De kruk en de boer

Keek op de week (191)

Beverbrug – De Zaag

Hield op Zaag ineens deurkruk in hand. Terwijl ik verbaasd keek, klapte toegangshek dicht, en viel andere kruk op grond. Buiten armbereik.
Kreeg spontaan verlatingsangst voor deurknoppen.
‘Rosa, zoek een stok!’ spoorde ik hond aan.
Baas, ik heb een bal!
Doe ik het zelf wel weer.
Vond vieze stok – zat nog net geen hondenpoep aan – en schraapte handvat dichterbij.
Deurknoppen terugsteken was plakje cake. Ziezo.
Baas, kijk eens wat ik heb! Rosa blafte lang en hard.
Met incubatietijd van tien minuten had ze tak van twee meter gevonden. Sleurend aan uiteinde sleepte ze ding voort.
Rosa, you’re simply the best. Better than all the rest.

Was onderweg naar kaasboerderij. Midden op Tiendweg lag dode kat. Parkeerde auto op bruggetje over sloot dat naar weiland leidt, pal voor hek.
Toen ik uitstapte, reed boer op trekker langs. Hij stopte, en klapte raam omhoog.
‘Goeie…’ begon ik.
‘Je staat in de weg!’ riep boer. Eind zestig, gegroefd gelaat. Met zijn arm gebaarde hij naar mijn auto.
Wat een vrolijkheid. ‘Daar ligt een dode kat.’
‘Wat kan mij dat schelen! Ik heb nog 10 katten. Haal je auto weg; die staat op privégrond.’
‘De grond achter het hek is privé. Mijn auto staat op de openbare weg. Als u de kat weghaalt, verrijd ik mijn auto.’
‘Denk jij dat je mij kan commanderen?’
‘Het was een voorstel. U staat dichter bij de kat dan ik.’
Boer zag daar kennelijk logica van in. Smeet deur open, sprong uit trekker en liep naar kat. Met zijn authentieke Hollandse klomp schopte hij het dier de berm in.
Zou twintig minuten op hork willen inhakken met plastic zwaard. Zweeg, want boer leek woedeaanval nabij. Zijn gezicht zag paarsrood.
‘Ik ben blij dat ik niet met jou getrouw ben!’ blafte boer.
‘Mijn man is óók blij dat ik niet met u getrouwd ben!’ riep ik en stapte in auto.
Trekker stond enigszins scheef door hoogteverschil in weg. Boer klom in rijtuig, trok deur dicht maar die zwaaide weer open. Omdat zijn armen tekort waren, moest hij weer uitstappen.
Goed geluimd vervolgde ik mijn weg.
Zeg kaas!

Man en ik liepen theater in Oss binnen. Hoorde op achtergrond Bowie met Heroes.
Stootte Joris aan: ‘Bowie!’
Man haalde schouders op. Hij hoort die vent zo vaak.
Daarna klonken The Waterboys met Don’t Bang The Drum. Hoe vaak hoor je twee favoriete nummers achter elkaar?
Roos barstte eens in hoongelach uit in mijn auto, toen ik cd van The Waterboys opzette.
‘Mam, deze muziek kan écht niet,’ schaterde ze.
Nou, ik doe niet aan guilty pleasures. Zei: ‘Bij eerstvolgende mogelijkheid rechts stop ik en kan je verder gaan lopen. Tenzij je sorry zegt.’
Waar was ik ook alweer? Oh ja, in Theater De Lievekamp.
Voor enige Scala-concert in Nederland in 2025. Ongelofelijk dat 16 meiden zo’n indrukwekkende show neerzetten (met zang & dans, pianist en lichteffecten.) Roos straalde op het podium. Hoopt dat ze volgende maand wordt geselecteerd voor vierdaags concert in Luxemburg, Zwitserland, Duitsland en Italië.

