De Screenkamer

2. De screenkamer

De screenkamer:
Samen met mijn ouders, zit ik in het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam. Voor ik opgenomen kan worden, moet ik eerst ik gekeurd worden of ik wel goed fout genoeg ben. Nou ja, zo’n gevoel geeft dat. Ik zal van alle kanten worden bekeken. Ik krijg een gesprek met de hoofdpsychiater, mijn eigen psychiater en mijn ouders erbij.
We zitten in een kamer – de screenkamer – met een paar stoelen. Eén wand is helemaal bedekt met spiegels. Achter die spiegelwand zitten mensen die mij wel kunnen zien, maar ik hen niet. Ze zitten daar omdat ze van mij kunnen leren. Daar wordt les in gegeven, legt de psychiater mij uit.
Zal best. Ik ga toch nooit meer terug naar die rotschool. En zouden ze van die pestkoppen op school niet veel meer kunnen leren dan van mij? Wat kun je nou van een depressief watje zoals ik leren? Ik weet niet meer waar we over gepraat hebben. Aan het eind van het gesprek, lopen we de kamer uit. Er gaat een deur naast de onze open en daar komen zeker 20 mensen uitlopen, die met notitieblokken en zware tassen lopen te sjouwen. Ik durf ze niet aan te kijken. Wat moeten ze wel niet van me denken? Misschien dat ik gek ben?

Lief dagboek
Vanochtend heb ik in de skrienkamer gezeten. Dat is een kamer met een hele grote spiegelwand. Soms hangen er gordijnen over die spiegel, maar toen ik erin zat niet. Papa en mama waren ook bij me en psychiaters. Ik weet niet waar ze over gepraat hebben. Er stond koffie op tafel in een thermosfles. Voor papa en mama werd het ingeschonken, maar mij vergaten ze. Ik durfde het niet voor mezelf in te schenken. Ik heb de hele tijd naar beneden zitten kijken. Naar mijn schoenen en de schoenen van de anderen. De schoenen van mama vond ik het mooist.

)(*)(*)(*)(*)(*)(*)(*)(*)(*)(*)(*)(*)(*)(*)(

Het N’woord

Begin deze week was de inenting tegen baarmoedershalskanker in het nieuws en moest ik denken aan Kindliefs prikken van vorig jaar.

 

Septemer 2009:

Vandaag gaan we Kinds derde en laatste inenting halen in Schoonhoven. Ze ziet er toch weer tegenop. “Wil jij mij afleiden als ik op de prikstoel zit’?” vraagt ze. ‘Tuurlijk wil ik dat. Ze neemt huiswerk mee voor onderweg; dan heeft ze afleiding. “Mag de muziek aan?”vraagt ze, “dan leer ik mijn Latijn makkelijker.”

 

Het rijdt snel aan. Binnen in de sporthal is het druk. Kind ontbloot bibberend een arm en gaat op de stoel zitten. “Kijk, daar heb je Suzanne!” zeg ik enthousiast. “Suus! Waar?” vraagt ze blij. Tsjakka, dat was de prik. Na afloop krijgt ze een boekje mee, nog een sticker plus een pepermuntdoosje. Vijf minuten later zitten we alweer in de auto.

 

Het boekje blijkt ‘hot’. “Oooh! het gaat over tongzoenen,”zegt ze, “…linksom, rechtsom…” hoor ik haar mompelen. “Watte“, vraag ik verbaasd. Geen antwoord. Ze giechelt. “Hihi, het gaat ook over n**ken,” zegt ze. In het boekje wordt alles bij de naam genoemd en geen details worden haar onthouden. Sodebillen, dat boekje wil  ik straks ook even vasthouden! Ik zie dat ze het er wel een beetje warm van krijgt. Geconcentreerd leest ze verder (had ze dat de net ook maar met haar huiswerk gedaan.) Zodra ze het boekje uitheeft, stelt ze  mij achteloos de meest intieme vragen. Nou ja, zeg; pfff, nu krijg ik het warm, zeg maar gerust héét. Zij intussen verblikt of verbloost niet. “

 

De volgende dag. Kindlief komt thuis uit school. Ik schenk een emmer verdunlimonade voor haar in, en geef haar een stroopkoek erbij. “Enneh…”informeer ik voorzichtig, “hebben jullie het onderweg of op  school nog over het boekje gehad?” Welk boekje?”informeert ze. “Ja duh, dát boekje,”zeg ik. “Oh, nee. Nou ja, heel even maar. Dus niet lang ofzo.” “Geen …eh… diepe gesprekken?” peuter in nieuwsgierig verder. “Neuh.” Meer laat ze niet los.Hmm. Da’s nou jammer. Heb ik eens zin om intieme vragen te stellen, is mevrouw niet thuis.

 

Uit het oog en…

“Ha Mirjam! Hoe is ie? “ Ha Louise. Ja, ’t gaat goed hoor,” zeg ik, “en met jou?” Gaat het echt wel goed met je?” informeert Louise met een taxerende blik. “Ja, prima!” dring ik aan.  

 

Hellup, denk ik, Louise, of all people. Ik weet wat ze ziet: na twee slapeloze nachten zie ik er vijf jaar ouder uit en hangen mijn kraaienpoten ter hoogte van mijn knieen. En zij, Louise, altijd opgekalefaterd, dichtgeplamuurd gezicht, gehuld in de nieuwste klederdracht met zwaar gecoiffuurd haar. Zij als elegante verschijning en dan voel ik me nog net niet … eh… nou ja, in erbarmelijke staat.

 

“Hoe gaat het met je dochters?” vraag ik.“ Oh meid, met Lisa gaat het ZO perfect. We weten nog niet of ze haar school afmaakt, ze wordt model trouwens. Had ik je dat al eens verteld? (Ja, alleen maar) Ze is ZO een schoonheid. Ze kan aan elke vinger wel tien jongens krijgen.” “Niet te hopen dat die allemaal tegelijk komen eten dan,” zeg  ik. Louise kan niet lachen om mijn grapje. Misprijzend kijkt ze me aan. Onvermoeibaar praat ze verder. “ In die modellenwereld – een wereld ZO op zich en ZO apart! – telt elk jaar en Lisa …..bla…bla…

 

Hoe gaat het met je jongste dochter? Mandy heet ze toch?”, vraag ik,om het maar over iets anders te hebben. “Ja, goed. En jouw dochter gaat die naar de brugklas?” “Nee joh, die zit al in de tw…” “Komende vrijdag gaat Lisa naar een speciale fotograaf en….bla…modellenbureaus….en die zeggen ook dat Lisa ZO….blabla 

 

Dat mens ratelt als een tierelier. Mijn enthousiasme ontbreekt geheel. Ik heb hier ZO genoeg van. Maar de beleefdheid eist het. Toch? Nou, de groeten! Bruusk onderbreek ik haar. “Joh, ik ga verder, want ik krijg straks visite,” lieg ik. “ Oh, oh, wacht even… ,” Louise rotzooit wat rond in haar tas. “Heeft jouw dochter trouwens nog steeds rood haar?” vraagt ze. Huh? “Ja, natuurlijk,”zeg ik. “Nou ja, ik dacht, misschien heeft ze het geverfd of zo.” “Geverfd! (voel je je wel helemaal lekker?) Joh, dat kind moet nog veertien worden, en het is een hart-stik-ke mooie kleur!”“ Ja, nou ja, mijn Lisa is natuurlijk ZO kieskeurig, want in de modellenwereld zijn ze ZO weg van blond.” 

 

“Mijn Kind heeft anders ZOveel  Brains en is ZO heel sociaal!” (dat ik me ZO naadloos bij een gesprekspartner kan aansluiten zeg, ik wist niet dat ik die gave bezat).  

“Zeg joh, zullen we samen wat afspreken-  ja hè hè, hier heb ik mijn agenda – dat ik een keer naar jou kom? Kunnen we bijkletsen?” “Eh, nee. Lijkt me beter van niet.” “Huh? Waarom niet?” vraagt Louise verbaasd. Haar stem klinkt een octaaf hoger.  “ Nou…eh… wij hebben thuis maar 1 stoel. Doei!”

 

ZO. Ik draai me om en loop ZO weg. Dat gaf me en goed gevoel, zeg, ZO! Wat een aardige, tolerante mevrouw ben ik toch, dat ik me ZO heb ingehouden, niet ordinair ben gaan schelden, en haar niet op haar gezicht heb geslagen. Louise: uit het oog en kkkkggggg ZO van mijn harde schijf!

Gekneusd Kind 2

Na het ochtendgloren zijn Kinds kneuzingen goed te zien: haar hele linkerkant is beurs, blauw en gekneusd. Dikke wang en hand. Alles doet zeer. Oh, en ze heeft zó’n hoofdpijn. En ze is misselijk, duizelig ook. Ojee, er gaat een knalrood lampje in mijn hoofd branden. Alarm! alarm! gilt het. Kind huilt. Het huishouden in rep en roer. We weten dan Kind hersens heeft, dus ze kunnen best geschud zijn.  

 

Eerst maar een bilpil. 

Gelukkig gaat het daarna wat beter. Ons bruistablet hangt uitgeborreld op de bank. Ze is nog zwaarder gekneusd dan van de wildste waterbaan ooit. Nou, zeg!

 

Ding, dong: Opa staat voor de deur. Samen met een eind hout en een noodoplossing. Hij krijgt een heldenontvangst! Ja, en koffie met koek. 

 

Ik heb natte inlegkruisjes in plastic zakjes in de vriezer gelegd. Na een half uurtje krijgt Kind het eerste ‘zoogcompres’ voor haar gehavende gezicht. Ik geef haar een bemoedigend schouderklopje. “Auww!” jammert ze. “Oh, sorry, je verkeerde schouder (goh, je zult mij maar als moeder hebben). Zal ik als straf een compres  op mijn blote buik leggen?”bied ik aan. Kind lacht niet; doet ook zeer. “Dan kom ik wel heel erg stil naast je zitten. Met mijn handen onder mijn billen, goed?” Ze knikt.

 

Stilte.

 

Pfffrt, blaast ze naast me op de bank. PFFFFRT! Gelukkig. Is er toch nog een lichaamsdeeltje dat ze niet heeft gekneusd!

Gekneusd Kind

BAMM! hoort Man de husby midden in de nacht. Stijf van schrik rent hij uit bed.  Meestal staat hij al naast Kindliefs bed vóór zij een wind heeft kunnen laten, maar vannacht komt hij te laat. 

Ik word wakker van een enórm gehuil. Eerst denk ik dat het de brandweer is. Maar nee, het is Kind. Gauw naar d’r toe! Hmm, zou ze ’n boze droom hebben gehad? Maar nee, ’t is veel erger: ze is uit bed gevallen! Uit Opa’s kunstig gebouwde hoogslaper; zó 1 m 75 de diepte in.

 

Oh, oh, arm Kind. Grote dikke tranen druppen op het zijl. Heb je niks gebroken? Doet alles het nog? Kun je een beetje wapperen met je armen? We voelen en kloppen zachtjes. Kind schreidt. Wonder boven wonder is ze nog heel. Wat een schrik om zo op de grond wakker te worden. Veel knuffels vallen haar ten deel.

 

Toen moest ze toch dat hoge bed weer in… We keken met z’n drieën langs het laddertje de hoogte in. Jeetje zeg, ‘t was net of dat bed in de tussentijd een metertje hoger gegroeid was. Voorzichtig geven we haar een kontje. Kind wordt klemstrak ingestopt door Man.   

“Mag de deur een stukje open?” piept Kind zachtjes. “Ja hoor!”

“En het lampje in de douchecel aan?” “Tuurlijk, liefje.”

 

Je snapt niet hoe ’t kan, na zo’n val-ervaring, maar Kind was gelukkig weer snel in dromenland (zij wel). Manlief trekt been nummer twee binnenbord en snurkt wijdweg (hij wel). Iemand anders in huis niet. Kind had haar nekje wel kunnen breken. Daar moet je toch niet aan denken? Maar ja, dat doe je dus wel…