Muziek

Keek op de week (183)

Viaduct PapekopDeed mega-aankoop. Niks Zwarte Vrijdag. Doordeweekse Maandag bij Zeeman: twee paar dunne handschoenen voor 1,99 euro. Met vingertoppen waarmee je telefoon kunt bedienen, maar die optie laat me koud. Draag paar onder fietshandschoenen; andere houd ik warm onder wielerjack. Heb ik na 40 km fietsen koude handen, verwissel ik handschoenen. Bij voorkeur onder viaduct met kunstwerk.

Heb Top 2000 ingevuld. Geen sinecure want maximaal 35 nummers zijn krankzinnig weinig.
Met liefste liedje van mijn vader: Ray Conniff met Where Do I Begin/Love Story.
‘I’ll reach for your hand, it’s always there.’

‘Feestdagen staan weer voor de deur,’ somberde marktkraamman.
‘Gewoon niet opendoen,’ adviseerde ik.
Op achtergrond speelde Pink Floyd met Shine On You Crazy Diamond.
‘Goed nummer,’ zei ik.
‘Ben pas naar hun Tributeband geweest. Het was góed!’ Terwijl hij sprak, lichtte zijn gezicht op.
‘Tributeband van Bowie was ook goed.  Wel waren drie zangers nodig om te kunnen zingen wat Bowie in zijn eentje zong.’
Ineens energiek, vertelde marktkoopman: ‘Ik speel sax in een band.’
‘Echt Waar?’ riep ik. ‘Dat wilde ik als kind al, maar, kijk…’ Deed handen omhoog en duwde handpalmen tegen elkaar. Mijn kromme pinken vormden cirkeltje.
Saxspeler zei: ‘Je pinken heb je bij een sax hard nodig, ja.’
‘Wat spelen jullie?’ Kon het amper bevatten. Hoelang kocht ik studentenhaver, noten, en pijnboompitten bij deze bescheiden man, en hij speelt sax! Over Shine gesproken.
‘Alles. Als het maar swingt. Weet je dat ik dat ik door Bowie sax ging spelen? Hoorde  nummer en was verkocht.’
Zei stellig: ‘Young Americans.’
‘Dat is bizar,’ zei Saxspeler. ‘Niemand kent dat nummer!’
‘Is ringtoon op mijn mobiel.’
‘Jammer dat ik je nummer niet heb,’ grapte hij. ‘Kon ik je bellen.’

Vorig jaar leverde ik slag om kerstboomlichtjes.
Je gaat gemakkelijker op audiëntie bij koning dan dat je 10 lichtjes aan snoer scoort. Snoer, ja. Je-weet-wel: zo’n ding met stekker.
Want? Batterijen zijn tegen mijn principe.
Zag op internet dat winkels lichtjessnoer verkochten.
Doorkruiste in Starlet omgeving. Ging naar Hema, Kruidvat, bloemist, Zeeman en tuincentrum. Daarbij meer uitlaatgassen uitstotend dan wegwerpbatterij kan produceren. In iedere winkel bleek product uit assortiment.
Verkoopster tuincentrum meldde: ‘Snoer met 10 lichtjes is niet meer van deze tijd.’
Wegwerpbatterijen wel zeker?
Dan niet, dacht ik, en smeet mini muurkerstboom terug op zolder.
Wat vond ik ná feestdagen? In plastic doos waarin ik decoratiemateriaal en voorbeelden voor bloemschikken bewaar? Twee doosjes verse kerstboomlichtjes van 10 stuks. Met stekker. Zocht boompje op: lampjes zouden branden ook. Staan sinds januari ’s avonds te gloeien.

In april deed Roos auditie bij Scala & Kolacny Brothers in België. Dat leest snel, maar vrouw, vrouw, om auditie mogen komen doen, was reeds prestatie. Onderweg naar Antwerpen maakte Roos bijna kortsluiting van zenuwen. Maar, ze werd toegelaten tot koor, dat ‘klassieke arrangementen van populaire rock, metal, dance, hiphop en popsongs’ zingt. Oefent wekelijks zang en choreagrafie bij zuiderburen.
Zaterdag trad Scala op in Zuidplein-theater Rotterdam. Diepe buiging voor professionele show en optreden. Zijn er nog ondersteboven van.