Scala choir – foto Kolacny Brothers

Een miskleun in het Witte Huis

Keek op de week (190)

Haalde fiets op na winterbeurt bij wielerspecialist. Vleide racepaard tegen auto, opende achterklep en passagiersdeur. Zag plots dat auto op uitgekiende plek stond: recht tegenover schaftkeet van schilders. Twee lurkten aan een sigaret uit opengeslagen raam. Ze deden me denken aan Stan Laurel en Oliver Hardy.
‘Moet die fiets in dat autootje?’ schaterde Dikke. Hierbij stak hij zijn collega aan.
Weer eens wat anders dan een griepvirus, dacht ik goed geluimd.
Draaide voorwiel uit frame, zette dat tegen autoband, en liep met frame naar auto.
Schilders zaten eerste rang. Normaal moet je daar voor betalen.
Tilde fiets zo ver mogelijk auto in.
Geschater ging over in mager gelach.
Liep naar voordeur om voorvork over neergeklapte achterbank te trekken. Drapeerde achterin kleed over rijwiel, legde voorwiel ertussenin en gooide deur en achterklep dicht.
Barste in lachen uit toen ik beteuterde gezichten van schilders zag. ‘Wat zijn jullie stil!’ schaterde ik.
‘Tja…’ zei Dikke.
‘…wat valt er nog te zeggen?’ zei Dunne. ‘Rijd rondje om kerk dan zwaaien we naar je.’
Reed rechtstreeks de dijk op.

Man heeft me behoed voor miskleun.
Had nieuwe dunschiller gekocht maar waardeloos stuk schroot functioneerde niet. Viste kassabon uit oudpapier-doos en legde schiller plus bon op kastje in hal. Niet vergeten!
‘Waarom ligt dit hier?’ vroeg Joris.
‘Moet ermee terug. Doet het niet.’
‘Heb je gezien dat er nog stukje plastic op zit? Hier, kijk dan.’ Man wreef ding onder mijn neus en warempel…
Duwde met schaar stukje plastic weg en probeerde schiller uit met wijsvinger. Was beetje dom.

Een mistige wintermiddag. Liep met Rosa langs natland waar elzen tot schenen in water staan. Langs kant zwaaiden grassprieten met tegenzin met stroming mee. In lage water spartelde vis. Kronkelde op zijn zij. Ruim 10 centimeter lang. Zelfs zonder zon glinsterden  schubben.
Je moet de andere kant op zwemmen,’ zei ik, ‘daar is het dieper.’
Niet luisteren natuurlijk.
Vroeger ging mijn broer alleen vissen wanneer ik meeging om vis van haakje te halen. Toen ik staakte, was zijn pret voorbij. Vissen vang je om te eten, of je laat ze met rust.
Maakte van twee handen kommetje onder vis en zwiepte hem naar dieper gedeelte.
Zwom sukkel terug naar wuivend gras.
Zou ik vis nog een zwiep geven? Nah. Vermoedde dat vis euthanasiewens had.

Sprak op Zaag vaste rotzooiraper Gijs over toestand in wereld. Keken uit op bedrijf aan overkant.
‘Je zal maar in een Tesla rijden,’ gniffelde Gijs.
‘Je raakt ‘m aan de straatstenen niet meer kwijt. Zit je dan in je elitebak.’
Wij spuiden onze gal over ‘die gek in het Witte Huis.’
‘Het wordt komende vier jaar een circus,’ verzekerde Gijs me.
‘Wij hoeven geen kaartje te kopen, hè? Blijven Golf van Mexico zeggen, en op onze manier het goede doen.’
‘Dat is waar. Wij zijn volkomen vrij!’
Vingen verlegen zonnestraal en koesterden ons erin. Een binnenvaartschip dieselde richting Rotterdam. Boven rivier hing wolk met muggen.
Gijs zei: ‘Alles in de natuur heeft zijn nut.’ Filosoferend voegde hij eraan toe: ‘Wat is het nut van de mens?’
Wie het weet, mag het zeggen.

