Dom geblaat

Keek op de week (200)

Metrostation Dijkzigt/Erasmus

Was getuige van opmerkelijk fenomeen. Was tijd onduidelijk welk, maar er gebeurde tenminste eens wat tijdens longfunctieonderzoek in Erasmus MC.
Assistente keek van beeldscherm naar mij, en leek controle kwijt over haar ademhaling.
Geen paniek: zuurstoftank stond nabij.
Ze haalde er collega bij; een man. Die tuurde naar grafiek op beeldscherm, en mompelde: ‘Dat kán helemaal niet. Informeer jij Frank?’
Wat had ik gedaan? Had computer mij geregistreerd als klinisch dood? Had ik apparatuur aan gort geblazen tijdens: ‘Volledig uitademen – diep inademen – en met krácht uitblazen?’
Daar was Frank. Hij kon zo te zien wel een verzetje gebruiken.
Drie ruggen stonden naar me toegekeerd.
‘Deze ene seconde wijkt enorm af.’
‘Wat zal arts hiervan zeggen?’
‘Kijk, hier heeft mevrouw gehoest.’
Joh, zal ik dat eens krachtig uit mijn achterste doen? Ik werd compleet genegeerd.
‘Zou u tegen mij willen praten in plaats van over mij?’ vroeg ik.
Eindelijk, daar kwam het. Frank zei: ‘U heeft meer zuurstof uitgeblazen dan ingeademd.’
Was dat alles? Sjonge, jonge, dat zijn haar nog in model zat.
‘Technisch gezien, is dat onmogelijk,’ verzekerde hij me.

Op stoep stond vrouw met begrafenisblik. Ze woont ergens aan overkant en verkeerde in staat van opwinding.
‘Ik haal handtekeningen op tegen geluidsoverlast van trapveld. Tot ’s avonds laat wordt daar gevoetbald en geschreeuwd. Dat moet echt stoppen! Als de lijst vol is, ga ik naar de wijkagent.’ Op papier in haar hand stonden 2 namen met adres en handtekening.
Verbijsterd keek ik vrouw aan. Dit ging wel erg ver. Was dit verlate 1-aprilgrap? Bewuste trapveldje is omheind met hoog net. Ernaast een pleintje met speeltoestellen. Roos had daar tijd van haar leven. Rond etenstijd moest ik haar van schommel sleuren of uit bosjes waar ze hut bouwde.
Vrouw had zelf ongetwijfeld geen kinderen? Maar ze is zelf toch ook jong geweest?
Mijn zicht mag dan met jaren achteruit gaan, mijn kijk op mensen verbetert.
‘Kinderen horen buiten te spelen. In plaats van met de wijkagent kunt u beter met een psychiater gaan praten.’

De chaos op de polderweg in Schoonrewoerd was compleet. Auto’s, een vrachtwagen, trekker, scooters en e-bikes stonden lukraak geparkeerd. Links stond houten hek van weiland open. Schapen renden kriskras tussen voertuigen en mensen door naar overkant. Een man in kostuum klapte in zijn handen en hitste lammetjes op: ‘Hup, ga je moeder achterna!’ Een puber hing verveeld helm aan scooterstuur en foeterde: ‘Stomme schapen.’ Een vrouw die filmpje van wanorde maakte, werd besnuffeld door twee lammetjes. Van schrik sprong ze achter haar man.
Op een toon alsof de Russen ons land waren binnen getrokken, riep boer op trekker in telefoon: ‘Jacob, jouw schapen vreten mijn mais op!’
Helemaal waar. Wolbalen trokken 10 cm hoge mais met wortel en al uit aarde. Kennelijk houden schapen ook van verandering van spijs.
Toen weg schaapvrij was, stapte een ieder gehaast in of op voertuig. Beesten moesten natuurlijk terug naar eigen wei maar na ons de zondvloed. Boer reed trekker voor toegang maisveld en wachtte op bijstand. Fietsend langs schapen riep ik: ‘Bèhhhh!’
Kreeg warempel nog antwoord ook.