Scalachoir Rotterdam Theater Zuidplein. Foto: Kalacny Brothers.

Cijfers

Keek op de week (182)

Erasmus MC

Mijn elektrische wekker stamde uit vorige eeuw. Een geluid! Schudde ik, klonk het vanwege loszittende schroeven als sambabal.
Kon nieuwe op batterijen kopen, maar die weiger ik.
Andere wekkers met stekkers hebben zogenoemd gedempt licht, maar je kunt er des nachts zonder leesbril een telefoonboek (als je dat nog hebt) bij lezen. Kijk nu naar wekker met bescheiden verlichting. Erfstuk van mijn vader. Het zijn maar cijfers, maar ze voelen dichtbij.

Oude dame met regenkapje op en achter rollator, liet voor deur van bakker – en pal voor mijn schoenen – gebaksdoos uit handen vallen.
‘Raapte doos op. Plastic aan binnenkant zag wit van slagroom. Daaronder zat gekreukelde tompouce. Met idee dat ik vrouw dode mus aanreikte, zei ik troostend: ‘Ach, hij gaat toch niet in een keer naar binnen.’
Vrouw zei lachend:’ De slagroom lik ik gewoon van de doos, hoor.’

Zat in metro die stilviel tussen station Blaak en Churchillplein. Stilte en donkerte.
Hallo darkness my old friend.
‘Pas derde stroomstoring deze week,’ zei vrouw naast me.
Noodverlichting in tunnelbuis floepte aan. Zag ik verte volgend perron liggen. Metro bleef donker.
‘Misschien gaan we lopend verder,’ zei ik hoopvol.
We lachten.
Vrouw Vera zat op aangename praatstoel.
Getrouwd, acht kinderen, waarvan vijf pleeg. Haar man piloot, zij psycholoog, maar: ‘Ik werk drie ochtenden als kassière om tot rust te komen.’
Echtpaar zwaait gedisciplineerd de scepter.
‘Geen telefoon tijdens eten. Ellebogen van tafel. Iedereen heeft corvee. Scheldwoorden kosten geld. Kinderen zijn elkaars jury. Ze bouwen hutten in het Kralingse bos. Mogen één sport kiezen, zitten ze allemaal op voetbal,’ zuchtte Vera. ‘Alleen Sam – jongste zoon – zit op ballet. Hij loopt het liefst in jurken. Wat die lange lijven eten! En stinken, die pubers! Er zijn er momenteel drie verliefd. We leven in een soap.’
Vond Vera verrukkelijke vrouw. Helaas ging metro rijden en stapte ze uit bij Churchillplein.

Vooraf longfunctieonderzoeken in Erasmus werd mijn lengte gemeten. Door  fout in systeem kan die niet worden opgeslagen. Handig, joh.
‘Hoe lang denkt u dat u bent?’ vroeg assistente. Ze leek me vrouw die het leven zo strikt neemt dat ze zelfs haar onderbroeken strijkt.
Zei: ‘181 centimeter.’
Gestreken Onderbroek zei: ‘U bent 1 meter 80. U bent 1 cm gekrompen.’
Wat! Gekrompen? Zou ik haar een compliment over haar snor geven, of zou ze dat verkeerd opvatten?  Zou volgende keer wraak nemen.
Volgende keer was deze week.
Laarsjes uit, hielen tegen muur, hoofd ook en rechtop staan. Rekte en strekte benen, rug en iedere lichaamscel. En nog een beetje.
‘1 meter 82,’ sprak Gestreken Onderbroek.
Ben twee centimeter gegroeid!

