Keek op de week (60)
Dank aan ieder die petitie voor grote grazers in Oostvaardersplassen getekend hebben! Teller staat inmiddels op ruim 32.000 stemmen…
‘Koud buiten?’ vroeg ik maandag aan Joris toen hij 04.50 uur terugkwam van rondje Rosa.
‘Valt mee.
‘Je hebt onderweg wel je muts opgezet.’
‘Kou valt mee.’
‘Draag je ’s zomers ook weleens je muts dan?’
Man zuchtte diep en lang.
Onbekende man duwde met bouwvakkersdecolleté autodeur dicht. Sjokte naar voordeur met in iedere hand boodschappentas plus orchideeënplant in plastic. Smeet planten op grond en sleepte zichzelf en tassen naar binnen. Deed deur dicht.
Op terugweg stonden bloemetjes nog steeds buiten. Ik belde aan.
‘Alstublieft meneer, uw planten hebben het koud.’
Kerel keek me vinnig aan, rukte plastic zakken uit m’n hand en smeet pontificaal deur dicht.
Ik keek naar vitrage waarachter minstens tien gestorven orchideeën stonden. Logisch; bij zo’n stuk chagrijn is gevoelstemperatuur altijd -15. Sprak monter tegen dichte deur: ‘Graag gedaan,’ en keerde om.
Toevallig passerende vrouw schoot in lachstuip. ‘Daar woont zo’n gezellige man,’ schaterde ze. ‘Hij wordt door hele blok Boze Buurman genoemd.’
Dát hielp.
Leve ijspret!
Kind hield tijdens studie in universiteitsbieb Twitter van ijsbaan in dorp in de gaten. ‘Als-ie opengaat, ga ik vanavond niet naar koor!’
Geduld werd ernstig op proef gesteld want donderdagavond giet it pas on.
‘Kleed je goed aan, het is koud,’ adviseerde Joris.
‘Huh. Weet je hoe ze dit weer in Finland noemen?’ snoefde Roos.
‘Nou?’
‘Donderdag.’
Roos vertrok 19.00 uur en zou met Suus tot sluitingstijd (21.30 uur) blijven.
20.15 uur ging deurbel.
Donderdag stond op stoep. ‘Ik ben dood,’ rilde Roos. ‘IJsbloemen staan in m’n ogen. Heb nergens gevoel meer in.’
Leve warme douche!
Vrijdagavond gingen Roos en Suus weer. Volgende ochtend waren ze als eerste op schaatsbaan. Coole chicks!
Ik heb een man én een vriend, jaja! Kwam vriend vrijdag in polder tegen. Zo’n knappe verschijning. Zijn hond, hoor. Ook een choco-lab: Pu.ck.
Man moest drie keer kijken.
‘U herkent me niet, hè?’ schaterde ik. Keken elkaar aan en gierden het uit. Was werkelijk om te schreien. Gedeelte van onze gezichten dat bloot lag, zag rood van snerpende Oostenwind tegen. Ogen traanden, en druppels aan neus zouden weldra bevriezen.
Vertelde hikkend: ‘Vroor vanochtend zowat dood toen ik konijnen buiten eten gaf.’ (Geen paniek. Knaagdieren zitten er warmpjes bij, red.) ‘Heb Laplandmuts van m’n dochter opgezet. Keek snel in spiegel voor ik wegging. Je snapt niet waarom een mens dat zichzelf aandoet, hè?’
Hondenvriend sprak proestend: ‘Toen ik met pensioen ging, heb ik alle petten weggegooid. Hoefde toch nooit meer op de fiets naar m’n werk. Heb vanochtend muts uit kast geklauwd. Zie er zo vreselijk uit dat ik van ellende selfie heb gemaakt.’
Diep weggedoken in z’n capuchon zag ik stukje van gratis muts van foute frisdrankfabrikant.
‘Die honden hebben nergens last van, hè?’
Honden dolden inderdaad alsof het zomer was.
Eén verschil: Rosa’s tennisbal die ze vorige week verloor, ligt vastgevroren in sloot. Hond is finaal kluts kwijt.