De pissende naaktslak

Keek op de week (199)

Bij hondenzwemplas kon je rondje lopen. Let hierbij op woord: kon. Afgelopen week plaatste man in groene gestoken kleding er een robuust houten hek; dwars op graskade.
‘Mag ik vragen waarom u hier een hek neerzet?’
‘Ik kreeg de opdracht dat hek hier te plaatsen, dus doe ik dat. De logica ervan ontgaat me,’ zei man eerlijk.
Hij zette spa tegen achterbak werkauto en pakte houten balk. De mouwen van zijn T-shirt omspanden zijn bovenarmen.
‘Weet je wat je straks krijgt?’ vroeg hij, terwijl hij paal in gegraven gat liet zakken. ‘Dat mensen doorsteek maken door dat bos daar – zijn arm gebaarde naar overkant graskade – terwijl het nu broedtijd is.’ Met een wijsvinger tikte hij tegen zijn voorhoofd.
‘Verzonnen door een ambtenaar achter een bureau,’ concludeerde ik.
‘Precies.’

Had bijna-dood-aanrijding in Nieuwerbrug aan de Rijn. Witte bus kwam met 60 km/h hoek om scheuren in 30 km wijk. Ik had slechts één uitwijkmogelijkheid: de stoep. Sprong er met fiets en al op. Gaf van nijd met linker vuist knal tegen flank van bus. Met links sla ik nog geen deuk in een pakje boter…

Vrijdagmiddag haalde ik iets op bij doktersassistente. Een vreselijk beroep.
Achter me schuifelde man – eind tachtig – op toffels achter rollator naar assistente. Toen hij voor haar ruitje stond, zei ze: ‘Ik ga opruimen, meneer. Komt u maandag maar terug,’ en ze schoof ruitje dicht.
Ik schoof het weer open. ‘Pardon? Waarom stuur je deze meneer naar huis? Dat is toch niet aardig? Jij werkt in de zorg, verleen hem dan zorg.’
‘Het is kwart voor vier, ik ga opruimen,’ hield assistente vol.
‘Zou je alsjeblieft eerst deze meneer willen helpen? Als hij mijn vader was, zou ik een schriftelijke klacht over jouw gedrag indienen bij de huisarts.’
Assistente keek me met vlammende ogen aan. Hoe durfde ik dat te zeggen! Ze was zélf een halve huisarts. Ja, de onderste helft.
Ze slikte, bond in, en zei: ‘Dag meneer. Wat kan ik voor u doen?’

Voorbij huisartsenpraktijk zag ik vrouw op scheefgezakte scootmobiel.
‘Mevrouw, uw scoot heeft linksachter een platte band.’
‘Oh jeetje! Daarom rijdt-ie zo vreemd.’ Ze keek verwilderd achterom naar band. ‘Wat moet ik nou?’ vroeg ze.
Er zat gewoon ventiel in band. ‘Rijd even naar de fietsenmaker. Hij helpt u wel.’
Eenmaal over de schrik heen, schaterde vrouw: ‘Toen ik net stoep op- en afreed leek het wel of ik in attractie van Efteling zat.’

Hapte bij Woerdense Verlaat in van huis meegenomen versnapering. Fiets tegen hek met uitzicht over water met bootjes. Het leek wel zomer!
Hoorde achter me geluid. Wielrenner – een meter bij mij vandaan – begon te piesen. Ben ik nou gek of hoe zit dat?
‘Hé joh! Hang je naaktslak ergens anders uit je broek!’
‘Mijn naaktslak!’ brieste wielrenner.
‘Hoe wou je ‘m dan noemen? Je kleine teentje?’
Zeikerd was zo pissig dat hij urineren staakte en fietsbroek omhoog hees.
Mijn idee.
‘Stomme trut!’
‘Stomme naaktslak! Volgende keer maak ik een foto. Wat zullen mijn vriendinnen lachen!
Vloekend reed hij weg.
Wat je noemt een goede bekomst.