Allicht dat ik ben gegroeid. Roos was op tv. Ja, heus! Ze deed met Rotterdams jongeren- en studentenkoor Twentysomething mee aan zangwedstrijd Zing! van EO. Waar o.a. Roel van Velzen in jury zit. Beste koor van uitzending gaat door naar finale: Beste zanggroep van Nederland.
Tijdens wachten op eindoordeel jury was er luidruchtig appverkeer van familieleden. Helaas, helaas, Twentysomething haalde niet finale. Maar…Roos was op tv. Was zó trots. Ging volgende dag op blote sokken over straat.
Foto!

Zing!

Dag lief Aadje, mijn paatje ♥

Aad, de krasse knar, vierde begin dit jaar zijn 90-ste verjaardag.
Zienderogen takelde hij af. Benauwd. Geen energie. Van weinig op, tot aan bed gekluisterd. ‘Pap, wil je beneden een ziekenhuisbed?
‘Die wil ik niet in mijn huis!’ riep hij.
‘Ik heb zulke koude voeten.’
‘Zal ik bedsokken voor je kopen?’
‘Bedsokken? Wie draagt er nou sokken in bed?’
Nou, hij. Knalroze van Roos. Gewoon doen op je negentigste.

Zijn laatste weken waren een glijbaan. Praten werd een opgave. Na iedere twee woorden moest hij op adem komen. Stoflongen; een souvenir van 40 jaar werken als meubelmaker.
Liggend in bed hield hij dapper stand.
Terwijl zijn lichaam veranderde in een zak met botjes, was zijn gevoel voor humor niet te vernielen.

‘Ik ben…moe…Zó moe… En ik…kan…niet…slapen.’
‘Zullen we een slaapmiddel vragen aan de huisarts?’
‘Ja, een…paarden…middel…dat ik…pas mag…inne-men…wanneer…ik in…bed lig.’
Tijdens het verschonen van zijn bed grapte mijn broer: ‘Waar is je kussensloop met naakte vrouwen?’
‘Daar kwijl…ik…zo op.’
Hij had loopogen. Telkens veegde ik de prut weg. ‘Je ogen lopen sneller dan jij,’ complimenteerde ik hem.
Te moe om te praten, gaf hij me een knipoog. Die pakt niemand me meer af.

Onderaan de trap hoorde ik mijn vaders zwoegende ademhaling.
Hij lag op zijn rug met wijd open mond. De huid van zijn gezicht strak getrokken over zijn schedel. Die nacht had mijn broer bij hem gewaakt. De HAP (huisartsenpost) was geweest om morfine toe te dienen tegen de pijn.
‘Dag pap,’ zei ik en ging op de stoel naast zijn bed zitten. Hij was diep in slaap. Ik pakte de vaselinestift en haalde die langs zijn lippen. Met een vochtig washandje friste ik zijn gezicht op. Zijn arm die op de sprei lag, voelde ijskoud.
Toen ik het dekbed omhoog trok om zijn arm eronder te leggen, zag ik zijn ontblote buik. Daar hield hij niet van. Ik sjorde zijn hemd en pyjamajas naar beneden, en stopte die in zijn pyjamabroek. Dekte hem toe en gaf hem een kus op zijn wang. Even legde ik mijn hand op zijn voorhoofd, en liep weg om het afvalemmertje te legen.

Drie minuten later was ik terug. Het was stil. Doodstil.
Ik kon het niet geloven; het was echt gebeurd. Mijn vader was overleden. Hij had eindelijk rust.
Dag lieve pap. Bedankt dat uitgerekend jij mijn vader was. Ik houd voor altijd en nog veel langer van je.

De waarzegster

Keek op de week (181)

Lopikerkapel

In Bleskensgraaf lag op weghelft familie zwaan te dutten. Witte donskuikens tussen pa en moe in. Een familieopstelling! Greep telefoon uit wielershirt, richtte, en voordat ik vuur! kon doen, kwam volwassen zwaan blazend en wapperend met vleugels op me af. Andere exemplaar snavelde kroost sloot in.
‘Ik wilde alleen een foto maken,’ zei ik verontschuldigend.
Zwanenogen zeiden: jouw soort ken ik.
Oké, ik ging al.
Zag herkansing in futengezin bij Noordeloos. Richtte telefoon, en van onderwater dook aalscholver omhoog. Futen schrokken zich lazarus en fladderden alle kanten op.
Misschien, dacht ik, is het beter dat ik me concentreer op onroerend goed. Met uitzondering voor nest jonge kaaimannen.

