige puber in jeans en hoody ijsbeerde tussen andere scan en klantenservice heen en weer. Steeds sneller. In zijn hand blikje energiedrank en afgeprijsd broodje.
Gluurde opzij: filevorming bij klantenservice.
Vroeg aan puber: ‘Wat is er?’
‘Mijn pinpas doet het niet en straks mis ik bus naar Rotterdam.’
Arme stakker. Zo’n verre reis zou Roos naar het Erasmus met eeuwige knaag in haar maag óók niet hebben getrokken.
‘Wat kost het?’
‘1 euro 21.’
‘Scan maar bij mij; betaal ik het.’
Knaap keek naar me of ik krankjorum was, scande en stamelde iets wat klonk als ‘bdnkt.’ Keek achterdochtig achterom (was dat mens de heks uit Hans en Grietje?) en racete toen weg.

Gespikkelde beer

Keek op de week (171)

Kanon Bodegraven

In straat richting polder, woont nieuw stel geraniumstaarders. Bewaken gemeentegras met klein, zelfgemaakt bordje: hondenpoep(en) verboden. Bij elke passerende hond veert echtpaar overeind uit luie stoel.
Mijn reeds lang gekoesterde wens werd vervuld: Rosa poepte pal naast bordje.
Deed stap opzij zodat bewoners goed zicht hadden want Rosa verrichtte meesterwerk.
‘Wat deed je daarna?’ vroeg Joris.
‘Zoals altijd: drollen oprapen met plastic zakje en dichtbinden. En daarna gooide ik het bij saaineuzen door brievenbus.’
Man lachte hard terwijl hij nee schudde.
Gelooft me ook nooit.

‘Die is mooi!’ riep ik, wijzend naar rechthoekige lijst met vier sepiakleurige tekeningen.
‘Leonardo da Vinci,’ zeiden fietsenmaker en ik gelijktijdig.
‘Die heb ik gekocht op zijn tentoonstelling in Rotterdam.’
‘Wat dat in Kunsthal?’
‘Nee, in voormalige oude postkantoor. Jaar of tien geleden.’
‘Sinds lezen van zijn vuistdikke biografie ben ik fan. Die man was een genie: architect, kunstschilder, uitvinder, wetenschapper, beeldhouwer…Knap, hè?’ zuchtte ik bewonderend. ‘Wat ben ik dan een kneus.’
We lachten.
‘Apart om die lijst in je winkel te hangen.’
Fietsenman zei: ‘Nee joh, ligt juist voor hand.’
‘Hoezo dan?’
‘Hij was uitvinder van het wiel!’
Zo’n gesprek is de krent op de taart, de kers in de pap.

Deed dansje. Sinds kort heeft apotheek in ons dorp (als laatste in NL) medicijnkluis. Toetste  code en geboortedatum bij kluis in. Trok glazen deur open. Een schuifje schoof opzij en ik pakte zakje. Vreemd, hoorde pillen rammelen, die bij nader bestudering bestemd waren voor dhr. S. Ukkel.
Liep apotheek in; de Bermudadriehoek van je gevoel voor humeur.
Eindelijk was het mijn beurt. Legde papieren zakje op balie. ‘Heb verkeerde medicijnen uit  kluis gekregen,’ zei ik.
Assistente keek mij aan met gezicht: wei make geen voute, en sprak op belerende toon: ‘Mevrouw, dat kan niet,’ en schoof zakje terug.
Dat kan niet? Make that the cat wise! Apotheek hier is reinste Russische roulette.
‘Dat een nieuw systeem wennen is, snap ik. Ik kom voor een puffer, en hier…’ schudde met het zakje ‘…zitten pillen in.’ ‘Medicijnen voor Kakelbont, alstublieft.’
Temperatuur in apotheek zakte aanmerkelijk.
Ze ging het navragen. En nakijken.
Doe dat. Haal ik in tussen mijn duikbrevet.
Na tien minuten – het was werkelijk uniek – kwam assistente terug met juiste medicijn. Met glimlach alsof zij er persoonlijke veldslag voor had geleverd.
Ik prees haar inzet en zei zelfs vriendelijk: ‘Tot ziens.’ Mét twee gekruiste vingers op mijn rug.

Kreeg uitnodiging via e-mail van dame wier naam ik niet kon thuisbrengen. Of ik mee wilde doen met leesclub?
Ben daar niet uitgelezen type voor.
Ingevoegd was lijst met tien boeken; alle hedendaagse romans. Leeslust verging me stante pede. Lees louter boeken die ik zélf uitkies.
Peinsde ’s nachts waar ik vrouw van kende. Vruchteloos draaiden gedachten rondjes.
Kleng! Muntstuk viel toen ik wakker werd: vrouw heeft cursus bloemschikken bij mij gevolgd. Ruim tien jaar geleden! Haar stopwoord was: ‘Goeie grutten.’ Terwijl ik alleen vieze ken. Kreeg medelijden: vrouw moet ernstig omhoog zitten. Word toch geen lid van club.