Holtorren en voodoo

Keek op de week (198)

Bergambacht

Zat op fiets. Wachtte bij Woerden voor stoplicht (tijdens rondje van 100 km is dit enige verkeerslicht.) ‘Time goes by, so slowly,’ hoorde ik Madonna zingen vanuit autoradio. Tekst geldt alleen voor: ‘those who wait,’ Kreeg direct daarna ABBA nummer Gimme! Gimme! Gimme! (A man after midnight) in mijn hoofd, en dat ging er niet meer uit.
Bij Bergambacht stak stoet koeien vanuit weiland weg over naar boerderij. Koeien kennen geen haast. Zij leven in slow-modus. Zou er jaloers van kunnen worden.
‘Hoeveel koeien heeft u?’ vroeg ik aan boer op quad, waarop hij melkmeisjes had voortgedreven. Van laatste passerende koeien zwaaiden uiers vermoeid heen en weer.
’56!’ riep hij. ‘Lopen knappe meiden tussen, hoor,’ knipoogde hij. ‘Ze hebben geen naam maar ik ken ze stuk voor stuk. Noem ze allemaal Koei en ze luisteren.’ Hij lachte hard. ‘Ben dat Koei zo gewend dat ik mijn vrouw eens per ongeluk Koei noemde, nou, dat was meteen de laatste keer,’ schaterde boer. ‘Heb jij geen haast?’ vroeg hij verbaasd.
‘Ik wacht liever voor koeien dan voor een stoplicht.’

Haalde bij drogist bestelde tandenborstels op.
Medewerker Coby vertelde moedeloos: ‘Vanochtend zei klant tegen me: wat heb jij een ouwe kop gekregen.’
Door rugpijn en operatie is ze ruim 20 kilo afgevallen.
‘Man met baard,’ vertelde ze. ‘Hij trekt met zijn been.’
Knikte. Kende ongelikte beer. ‘Hoop dat zijn andere been ook gaat trekken,’ zei ik wraakzuchtig. ‘En wens hem permanente haaruitval.’
Coby lachte en leek te denken: wat deze klant kan, kan ik ook. ‘Eczeem en dat zijn vingers er afvallen zodat hij niet kan krabben.’
Lachte luid en kreeg hoestbui. Coby schoof schaaltje met dropjes mijn kant op. Stopte eentje in mond. ‘Holtoren,’ zei ik beslist. ‘Véél holtoren.’
‘Bestaan die?’ schaterde Coby.
‘Wat mij betreft wel!’ Kreeg weer hoestbui, en dropje aangeboden. Pakte schaaltje met twee handen vast, trok het naar me toe en vroeg: ‘Hoef jij geen drop meer?’
Coby lachte zo hard dat ze steun zocht bij kassabalie. ‘Wat zijn we slecht,’ zuchtte ze even later verlekkerd. ‘Ach, het is geen voodoo,’ relativeerde ze.

Wandelde in goed gezelschap op Zaag. Rechts industriepand aan doodlopende weg waar ze kabels op grote rollen fabriceren. Weg is vrij toegankelijk; geen verbodsbord.
Zei: ‘Zit,’ tegen Rosa en liep naar voren om foto van zwarte haspel bij uitgang te maken. Keek naar gemaakte foto en vond ’m saai. Kon niet tippen aan fleurige foto van trafohuis die ik dag eerder op fiets had gemaakt.
Een auto scheurde hoek van terrein om. Recht op Rosa af. Holde naar Hond en ging pal voor haar staan. Bestuurder keerde auto, en reed daarna op mij af.
Twintig centimeter voor me stopte hij abrupt.
Wanneer ik op racefiets zit, is zulk gedrag ‘normaal.’ Deed of ik filmpje maakte. (Ben zo’n muts die zich dat maar niet eigen kan maken.)
‘Waarom maakt u een foto van mijn auto?’ snauwde man.
Lulhannes bedreigde eerst Rosa, daarna mij en ook nog praatjes! Kon dat zeggen, maar dat zou welles-nietes-gesprek worden. Joeg kerel liever in gordijnen.
‘U wordt gefilmd,’ loog ik. ‘Mag ik vragen hoe u heet? Wat is uw functie op dit terrein? Bent u beveiliger?’
Snuiter gaf dot gas en scheurde weg. Kon nog net foto van zijn auto maken. Dat dan weer wel.

Oud-Bodegraven

Dove drollen en chocolade

Keek op de week (197)

Pralines uit Gent smolten op mijn tong.
‘Wanneer ga je weer?’ vroeg ik Joris.
‘Weet je wat kiloprijs is? 85 euro! Dan kan ik er een baan bijnemen!’
‘Dat is toch peanuts voor gelukkige vrouw?’ En chocolade is enige wat ik snoep.
Loerend op mobiel zei Man: ‘Kan precies zelfde merk kopen in Bijenkorf Rotterdam.’
‘Die uit Gent zijn lekkerder.’
‘Onnavolgbaar,’ mompelde Joris.

Stofwolken waaiden door achtertuin. Tuintafel, narcissen, pergolala, vensterbanken…alles zat onder het stof.
Buren naast ons – die Caroliens huis hebben gekocht – sloopten plavuizenvloer.
Kijkend in afvalcontainer dacht ik: o ja, zo zag vloer er uit. Daarop speelden Carolien en ik met pindastengels Mikado. Zetten er koepeltent op omdat we zin hadden in kamperen en het maar niet wilde zomeren. Onder luifel brouwden we koffie op campinggas.
En niemand die wist dat het wegwaaien zou…

Fietste door Loet. Zag rechts van fietspad man gebogen over zwaan tussen struiken staan.
Ik stopte. Zwaan begon onmiddellijk te blazen. Snapte ik. Zou ook schrikken wanneer ik mezelf in het wild tegenkwam.
Man keek op naar wat zwaan verontrustte. Hij kwam moeizaam overeind; zijn hoofd rood aangelopen. ‘Hij zit vast tussen de braamstruiken,’ hijgde hij. ‘Ik krijg hem niet los.’
‘Zal ik dierenambulance bellen?’
‘Nou,’ zei de man. Er ging hem een licht op.
Belde. Was kort gesprek. ‘Ze zijn vlakbij,’ zei ik. ‘Rijden bij Bergambacht N210 op.’
‘Bedankt!’ riep man
‘Nee, u bedankt! Mede namens alle dierenvrienden.’

Liep slaapkamer in en zag dat iemand mijn kussen opzij had gesmeten. Aan manier waarop kon dat door slechts één iemand zijn gedaan.
‘Wat heb jij gedaan?’ vroeg ik Rosa.
Hond keek me met omfloerste ogen onschuldig aan.
Ik trok mijn dekbed opzij op zoek naar mijn oordoppen. Not.
Keek onder bed. Nogmaals not.
‘Waar zijn mijn oordoppen, nou?’ vroeg ik hardop aan mezelf.
Als antwoord roffelde Rosa’s staart op grond terwijl ze haar bek aflikte.
Smeerkees heeft ze opgevreten!
Rosa is reeds Oost-Indisch doof. En straks dove drollen. Heb iets om naar uit te kijken.

Was in Verzorgingshuis bij Ligoudje, dat Schuifeloudje-achter-rollator is geworden. Haar kamergenoot is een zo goed als blinde vrouw van 97.  Zachtmoedig, bescheiden. Kreeg 5 kinderen en 16 pleegkinderen.
‘Ze is ver-schrik-ke-lijk katholiek,’ klaagde Schuifelbejaarde op toon alsof kamergenoot  builenpest heeft. ‘Elke ochtend vraagt ze of ik haar kwartier wil voorlezen uit bijbel.’
‘Het is toch een kleine moeite om haar dat plezier te doen?’
‘Heb daar geen zin in,’ antwoordde ze nukkig. ‘En ze eet mijn chocola op.’
Schuifelbejaarde was boos dat ik Kamergenoot hielp met blindentelefoon, want ik ben háár bezoek.
‘Ik breng volgende keer twee extra plakken mee,’ beloofde ik. ‘En nog twee extra wanneer je Kamergenoot dagelijks voorleest.’
Wie wordt er nou niet gelukkig van chocolade?

Blij dat ik fiets. Al mijn zorgen die wegwaaien in de wind. Hollende hazen. Wapperend wasgoed. Intens bloeiende magnolia’s. Lammetjes zonder oorbellen. Boerenzwaluwen op telefoondraden. Kon in Oudewater zowaar foto maken van mozaïekbank. Zitten steevast toeristen op. Echt belachelijk!

