Een moordkop en een pillendraaister

Keek op de week (57)

Baas, kom gauw! Er is iets ergs gebeurd. Sloten waar ik altijd in zwem zijn stuk! Maak jij ze voor mij? Jij kan toch alles?
Ah nee…hondenzwemplas is óók kapot! Wanneer kan ik weer zwemmen, baas?
Nog vier dagen en nachten slapen? Kan ik.
Wat doe je? Is het weer zo ver? Logisch als je met die kou in je blote kont gaat zitten. Doe als ik: neem haar op je billen.

‘Goedemiddag. Herhaalmedicijnen van Kakelbont, alstublieft.’
‘Wat komt u halen? vroeg apothekersassistente.
‘Clonazepam.’
Ze sjokte weg en keerde met lege handen terug. Zuchtte vanuit haar knieholten, vroeg naar dag dat ik uit klei getrokken ben, en keek in computer. ‘Hier staat Rivotril. U zei daarnet iets anders,’ sprak ze verwijtend.
‘Is hetzelfde. Clonazepam is de stofnaam. Is voor mij een raadsel waarom ik ene keer het ene, en andere keer andere middel krijg.‘
Assistente vervolgde zoektocht. Had slechts 1 ½ uur de tijd want dan sloot apotheek.
Als door wonder getroffen vond ze tijdig zakje medicijnen.
‘Een probleem, mevrouw: er zit één pil te weinig in.’
Díe is meelevend! Was hier niet op voorbereid, wankelde en zocht houvast.
Onwetend van mijn gemoedstoestand, vervolgde assistente: ‘Zitten er 89 in, in plaats van 90.’
Dat zijn er dan 19 teveel. Hield wijselijk m’n mond want heb hier reeds verkeerde naam. Bovendien voorzag ik chaos: pillen hertellen, andere verpakking, nieuwe sticker… Dat verdiende deze hulpvaardige assistente vlak voor het weekend niet.
‘Hoe wilt u betalen?’ vroeg ze. ‘Contant of pinnen?’
‘Niet,’ flapte ik eruit.
‘Dat dácht ik wel, mevrouw,’ zei pillendraaister fel. Haar ogen vuurden pijlen af maar ik vond tijdig dekking achter balie.
‘Staat ook in computer,’ haastte ik me te zeggen, en boerde opnieuw geboortedatum op. Vrouw keek en keek, en knikte dat het goed was. Het deed zeer; dat zag ik.
‘Tot ziens,’ zei ik.
Gezicht van assistente zei: ging je maar verhuizen.

Voer verbeten oorlog tegen wegwerpmaatschappij. Ben op zoek naar fluwelen kledingborstel. Diverse winkels trachten mij kleefrollers op te dringen. Héél dom. Wil iets  kopen wat lang meegaat. Waarom is dat zo moeilijk?

‘Ranzige hond!’ schold Roos tegen Rosa. ‘Je hebt op bed gelegen, hè?’
Tegen mij: ‘Ze ruikt naar papa’s pyjama.’
Tegen Rosa: ‘Je weet dat je niet op bed mag!’
Hond keek met treurnisogen, kwispelde zacht met staart en fluisterde: Baas, kon er niets aan doen. Alle vier m’n pootjes werden er als magneet naartoe getrokken.
Roos adviseerde: ‘Gewoon bed dichtslaan, mam, en mond dicht tegen papa. Die ruikt toch niks.’

Broer trakteerde me op etentje. Dat je tijdens zoveel ge-oh nog drie gangen kunt wegwerken… Was giga-gezellig en super-smakelijk. Voor herhaling vatbaar.
Als dank foto van Taiwanese trein via Postcrossing. Ja, ik wéét dat je liever cappuccino met een moordkop hebt!

Legermeisjes en lariekoek

Keek op de week (57)

Welkom op mijn weblog “volgekalkt met lange onzinnige lulkoekbagger.
Een blogger heeft vanwege mijn mening speciaal een blog aan mij gewijd. Met mijn achternaam als titel. Voel me vereerd. Volgende keer graag link erbij vermelden, renee!