Droomde dat ik bij waarzegster zat.
‘Als u mocht kiezen, wie zou u dan willen zijn?’ vroeg vrouw.
Domme vraag. Moeder van Roos, natuurlijk.
‘Wil je weten hoe oud je wordt?’
Riep ferm: ‘Nee!’ Wat was dit voor onzin. Was ik hier vrijwillig naar binnen gelopen? ‘Wie stelt hier eigenlijk de vragen?’ vroeg ik.
Vrouw begon sadistisch te lachen. Ze zag er niet uit als waarzegster. Niets zigeunerachtigs. Geen glazen bol. Op leeg bureau lag alleen lipstick. Zag vier witten muren. Geen deur. Wilde  meteen, direct, onmiddellijk weg.
‘Waar is de uitgang?’ vroeg ik.
Mens lachte krijsend.
Ik griste lippenstift weg en tekende rode deur op witte muur.
Waarzegster schreeuwde iets in onbekende taal en bleef krijsen.
Deur klemde. Als ik bij die vrouw bleef, werd ik krankjorum. Begon luid te wenen.
Werd toen wakker. Hoorde uur later nóg afgrijselijke lach. Waarom droom ik geen sprookjes?

Het waaide debiel hard. Vogels hingen zeeziek in de bomen en tijdens mijn rondje met Rosa overleed stormparaplu. Meestal is het één balein die het begeeft, maar ditmaal waaide de ene helft van de plu over de andere heen.
’s Avonds constateerde Man: ‘Vakkundig gesloopt, je moet het maar kunnen.’

‘Het schiet nou op, hè? Drie weken nog. Spannend, hoor. Alles geregeld?’
‘Al-les geregeld!’ sprak vrouw met diepe zucht. ‘Poeh! Ruim twee jaar voorbereiding.’
Terwijl ik treuzelde bij puntpaprika’s ging mijn fantasie op reis. Wat ging er gebeuren? Verhuizing naar gerenoveerd kasteel? Emigratie? Aanschaf kudde Friese volbloedpaarden? Adoptie?
‘Marie-Louise heeft haar trouwjurk voor de laatste keer gepast en hij zit perrr-fect!’
Vrouw leek van blijdschap te zweven.
Twee jaar? dacht ik. Twéé jaar ter voorbereiding van huwelijk? Moet hardcore bruiloft zijn, eentje uit hogere prijsklasse.
Man en ik hadden alles in vijf maanden bedacht, beklonken en bekeken.
Vrouw kirde verder: ‘Marie-Louise is feministisch, want ze neemt de achternaam van Raymond aan.’
Voelde adem stokken van weerzin. Wilde roepen: Weet je wat feministisch is? Wanneer man de achternaam van zijn vróuw aanneemt! Heb me ingehouden. Snap niet hoe.

Parkeerde auto op Zaag. Rosa en ik stapten uit.
Na aantal meters lopen, keek ik achterom. Auto kon best 3/4 meter naar achteren.
Om Rosa niet weer in/uit te laten stappen, bond ik haar riem vast om paaltje. Zag vanuit ooghoek witte auto aan komen rijden.
Verzette auto en liep terug naar Rosa. Witte auto stond er nog.
‘Ik dacht dat je je hond vastbond en weg zou rijden!’ riep vrouw door open raam.
No way, José!
‘Had u de politie gebeld?’ vroeg ik.
‘Jazeker. En je kenteken genoteerd.’
Prees vrouw hondenhemel in.