Oudewater

De waarzegster

Keek op de week (181)

Lopikerkapel

In Bleskensgraaf lag op weghelft familie zwaan te dutten. Witte donskuikens tussen pa en moe in. Een familieopstelling! Greep telefoon uit wielershirt, richtte, en voordat ik vuur! kon doen, kwam volwassen zwaan blazend en wapperend met vleugels op me af. Andere exemplaar snavelde kroost sloot in.
‘Ik wilde alleen een foto maken,’ zei ik verontschuldigend.
Zwanenogen zeiden: jouw soort ken ik.
Oké, ik ging al.
Zag herkansing in futengezin bij Noordeloos. Richtte telefoon, en van onderwater dook aalscholver omhoog. Futen schrokken zich lazarus en fladderden alle kanten op.
Misschien, dacht ik, is het beter dat ik me concentreer op onroerend goed. Met uitzondering voor nest jonge kaaimannen.

Droomde dat ik bij waarzegster zat.
‘Als u mocht kiezen, wie zou u dan willen zijn?’ vroeg vrouw.
Domme vraag. Moeder van Roos, natuurlijk.
‘Wil je weten hoe oud je wordt?’
Riep ferm: ‘Nee!’ Wat was dit voor onzin. Was ik hier vrijwillig naar binnen gelopen? ‘Wie stelt hier eigenlijk de vragen?’ vroeg ik.
Vrouw begon sadistisch te lachen. Ze zag er niet uit als waarzegster. Niets zigeunerachtigs. Geen glazen bol. Op leeg bureau lag alleen lipstick. Zag vier witten muren. Geen deur. Wilde  meteen, direct, onmiddellijk weg.
‘Waar is de uitgang?’ vroeg ik.
Mens lachte krijsend.
Ik griste lippenstift weg en tekende rode deur op witte muur.
Waarzegster schreeuwde iets in onbekende taal en bleef krijsen.
Deur klemde. Als ik bij die vrouw bleef, werd ik krankjorum. Begon luid te wenen.
Werd toen wakker. Hoorde uur later nóg afgrijselijke lach. Waarom droom ik geen sprookjes?

Het waaide debiel hard. Vogels hingen zeeziek in de bomen en tijdens mijn rondje met Rosa overleed stormparaplu. Meestal is het één balein die het begeeft, maar ditmaal waaide de ene helft van de plu over de andere heen.
’s Avonds constateerde Man: ‘Vakkundig gesloopt, je moet het maar kunnen.’

‘Het schiet nou op, hè? Drie weken nog. Spannend, hoor. Alles geregeld?’
‘Al-les geregeld!’ sprak vrouw met diepe zucht. ‘Poeh! Ruim twee jaar voorbereiding.’
Terwijl ik treuzelde bij puntpaprika’s ging mijn fantasie op reis. Wat ging er gebeuren? Verhuizing naar gerenoveerd kasteel? Emigratie? Aanschaf kudde Friese volbloedpaarden? Adoptie?
‘Marie-Louise heeft haar trouwjurk voor de laatste keer gepast en hij zit perrr-fect!’
Vrouw leek van blijdschap te zweven.
Twee jaar? dacht ik. Twéé jaar ter voorbereiding van huwelijk? Moet hardcore bruiloft zijn, eentje uit hogere prijsklasse.
Man en ik hadden alles in vijf maanden bedacht, beklonken en bekeken.
Vrouw kirde verder: ‘Marie-Louise is feministisch, want ze neemt de achternaam van Raymond aan.’
Voelde adem stokken van weerzin. Wilde roepen: Weet je wat feministisch is? Wanneer man de achternaam van zijn vróuw aanneemt! Heb me ingehouden. Snap niet hoe.

Parkeerde auto op Zaag. Rosa en ik stapten uit.
Na aantal meters lopen, keek ik achterom. Auto kon best 3/4 meter naar achteren.
Om Rosa niet weer in/uit te laten stappen, bond ik haar riem vast om paaltje. Zag vanuit ooghoek witte auto aan komen rijden.
Verzette auto en liep terug naar Rosa. Witte auto stond er nog.
‘Ik dacht dat je je hond vastbond en weg zou rijden!’ riep vrouw door open raam.
No way, José!
‘Had u de politie gebeld?’ vroeg ik.
‘Jazeker. En je kenteken genoteerd.’
Prees vrouw hondenhemel in.

De Zaag