Roos had zin in feestje.
‘Waarom?’ vroeg Man.
‘Waarom niet?’ pareerde Roos. ‘Slingers moet je zelf ophangen.’
‘Doen!’ zei ik, en tegen Joris: ‘Gaan wij gezellig avondje kamperen op zolder.’
Kind deed inkopen. Ik telde wat flessen drank, drie zakken chips, pak toastjes en smeersel.
‘Zó weinig voor tien personen?’ riep ik ontsteld. Vertel mij hoeveel lekkere trek studenten hebben.
Roos sprak geruststellend dat iedereen zelf nog eten/drinken meenam.
Feestgangers arriveerden.
Man vroeg oordoppen, plugde die in en dook in bed. Zat ik daar in m’n eentje op de camping.
Om 23.45 uur snapchatte Kind: “Ze mogen nu wel naar huis. Ben moe.”
Gastvrouw kon pas 02.30 in hoogslaper kruipen…

Kwam onbekende man in nieuwe wijk tegen die mij als klankbord gebruikte.
‘Mevrouw, pas maar op, ik heb net bekeuring gekregen,’ deed hij beklag. ‘Van de handhaving. Was vergeten plastic zakkie mee te nemen en liep naar houder met plastic hondenpoepzakkies op straathoek, maar dat vond ambtenaar een zwaktebod. Een zwaktebod! Alleen die taal al!’ Kerel spuugde woorden uit en wapperde verhit met bekeuring.
‘Zestig euro! Smerige bloedzuigers. Moet je zien hoeveel paardenstront hier leg. Daar hoor je de handhaving niet over! Paarden mogen vijgen laten vallen waar ze willen, maar wanneer mijn teckel een drol draait, moet ík voortaan schep meesjouwen. Dat was het advies van die…die…hufter. Zou plastic handschoenen mee motte nemen en de vijgen in nek van paardrijders motte gooien. En naar kop van handhaving…’
‘Weet u wat u ook kunt doen? onderbrak ik kerels tirade. ‘Koop golfstick bij kringloopwinkel. Kunt u zowel vijgen als teckeldrollen het gras in slaan. Douze points per stuk.’
Voor het eerst brak zon door op ’s mans gelaat.
‘Sjezus mevrouw, heb nog golfstick in garage staan! Dank u.’ Man vervolgde weg en ik hoorde hem mompelen: ‘Véél beter dan een schep…’

Blijk toch nog verslaving te hebben.
Na de afschaffing van sterke drank, stoppen met roken, drinken van echte koffie en nuttigen van suiker, dacht ik “schoon” te zijn.
Ik beken schuld. Werd heden terug geslingerd naar Stenen Tijdperk: internet lag eruit.

Roos gaat volgende week dag het leger in. Ontving per post tenue: pet, jumpsuit in camouflageprint en fijnmazige netpanty.
‘Die panty is te klein,’ mopperde Kind. ‘Wat als ik er een gat in trek?’
‘Ben je in combat geweest. Waarom heb je geen holster? Ik heb klappertjespistool.’
‘Had ik politiepak moeten bestellen maar dat was te bloot.’
‘Nog bloter dan blote armen en benen?’
‘Ja, diep decolleté. Dit was goedkoopste pak dat ik kon bestellen.’
‘Logisch met zo weinig stof. Je kan altijd nog douchegordijn om je heen slaan wanneer je het koud krijgt,’ was mijn gratis advies. Werd niet gewaardeerd. Heb in Kind nooit liefhebster van carnaval vermoed. Gaat met groep van tien meiden Tilburg verkennen in “army girl sexy costume.” Nou ja, kan altijd nog erger: klik.

Het lintje van de koning

Willem vond het een lot; een tragedie. Hij sprak er zelden over. Welgeteld eenmaal uitte hij zijn diepste verlangen tegen zijn vrouw en kreeg daar meteen spijt van.
Ze had haar wenkbrauwen opgetrokken tot aan haar haargrens en gezegd: ‘Vrijwilligerswerk doe je toch omdat je er voldoening uit haalt?’
‘Ja, ja, ja,’ had hij haar direct verzekerd, ‘maar toch…een lintje geeft een bevestiging van je inzet. Het is, nou ja, het zou de kroon op mijn werk zijn.’
Zijn vrouw had hem laatdunkend aangekeken en Willem had zijn zucht binnengehouden.

Met hart en andere organen deed hij allerhande klussen voor het bejaardenhuis. Vervoeren van de bewoners naar het ziekenhuis; duo-fietsen; rondgaan met de broodkar of koffie schenken. Desnoods hield hij een paraplu boven iemands hoofd als het regende; áls hij maar iemand kon helpen.