De Zaag

 

Mona en de vrijwillger

Keek op de week (180)

Foto Pixabay

Dorpsgenoot kwam aanlopen terwijl ik mos en witte muur uit voortuin plukte.
Vrouw hield halt, bekeek ons lapje postzegel en zei: ‘Wat heeft u een rommelige tuin.’
‘Wat vindt u precies rommelig?’ vroeg ik, terwijl ik mijn rug strekte.
‘Die lange stengels. Vréselijk, dat onkruid.’
‘Dat zijn bloemen; het is Vingerhoedskruid. De hoedjes zitten bomvol bijen en hommels.’
‘Alles groeit door elkaar,’ zanikte vrouw verder.
Daar had ze een punt. Sinds vier buxusvakken zijn opgevreten door motten, groeien Zenegroen, Franse geranium, Zeeuws Knoopje en Kattenstaart knus tegen elkaar.  Daartussen enkele paardenbloemen, Engels gras, en bodembedekkers. Onze tuin is een koek en zopie voor insecten.
‘Haalt u alléén het mos en dat…dat platte spul weg? Laat u de rest staan?’ Bij laatste zin schoot stem van vrouw omhoog.
Kreeg lust vrouw omlaag te slaan. ‘Mevrouw,’ rondde ik het gesprek af, ‘het is maar goed dat wij een tuin hebben, en u slechts een balkon met kunstgras. Goedemiddag!’

Zat weer bij Carolien. Kennelijk heeft Hemel via Droomland bezoekuren.
Carolien breide blauwe sokken, en die naaide ze aan uiteinde van een in zelfde kleur gebreide sjaal. Ze vouwde een sok om haar oor, wond sjaal om haar hoofd – als boerin met kiespijn – en andere sok om andere oor.
‘Nu krijg ik nooit meer koude oren,’ zei Carolien met onnavolgbare logica.
Voelde na ontwaken hunkering om ook blauwe sokken te breien.

Wandelde met Rosa door woonwijk. Passeerde speelplaats. Op schommels zaten twee knaapjes. Twee meisjes stonden er beteuterd naast. Een met paardenstaart, ander met kroeshaar en kralen.
‘Mevrouw, die jongens pesten ons.’
Hè get! ‘Wat doen ze dan?’ vroeg ik.
Vanaf schommels klonk: ‘Jongens zijn sterk, ze bouwen een kerk! Meisjes zijn slap, ze vallen in de pap!’
‘Weet je wat je kan zeggen?’ smoesde ik met meiden.
Enthousiast veerden vriendinnen op. ‘Zal ik tot drie tellen?’ vroeg Kroeshaar.
‘Een, twee, drie. Jongens zijn vies, ze stinken naar de pies! Jongens…’
De sterke mannen gleden van schommel en renden weg. Naar de rok van hun moeder.
Vlecht zei praktisch: ‘Zo, nu zijn schommels van ons.’
Alles in het leven is betrekkelijk. Rosa zag onverwacht kat langs waterkant en sleurde me omver. Viel op handen en knieën in het gras, rakelings langs hondendrol.
Liever in het gras dan in de pap.

Rood autootje stopte schuin over twee parkeervakken, en portier zwaaide open. Man op leeftijd kwam zwaar steunend op loopkruk overeind uit autostoel. Het was vrijwilliger die ruim tien jaar als vrijwilliger bij bieb werkt. Geen moeite is hem teveel.
Uit AH kwam vrouw aanlopen die in dorp reputatie heeft opgebouwd. Altijd begripvol, tolerant, warm en gezellig.
‘Als je niet kan parkeren, stop dan met autorijden!’ schimpte ze in voorbijgaan.
‘Ik heb net een nieuwe heup!’ riep Vrijwilliger.
‘Wat kan mij dat schelen? Ik zou die auto zo nooit neerzetten!’
‘Nee, want jij hebt geen rijbewijs, Mona!’ bemoeide ik me ermee.
Mona keek me met moordzuchtige blik aan, waarna ze bijna op voetganger botste, die vervolgens volle lading kreeg.
‘Wat bezielt mensen toch?’ vroeg Vrijwilliger.
‘Niks van aantrekken. Mensen met een grote mond hebben meestal weinig inhoud. Wedden dat haar tv-scherm groter is dan haar boekenkast?’
Vrijwilliger schaterde: ‘Ik heb haar nog nooit in de bieb gezien.’