Juttersjas

“Kijk,” zegt Vriendin, “dit is mijn juttersjas.”

“Cool,”zeg ik.
“Nee, hij is juist heel warm. Op Schier (dat is short voor Schiermonnikoog, wat zij hardnekkig ‘Schiermeeuwenoog’ noemt) was een container aangespoeld, die ergens op zee overboord was geslagen.” Ze vertelt hoeveel werk het voor de eilanders is, om al het zand eruit te krijgen. Dat ze eerst buiten rubberbootjes met water vullen om het meeste zand eruit te spoelen, want ja, dat zand is tuig voor hun wasautomaat.

“En na dat spoelen worden de jassen gewassen, gewassen, gedroogd, gewassen. En zelfs nú zit er nog zand in, hier, voel maar.” Gretig graai ik in Vriendins binnenzak, ja hoor, verhip, echt zand! “Goed hè?” zegt ze bijna trots. “Op Schier was ook nog een container met printers aangespoeld, maar de container met cartridges weer op Ameland.”
“Kunnen de eilanders nu met elkaar kwartetten?” vraag ik geïnteresseerd, “mag ik van jou tien cartridges, dan krijg jij van mij één printer.” “Nee, de printers waren allemaal gezandstraald aangespoeld, heel erg nutteloos.” Ik smul van haar verhalen. Ze vertelt zo smeuig; ik kan de zee bijna ruiken. “Ja, lekker,”zegt ze, “ik lust nog wel koffie.” Droog over komen kan ze ook.

Als ze weer weggaat, na nog een koffie dus, zegt ze: “En dit is echt vossenbont”, wijzend naar de harige rand rondom haar capuchon.
“Nietes,” zeg ik.
“Welles.”
“Dan vind ik jou een dom bontje.”
“Ach, maar het geeft toch nix, die vos is al lang dood.” Daar meent ze niets van, want zij en dieren. “Dom bontje,” herhaal ik. “Oh, maar hij is hartstikke nep.” “Wist ik toch. Kom maar gauw weer een bakkie doen.”
“Ja, tot gauw.”
Dat gauw duurt altijd veel te lang.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *