Vermomd als heer

 uit de oude doos:

Het is druk in de buurtsuper. Tot de nok volgeladen karretjes; wachtend om te worden afgerekend. Kindlief is nog klein en past voor in het winkelwagentje. Op de achtergrond zingt een kinderkoor kerstliedjes. Vóór mij in de rij bij de kassa staat een man. Correctie: een heer, want hij ziet er poepie deftig uit: gekleed in driedelig kostuum, deftige dasspeld, keurig gestyled haar,  en  lichte regenjas, waar hij voortdurend denkbeeldige pluisjes vanaf veegt. Niet mijn type, te glad. Wel een man, maar geen vent, zeg maar.

Onverwacht ziet hij in de rij naast hem een bekende staan. Ze groeten elkaar, maken een praatje. Met zijn karretje stuurt de heer naar links, en schuift bij de bekende aan in de rij. Prima, des te sneller ben ik aan de beurt. Korte tijd later manoeuvreert hij echter weer naar rechts en schuift vóór mij aan in de rij. Ook goed. Dat tafereel herhaalt zich nog enige malen. Plots ben ik het zat en laat mijn kar staat waar ie staat: als eerste in de rij. Ik zet de boodschappen op de band en ineens wordt de heer wakker. “Moet je kijken,”zegt hij op luide toon “die huisvrouwen hebben de hele dag niets te doen, maar wel voordringen bij de kassa.” Het ergste is, dat alle mensen in de rij bij de kassa, niets beters te doen hebben, dan onze ‘aanvaring’ te volgen.  Heer foetert verder dat ik niet netjes bezig ben. De kassamevrouw en ik kijken elkaar aan, taxeren elkaar als ‘wij vrouwen tegen die man daar’. Heer wenst mij besmettelijke ziektes toe, terwijl hij onzichtbare pluisjes van zijn mouw veegt.

Uiteraard heb ik wel een passend antwoord klaar, maar ik heb geen zin om te gaan staan bekvechten met die vreemde meneer. Trouwens, ik ben zo hier zo weg. Ik klem mijn kaken stijf op elkaar; voorwaar een prestatie! Meneer blijft doorgaan met zijn tirade. Gooit nu dodelijke ziektes naar mijn hoofd. En nu is het geonoeg! Ik kook zowat over. Ik heb betaald, de boodschappen bijna ingeladen en zeg in alle rust: “U mag er dan uitzien als een heer, u bent er in elk geval niet één.” Doodse stilte, dan gegniffel, de kassiere grijnst.

“Mevrouw, 1-0 voor u.”  Toch wel een vent om er meteen weer voetbal bij te halen.

Als ik de winkelwagen terug inparkeer, zet het kinderkoor net ‘vrede op aarde in’. Even later, lopend naast de fiets, met twee tassen aan het stuur en Kindlief achterop, glibber ik tussen de sneeuwresten over de stoep. Een jaguar rijdt voorbij, glimmend als een spiegel. Ik zie een bekende gladde verschijning achter het stuur. Hij ziet mij en toetert. Als ik naar hem kijk, steekt hij allereerst zijn middelvinger omhoog en wijst er vervolgens mee op zijn voorhoofd. Kindlief ziet zijn gebaar aan voor een groet en zwaait enthousiast ‘dag’ met haar handje. Zoevend rijdt de man voorbij, de onderkant van zijn eens smetteloze regenjas wapperend als een vuil vod tegen het portier.

Eén gedachte over “Vermomd als heer

  1. Hoe duurder de auto, hoe heter de aardappel, des te asocialer de bestuurder.
    Mensen die (te) veel geld hebben vinden zich maar al te vaak superieur, maar als ze er achter komen dat ze alleen vrienden hebben om hun geld merken ze pas hoe arm ze feitelijk zijn.
    :op

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *