Keek op de week (203)
Met geroutineerde kijk zag ik salamander voor pampus liggen op wandelpad. Ging op hurken zitten om beter te kijken. Zijn bek stond open. Die neiging had ik ook vanwege de hitte. Schatte in dat reptiel onderweg was naar kikkerpoel. Zou ik ‘m een zetje geven? Anders werd – voor hij overkant pad bereikte – zijn staart eraf gereden door illegale fietser.
Plukte weegbreeblad voor transport en schoof dat tegen zijkant van salamander. Beetje duwen en sjorren. Er gebeurde niets. Zou salamander dood zijn?
Wipte nieuwe zonnebril stukje omhoog en gluurde er onderdoor. Zag direct wat euvel was: zonnebril had roze glazen. Salamander bleek plastic krokodil.
‘Weet je wie ik op vakantie in Frankrijk tegenkwam?’ vroeg vriendin M. in Cultuurhuis waar wij verse muntthee naar binnen kieperden. Ze liet mij foto zien op haar telefoon.
Zag een enigszins ongemakkelijke maar tegelijkertijd blije M. naast zongebruinde man met vriendelijk gelaat. Hij had achterover gekamd grijs haar, en droeg roze overhemd met spencer in pasteltinten.
Was hij bekende Fransman of BN’er? Een zanger, iemand van tv? Peinsde maar kon niemand bedenken. ‘Heb je een tip?’ vroeg ik.
Ontsteld riep M. ‘Hij is van de Meilandjes!’
Het zei me geen jota. (Praatshows, series en soaps als B & B Vol Drama gaan aan mij voorbij.)
M. keek me aan alsof ik in lemen hut woonde. Stopte beteuterd telefoon in tas en zuchtte: ‘Aan jou heb ik ook niks.’
Genoot me bijkans bewusteloos op fiets. Kijkend naar bloeiende lelies was het alsof ik door landschap van Monet fietste.
Kwam boer tegen die langs kant van weg koeien in trailer achter tractor laadde.
‘Wat gaat u met die koeien doen?’ vroeg ik brutaal doch op vriendelijk toon.
Boer droeg onderhemd, korte broek en werklaarzen. Zweet gutste van zijn lijf.
‘Naar een wei met meer schaduw brengen,’ antwoordde hij vermoeid, terwijl hij met onderarm zweet van voorhoofd veegde. Daarna stapte hij in glazen cabine van trekker.
Andere boer had open partytent in schapenwei voor schaduw neergezet.
Ophaalbrug in Nieuwkoop ging omhoog. In nabij gelegen voortuin was een man bezig een barbecue in de fik te steken. Naast hem allerhande zakken met blokjes, houtjes en kooltjes. Opzij lag doos lange lucifers. Het enige wat nog aan man ontbrak was aanstellerig schort met ‘Chef’ erop. Grijnzend nam kerel de aandacht van wachtende fietsers in ontvangst.
Hij riep zelfverzekerd: ‘Een vuurtje stoken is de lokroep van de natuur, hè? Daar is toch wel enig talent voor nodig.’
Wil een man mijn bewondering? Stook dan vuurtje door met twee stokjes over elkaar te wrijven.
Leeghalen van mijn vaders huis was immense klus. Kerstkaarten, gereedschap, puzzelwoordenboeken, bestek, kleding, blikken zwart wit foto’s, houten kleerhangers, scheerapparaat, tuingereedschap, wasmachine, postcodeboek uit 1978, wandversiering, langspeelplaten, verlichting, en macaroni. Alles was met zorg bewaard. Veel naar kringloop gebracht.
Zei: ‘Sorry,’ en liet stapel borden uit mijn handen vallen in klaargezette tas. En nog meer borden, mokken, en soepkommen. Hoppa! Ik snapte die Grieken wel. Sjouwde alles naar ondergrondse container, opende die met pas en leegde inhoud tas. Bij sluiten containerklep katapulteerde het rinkeldekinkel tegen de ijzeren wand. Een mieters geluid.