Douchen met droogwater

Keek op de week (189)

Man en ik waren in woonwinkel Nee, geen Zweeds. Aardig: mocht piesen op personeelstoilet. Wc-papier was op. Schoof nieuwe rol omhoog uit speeljongen-houder. Rol bleef hangen. Gaf ruk. Samen met rol trok ik rubber stop van houder. Kartonnetje viel uit wc-rol en papier viel als roeptoeter uit elkaar. Een zootje! Propte dubbelgevouwen karton in midden van rol en sloeg toeter plat. Verwijderde loshangend wc-papier en propte het in afvalbak. Verrichtte daarna goede daad want personeel had per ongeluk toiletpapier verkeerd om opgehangen.

In polder zat man op bankje. Hij droeg beanie, bril en baard. Het was nauwelijks te geloven: hij zat onder hagelwit dekbed waarvan onderkant in modder hing. Moest even bijkomen van aanblik. Naast hem stond racefiets. Op bankje lag lege AH-tas, en pakje shag met aansteker.
‘Goeiemiddag,’ zei ik. Dat goeie kon hij vast gebruiken.
‘Dag. Ik heb vanochtend gefietst en zit sindsdien hier.’
Kerel kon daar onmogelijk behaaglijk zitten. Winterwind waaide en des ochtends kwam het nog met emmers naar beneden. Zou hij overnachtingsadres hebben?
‘Bevalt de plek?’ vroeg ik.
Man antwoordde kortaf: ‘Helemaal goed.’
Begreep de hint.
Als kind in Rotterdam zag ik zwervers uit afvalbakken eten, en op metroroosters slapen. Zou hij beginnende dakloze zijn? Om een of andere reden vond ik man onder dekbed confronterend. Omdat witte dekbed zwart werd? Omdat het eind van bewoonde wereld was? Omdat ik ouder ben?

Heb jij weleens gedoucht met droogwater?’ vroeg Carolien.
Typische vriendinvraag. ‘Is dat zoiets als droogshampoo voor je haar?’ vroeg ik.
‘Wanneer je dag na droogshampoo je haar borstelt, is het alsof je schurft hebt.’
‘Spreek je uit ervaring?’
‘Kan je gewoon antwoord geven op mijn vraag?’
Onbegrijpelijk dat ik nutteloze gesprekken droom. Wil weten of het leuk is waar Carolien is, en of ze mijn vader heeft ontmoet.

Liep in super Bob tegen het lijf. Vluchten kon niet meer.
‘Ik dacht dat jij geen suiker meer at,’ zei hij, wijzend naar pak roze koeken in mijn winkelsleurmand. Zou hij bekend zijn met term visite?
Bob is halfbroer van vriendin M. (tot haar spijt.)
‘Sinds wanneer heb jij interesse in mijn eetgewoonten?’ vroeg ik.
Bob – met uitbundig figuur in alle richtingen – keek zuinig en liet vraag onbeantwoord. Kieskeurig vervolgde hij – loerend naar kreukelfrieten- ‘Weet je hoe ongezond patat is?’
Verstand op nul en frituur op 180 graden! Broodje kipburger, en een rauwkostsalade met gehakte noten erbij. Thuis smullen wij ervan.
In zijn winkelwagen stond vooral rode wijn. Veel rode wijn. ‘Drink jij graag rode wijn?’
‘Jazeker,’ zei Bob vergenoegd. Zeker drie tot vier glazen per dag.’
‘Wat is aan het eind van de week gezonder, denk jij. Eén portie patat of vier flessen drank?’
Bob had het ineens hélemaal gehad met me. ‘Tegen jou mag je ook nooit wat zeggen!’
‘Tegen mij mag je alles zeggen, maar ik zeg ook alles terug.’

Heb op facebook Donald T. en Elon M. geblokkeerd. Stelde weinig voor maar voelde als daad van verzet.
Las toepasselijke quote van Koot en Bie: ‘Indien de indianen een wat strenger immigratiebeleid hadden gevoerd, dan was het nu niet zo’n puinhoop geweest in Amerika.’