Het was waar: in het diepst van zijn hart ambieerde hij een lintje van de majesteit. Een stuk lint met een kruis. Een koninklijke onderscheiding die zou aanvoelen als een ridderslag. Het stak hem als een likdoorn in zijn oog dat het Beatrix niet behaagd had. En hoe reëel was het dat de burgemeester het hem in naam van koning Willem-Alexander zou opspelden?

Helene staarde door het raam naar de tuin. Het glas besloeg, ze draaide zich om en ging weer aan de keukentafel zitten. Ze pulkte met haar nagels aan een velletje onder de nagelriem van haar duim. Net zolang tot ze het er afgetrokken had en het ging bloeden.
“Heb je nou je zin?” zou haar man gevraagd hebben. Maar Willem zou het nooit meer vragen en ook nooit meer opstaan om een pleister voor haar te pakken.
Tranen drupten op het papier dat voor haar op tafel lag.
Helene snoot haar neus in een tissue, depte het papier droog en sprak zichzelf streng toe. Ze moest nu een beslissing nemen!

Dit was het laatste wat ze voor haar man kon doen.
Ze bleef worstelen met de vraag in hoeverre ambtenaren – pennenlikkers die alleen op regels letten – verder lazen dan hun reukorgaan lang was. In hun vrije tijd.
Schamperend haalde ze haar neus op. Ineens liet het haar koud. Net zo koud als het lichaam van haar man nu was. Maar bij haar ging vanbinnen een vuurtje branden. In één ruk schreef ze de advertentie: 

Heden is uit ons midden gerukt,
mijn lieve zorgzame man,
Willem Vangoedewil,
Ridder in de orde van Oranje-Nassau.

Omvallen als een oude heer

Keek op de week (56)

Man zag blauwe flits: een ijsvogel. Hij wel!
‘Vogel vloog telkens langs pad stukje voor me uit,’ vertelde Joris trots. Alsof ijsvogel Man had uitverkoren om zich aan hem te openbaren.
‘Waar dan?’ vroeg ik. Ben principieel tegen jaloezie. Heb vaak last van principes. Luisterde met stijgende hunkering.
‘Langs pad van Dick. Ik kon ‘m goed zien, joh!’ wreef Joris er genotzuchtig in.
Wilde lelijke dingen roepen. Vragen: O ja? Had je je bril op?
Vond dat vals dus zweeg. Gun Man z’n verzetje. En mezelf zicht op fluorescerende visser.

Tijd is raar iets.
Zes jaar geleden overleed m’n schoonmoeder. Is lang geleden en lijkt tegelijkertijd gisteren.
Hoe blij we waren dat haar leed voorbij was.
Hoe bedroefd we naar huis reden.
Zwijgend. Donker was het; en mistig. Joris reed blindelings over dijk. Ineens gleed lichtstraal van boven voor ons uit over weg. Bocht voor bocht voor bocht.
Heb het gezien, zou het anders niet geloven…

Omgewaaide boom was oudste van dorp en stond op Monumentenlijst.
Ruim 150 jaar: beide wereldoorlogen en watersnoodramp overleefd. Was in goede conditie maar gaf onverwacht strijd tegen storm op. “Hij viel om als een rustige oude heer,” zei eigenaresse.
Boom was een hemelboom. Daar is-ie nu ook.

‘Wat heb jij een gave tas!’ gilde lieve kennis in bieb.
Alle gekken keken.
Hield tas omhoog voor m’n gezicht: iedereen blij. Vooral ik.
‘Moet dat zo hard?’ vroeg ik streng.
‘Sorry,’ antwoordde kennis schaterend. ‘Waar heb je die gekocht?’ vroeg ze hebberig.
‘Nergens.’
‘Heb je ‘m gehad?’
‘Nee, gekregen.’
‘Dat is hetzelfde.’
‘Dat is een wezenlijk verschil.’
Whatever. Mag ik ‘m vasthouden?’ bedelde kennis.
Vooruit dan.
Koket liep ze langs boekenplanken.
‘De tas is een plaatje,’ complimenteerde biebmedewerkster, en vroeg: ‘U bent een ouderwetse boek-o—fiel?’
‘Van kaft tot kaft,’ zei ik. En toen wilde ik m’n tas terug.

De 18-jarige Robbie (zoon van “Meer dan Mamma”) traint om in juni met schoolgenoten de Alpe d’Huez op te fietsen: Flevoland Fiets Tegen Kanker. Help jij hem?
Zijn moeder haakt kleurige inktvisjes die € 3,50 euro per stuk kosten.
2,50 € gaat naar KWF. Van het resterende bedrag wordt materiaal gekocht.
1e doel: 140 octopusjes. Score per 26-01-2018: 41.
Uiteraard zijn donaties ook zeer welkom. Klik hier voor info.
Ik verloot 3 octopusjes. Roept u maar!

