Keek op de week (199)
Bij hondenzwemplas kon je rondje lopen. Let hierbij op woord: kon. Afgelopen week plaatste man in groene gestoken kleding er een robuust houten hek; dwars op graskade.
‘Mag ik vragen waarom u hier een hek neerzet?’
‘Ik kreeg de opdracht dat hek hier te plaatsen, dus doe ik dat. De logica ervan ontgaat me,’ zei man eerlijk.
Hij zette spa tegen achterbak werkauto en pakte houten balk. De mouwen van zijn T-shirt omspanden zijn bovenarmen.
‘Weet je wat je straks krijgt?’ vroeg hij, terwijl hij paal in gegraven gat liet zakken. ‘Dat mensen doorsteek maken door dat bos daar – zijn arm gebaarde naar overkant graskade – terwijl het nu broedtijd is.’ Met een wijsvinger tikte hij tegen zijn voorhoofd.
‘Verzonnen door een ambtenaar achter een bureau,’ concludeerde ik.
‘Precies.’
Had bijna-dood-aanrijding in Nieuwerbrug aan de Rijn. Witte bus kwam met 60 km/h hoek om scheuren in 30 km wijk. Ik had slechts één uitwijkmogelijkheid: de stoep. Sprong er met fiets en al op. Gaf van nijd met linker vuist knal tegen flank van bus. Met links sla ik nog geen deuk in een pakje boter…
Vrijdagmiddag haalde ik iets op bij doktersassistente. Een vreselijk beroep.
Achter me schuifelde man – eind tachtig – op toffels achter rollator naar assistente. Toen hij voor haar ruitje stond, zei ze: ‘Ik ga opruimen, meneer. Komt u maandag maar terug,’ en ze schoof ruitje dicht.
Ik schoof het weer open. ‘Pardon? Waarom stuur je deze meneer naar huis? Dat is toch niet aardig? Jij werkt in de zorg, verleen hem dan zorg.’
‘Het is kwart voor vier, ik ga opruimen,’ hield assistente vol.
‘Zou je alsjeblieft eerst deze meneer willen helpen? Als hij mijn vader was, zou ik een schriftelijke klacht over jouw gedrag indienen bij de huisarts.’
Assistente keek me met vlammende ogen aan. Hoe durfde ik dat te zeggen! Ze was zélf een halve huisarts. Ja, de onderste helft.
Ze slikte, bond in, en zei: ‘Dag meneer. Wat kan ik voor u doen?’
Voorbij huisartsenpraktijk zag ik vrouw op scheefgezakte scootmobiel.
‘Mevrouw, uw scoot heeft linksachter een platte band.’
‘Oh jeetje! Daarom rijdt-ie zo vreemd.’ Ze keek verwilderd achterom naar band. ‘Wat moet ik nou?’ vroeg ze.
Er zat gewoon ventiel in band. ‘Rijd even naar de fietsenmaker. Hij helpt u wel.’
Eenmaal over de schrik heen, schaterde vrouw: ‘Toen ik net stoep op- en afreed leek het wel of ik in attractie van Efteling zat.’
Hapte bij Woerdense Verlaat in van huis meegenomen versnapering. Fiets tegen hek met uitzicht over water met bootjes. Het leek wel zomer!
Hoorde achter me geluid. Wielrenner – een meter bij mij vandaan – begon te piesen. Ben ik nou gek of hoe zit dat?
‘Hé joh! Hang je naaktslak ergens anders uit je broek!’
‘Mijn naaktslak!’ brieste wielrenner.
‘Hoe wou je ‘m dan noemen? Je kleine teentje?’
Zeikerd was zo pissig dat hij urineren staakte en fietsbroek omhoog hees.
Mijn idee.
‘Stomme trut!’
‘Stomme naaktslak! Volgende keer maak ik een foto. Wat zullen mijn vriendinnen lachen!
Vloekend reed hij weg.
Wat je noemt een goede bekomst.