Hou vol, het wordt vanzelf voorjaar! Deze schapen – hun buik vol pootjes – hebben er ook zin in.

 

 

 

De dief en de zanger

Keek op de week (188)

Langs wandelpad dorp waren wilgen geknot. Mijn vingers kriebelden toen ik meterhoge berg tenen zag. Te kort en dun voor verkoop; ideaal voor iets anders. Pakte wilgenteen en wikkelde er cirkel van. Na 12 tenen begon het ergens op te lijken: een krans. Bij teen 13  – ik had het kunnen weten –liep lokale zeurpiet langs.
Wilde iets gezelligs zeggen tegen oude man met teckel, maar moeders zonnestraaltje was me voor: ‘Dat is van de overheid.’ Waarbij hij keek alsof ik iets crimineels stond te doen.
‘Wat verstaat u precies onder de overheid?’ vroeg ik.
Wist die man veel. Hij wilde alleen pruttelen. ‘Het is van de overheid! Alles wordt verkocht.’
‘Wilgentenen worden helaas versnipperd. Heeft u bij de belastingdienst gewerkt?’
Toen waren rapen helemaal gaar. Kerel spuugde woorden uit: ‘In mijn ogen bent u een dief!’
Weet je wat fijnste is aan dit formaat teen? Ze zwiepen als zweepje.

Maakte eens van (dikke) wilgentenen en touw, een stoel met hoge rugleuning. Erop een kussen van kippengaas en mos. Zette stoel midden in achtertuin. Na twee maanden groeiden sprietjes aan stoel. Ruim jaar later begonnen stoelpoten op heuse boompjes te lijken.
‘Jij altijd met je leuke ideeën,’ klaagde Joris, en zaagde stoelpoten om.
Overblijfsel zette hij – de goeierd – op op maat gemaakt houten vlonder bij schutting. In zomer gaat Lathyrus van buren vreemd en hebben wij bloemenstoel.

Eind oktober 2024 kieperde ik papierton leeg op straat. Hopend dat ik tussen oude kranten, post, en reclamefolders het 7 sterren doorlooppuzzelboek van mijn vader zou vinden. Tevergeefs. Leefde in voortdurende staat van ontkenning: puzzelboek met vertrouwd handschrift zou ergens zijn.
Vond het dit weekend – bij opruimen van mijn vaders spullen – in laatje.
Geluk is iets hebben wat met geld niet te koop is.

Hoorde Joris trap af komen lopen, en wilde geintje uithalen. Stond op en ging achter keukendeurdeur staan. Wanneer hij binnen stapte, zou ik boe roepen. En hij niet schrikken. Het is hard werken aan huwelijk, hè?
Joris stapte inderdaad binnen. Daar stond ik: – dankzij te lage bloeddruk – voorover gebogen met mijn handen op knieën.
‘Bestudeer jij de vloer?’ vroeg Man.
Zei schuddend van lach: ‘Wilde je laten schrikken, maar ik stond te snel op. Wil je thee?’
Liep naar waterkoker en stootte met voet tegen Rosa’s waterbak. Plens water spoelde over rand mijn pantoffel binnen.
‘Als ik iets vies vind, is het een natte sok,’ jammerde ik.
Man wierp zich tegen aanrecht en schaterde: ‘Karma!’

In ons dorp woont enige, echte, originele Jan Smit. Blond en achttien jaar. Hij selecteert locatie voor ieder optreden zorgvuldig: bij AH, langs fietspad, gebouw de Tuinfluiter of pleintje voor chocolaterie.
Jan pakt telefoon, kiest iets uit Smits repertoire en zingt mee. Met overgave en sprankelende ogen. Iedereen zwaait naar Jan, en Jan zwaait terug.
Zijn grootste wens: meedoen met Jostiband – een orkest van muzikanten met verstandelijke beperking – en wereldberoemd worden.
Houd moed, Jan!