Foto van Melody

Getracht pianofilmpje van Roos te maken. Vrees dat het blooper-filmpje wordt.
Als eerste moest rekje verwijderd worden. Dat staat om piano om te voorkomen dat Saar haar tandtekening in muziekinstrument achterlaat. Bleek bij terugkijken dat weggezette hekwerk er alsnog op stond. Wie heeft er nou groen rekje in woonkamer? Niet wij!
Klok op de achtergrond klonk luider dan piano.
Saartje liet hooibal deskundig alle tralies van haar hok zien.
Hond wilde NU aandacht en probeerde kop op Roos’ schoot te leggen. ‘Rosa, zout op!’ klinkt niet zuiver tussen klassieke klanken.
Wordt vervolgd…

Laad me met rust

‘Mevrouw, zou u even een paar meter verderop willen gaan staan? vraagt een studentiekoos type met een klembord in z’n hand.
‘Wie? Ik?’ vraag ik.
‘Ja, u.’
Verbijstering gaat met me op de loop maar ik houd stand.
‘Wil je erbij?’ vraag ik met een hoofdknik naar het schap met panty’s waar ik voor sta.
‘Nee, dat niet,’ antwoordt de jongeman met een raadselachtige glimlach. ‘U hoeft alleen maar even bij de rookworsten te gaan staan.’ Hij zegt het op zakelijke toon en gebaart met het klembord welke richting ik op moet lopen.
Hij is best leuk. Blauwe ogen. Een hoofd vol springerige krullen. Geen baard.

Ik begrijp er alleen geen hol van.
Je kan op dit moment een mitrailleur leegschieten in de Hema; de jongeman heeft geen belangstelling voor panty’s; er is geen brand; nergens een verstopping in een gangpad en het belangrijkste: ik blief geen worst.
Wat denkt deze leukerd? Dat ik een stakker met problemen ben? Wie mij weg wil jagen moet met steviger geschut komen. Een camera bijvoorbeeld; dan hól ik. Ik draai me om en concentreer me weer op mijn zoektocht naar nylons in de maat XXL. Kleiner hoef ik ze niet want dan hangt het kruis halverwege m’n schenen.

‘Mevrouw…’
Met een zucht draai ik me om. ‘Weet je moeder dat je hier bent?’ vraag ik vals maar op vriendelijk toon. ‘Ga bij haar koffie drinken of zo, maar laat mij alsjeblieft met rust. Oké?’
Kakel, Kakel, wat maak jij toch gemakkelijk vrienden…

Ik verwacht een teleurgestelde jongeman met een gezicht als een afdruiprek te zien, maar hij loopt met een grijns naar me toe, inclusief een uitgestrekte hand die ik negeer.
‘Gefeliciteerd, mevrouw. U bent een uitzondering! Ik zal het kort uitleggen: ik ben student psychologie aan de Erasmus universiteit en mag hier onderzoek doen in hoeverre mensen manipuleerbaar zijn, en dat bent u niet!
Sodeju! Iedereen maar zeggen dat ik dwars en eigengereid ben, terwijl ik gewoon niet-manipuleerbaar ben!

Mag ik u misschien enkele vragen stellen?’
‘Liever niet,’ houd ik vol.
‘Het antwoord op de eerste vraag weet ik al, hoor,’ zegt de student jolig.
‘Sorry,’ zeg ik, ‘vandaag heb ik geen goede dag.’ Het is nog waar ook. Ik zak bijna door m’n hoeven van vermoeidheid. Ik moest dringend naar de reformwinkel en sleepte me met m’n laatste restje energie naar de Hema, biddend dat ik onderweg geen bekenden zou tegenkomen. En thuis moet ik nog koken. ‘Als je wil, mag je de vragenlijst naar me mailen en vul ik ‘m thuis in,’ bied ik aan.
Hij wuift mijn aanbod weg. ‘Bedankt voor het meedenken, maar ik laat ik u verder met rust. Eén dingetje nog: in welke leeftijdscategorie valt u? Ik gok tussen de 20 en 30 jaar.’
Deze grap heeft hij ongetwijfeld honderd keer eerder gemaakt, maar ik vind ‘m geniaal. Mijn lach schalt door de lege winkel.
Werd het tóch nog gezellig.