Ging fietsen. Schoot in omgeving Bodegraven met mobiel op kanon. (Kanon schoot gelukkig niet terug.) Reed in Bergambacht langs water waar boerin met tractor sloot aan uitbaggeren was. Joekels van vissen werden opgeslurpt en op weiland gespuugd. Meeuwen waren er als kippen bij. Helaas stond – harde! – wind mijn kant op. Welriekend en als gespikkelde beer kwam ik thuis. Mazzel dat Joris er niet was: had me bij binnenkomst beslist moeten identificeren.

 

 

 

Onnozel

Keek op de week (170)

Foto van Pixabay

Vlak bij huis stopte auto met daarachter trailer, waar o.a. paarden in worden vervoerd, alleen was deze breder. Twee mannen stapten uit auto. Eentje liet klep trailer zakken. Man en ik keken door vensterglas. Wat zou ik er graag twee Belgische knollen uit zien stappen. Of Zeeuwse. Helaas: geen edel ros. Zag twee wielen en een bumper. Wég was mijn interesse. Dook in boek op bank.
Uit voertuig klonk woest gegrom.
‘Een Maserati!’ juichte Man. ‘Kom dan!’ Op toon van: dit is de kans van je leven.
Na wegrijden auto kreeg ik ingeving om Joris te plezieren.
‘Zou jij graag één dag in Maserati willen rijden?’
Echtgenoot keek me aan alsof ik mesjogge was. ‘Wat moet ik in een Maserati?’
‘Rijden,’ antwoordde ik tikkel beledigd.
‘Voel jij wel lekker?’ informeerde Man. ‘Slaat werkelijk nergens op. Onnozel gansje.’
Daar ben je dan mee getrouwd.

Droomde over (mijn overleden vriendin) Carolien.
Zaten in haar huis met tuindeuren open.
‘Wil je nog iets van me hebben?’ vroeg ze.
Dacht: ja, jóu, maar zei: ‘Nee hoor. Lief van je, maar hoeft echt niet.’
Begreep niet waar mijn droefenis vandaan kwam. Hoe kon ik haar missen terwijl ik bij haar was?
‘Jammer dat ik weg ga, hè?’ zei ze. ‘Nu kunnen we niet naar de Shitlandeilanden.’
‘En geen Hyde-and-seek spelen in het Park in Shidney,’ vulde ik aan. Wilde vragen waar Storm (haar hond) was, maar Carolien zei: ‘Nou joh, ik ga weer verder.’
We stonden op.
Zonlicht scheen op haar gelaat.
Vroeg: ‘Kan ik nog iets voor je doen?’ Behalve zorgen voor post, vissen en waterschillies in vijver.
Carolien zei: ‘Hard lachen. Dat deden we samen het meest.’
Nooit was ze zo aanwezig als in haar afwezigheid.

Joris zocht op internet nieuwe jas. Reserveerde exemplaar en fietste naar winkel. Kwam thuis met begeerde artikel en trok het aan.
In kledingstuk kon hij reddend zwemmen.
‘Heb je jas niet gepast?’ vroeg ik.
‘Nee. Verkoopster vroeg nog: wilt u passen? Ik dacht dat maat wel goed zou zijn.’
Gierde het uit. ‘Over onnozel gesproken!’

‘Hij gooit me er zes keer uit, en nou is mijn pincode fout!’ foeterde dorpsgenoot in panterprintjas naast pomp.
Dat kreng is leeg of techniek hapert. Maar…laat pomp 1 het afweten, maak je bij 2 nog kans.
Mij zat het mee.
‘Ik wil jouw pomp,’ zei vrouw.
Verzette mijn auto.
Zij startte. Voertuig schoot bonkend vooruit. Er klonk alarmerend geschraap en daarna viel alles stil.
Duwden samen auto vooruit. Was slechts twee meter maar hijgden ervan.
Panterprint stak pinpas in gleuf.
Keek weg vanwege code.
‘Hij doet het niet.’
Loerde op schermpje. ‘Er staan drie sterretjes, u moet nog een cijfer intoetsen.’
Vrouw zei: ‘598…1.’
‘Dat mag u niet zeg…’
‘Godsamme! Foute pincode!’ Vrouw was wanhoop nabij. ‘Er móet benzine in die auto. Jij pint,’ delegeerde ze.
‘Nee, ik kijk wel met u mee.’
‘Ik sta stijf van de zenuwen. Jij doet het goed.’
Nul logica. Net zoals je pleister er in één keer aftrekt, toetste ik pin en akkoord in.
‘Welke smaak wilt u?’ vroeg ik.
‘Ongelood!’
Kwam zowaar benzine uit slurf.
Zag ineens komische van voorval in, en schaterde: ‘We moesten naar de pomp lópen…’