De Tuinfluiter

Matilda en de mol

Keek op de week (187)

De Aad-boom

Zon scheen, lucht was blauw en storm gaan liggen. Op mijn vaders verjaardag en mooiste tijdstip van dag, gingen Broer en ik zijn as verstrooien. Bij een boom; logische keuze voor meubelmaker.
We struinden over natuureiland de Zaag, in gezelschap van Rosa. Op uithoek van eiland stopten we bij boom met gevallen tak in vorm van letter A (eerste letter van Aad.) Broer opende plastic container en reikte die mij aan. ‘Jij eerst, jij bent de oudste.’
Dat had nou ook weer niet gehoeven. Hoe doe je dat? Het is geen graszaad.
Strooide onwennig as rond boom.
‘Het lijkt wel kattengrit,’ zei Broer.
Eenmaal bus leeg, bleven we zwijgend staan. Staarden naar hoogste takken. Rosa was erbij gaan liggen en knauwde op stok. Plaatselijk regende het.

Twee vrouwen stonden voor dierenwinkel. Beiden achter rollator, legging in panterprint, en met regenkapje op. Leken wel zussen.
‘Ik ga even naar bieb,’ zei ene zus. ‘Lees jij graag?’ informeerde ze.
Andere zus zei: ‘Waarom zou ik lezen als ik een tv heb?’
Gesprek deed me denken aan film Matilda (naar boek van Roald Dahl.) Film hebben Roos(je) en ik minstens twintig keer gezien.
Vierjarige Matilda vraagt haar vader om een boek.
‘A book? What do you want a book for? To read? Why would you wanna read when you got the television set sitting right in front of you?’
Klik hier voor de scene.

In sigaretten- annex boekwinkel kocht ik voor iemand twee pakjes sigaretten zonder filter.
Verkoopster legde ze op toonbank.
Formaat sigaretten deed me denken aan chocoladesigaretten van Sinterklaas.
‘Dat is dan 26 euro.’
Zo veel, voor zo weinig? Dure hobby. Scande pinpas en moest pinnen. Wat was pincode ook alweer? Toetste getal in. Piep: foute pin. Oh mijn godin. Niet miepen, je weet code, denk na! Volgende pin was raak.
‘Kreeg zowat een hartverzakking, want het is niet mijn pas,’ bekende ik verkoopster.
Ze grapte: ‘Heb je de pas gestolen?’
‘Dan had ik heel veel boeken gekocht,’ schaterde ik.

Stond in bieb. Op tafel waren boeken uitgestald in vorm van gewaaierde cirkel.
Was alsof ik wist wat ging komen. Het was bijna eng.
Terwijl ik keek, begonnen boeken te glijden en vielen allemaal om.
Vaste vrijwilliger keek mij aan.
‘Zonder handjes!’ lachte ik.
‘Was idee van bibliothecaresse, fluisterde hij. ‘Ze is nieuw.’

Zag aan Rosa’s manier van lopen dat ze mol had gevangen. Dan heeft ze feestelijke tred en quasinonchalante blik van: Baas, it wasn’t me. Ik had mijn bek open en mol sprong er zelf in.
‘Dat krijg je er niet uit,’ zei hondentrainer bij wie we met Rosa vijf opvoedcursussen volgden. ‘Het blijft een jachthond. Geef haar ter afleiding een bal.’
‘Waar is je bal?’ vroeg ik.
In treurstand keek Hond naar grond. Baas, zonet had ik ‘m nog.
‘Dat is niet lief, hè? Een mol wil ook een leven.’
Hond ontweek mijn blik. Ik stond rechts, Rosa keek naar links. Kauwde op mol alsof het kauwgom was.
‘Los! Laat los!’
Rosa liet slachtoffer vallen.
Zei: ‘Sorry mol,’ en rolde beestje met zijkant van schoen gras in.