De bevlogen man

Keek op de week (207)

Kinderdijk

Voer met pont naar Kinderdijk en fietst naar Schoonrewoerd. In Everdingen wachtte ik in berm tot trekker met dorsmachine langs was geraasd. Wilde opstappen toen boerin met kruiwagen vol appels weg over stak.
‘Krijgt u vanavond eters?’ liet ik uit mijn mond vallen.
Vrouw schaterde met dikke, rollende lach. ‘Hou op! Ik heb appelmoes, compote, stroop, limonade, appeltaart, chutney en appelstoofschotels gemaakt.’ Ze had appelblossen,  glinsterogen en straalde gemoedelijkheid uit.
‘Ik ben graag in de keuken; een beetje rommelen,’ voegde ze eraan toe.
Op de hoeve stond: Rust Roest. ‘U zult niet roesten,’ zei ik, wat een beetje klonk als het elfde gebod.
Weer die lach. ‘De boerderij was van de ouders van mijn man. Mijn schoonvader zat nooit stil. Die man had een worm in zijn kont.’
Voila, een roddel.
‘Nu zijn de appels op en gaan we peren plukken. Wil je een zak appels meenemen?’
Dat was lief. Kon ze alleen op racefiets niet meenemen. ‘Bedankt dat u het vraagt. Eén appel is genoeg, hoor.’
Vrouw koos appel uit en poetste ‘m glanzend aan haar mouw.
Een appel voor de dorst.

Deed inkopen voor Schuifeloudje bij Kruitvat. Liep winkel uit en werd op stoep zowat omver gereden door vrouw op e-bike. Vrouw stopte en zei klagend: ‘Het is droog en ik kreeg net vijf grote regendruppels op mijn hoofd!’
Nou, dan heb je wel wat meegemaakt.
Liet kassabon vallen (zwaar, hè?) en bukte om ‘m op te rapen. Zag in waterplas een  spartelend lievevrouwebeestje liggen. Met vier stippen. Viste haar eruit en zette kevertje op metalen kar met ingepakte keukenrollen.
En óp kwam het zonnetje!

Oudere man in AH bekeek inhoud van blik en pot rodekool. ‘Er zit teveel in voor mij alleen,’ zei hij, ‘en na twee dagen loopt het restant uit de koelkast.’
‘U kunt rodekool uit de diepvries nemen,’ opperde ik.
Kerel keek alsof ik relativiteitstheorie had ontdekt. Terwijl iedereen weet dat Einsteins eerste vrouw dat heeft gedaan. Zijn vrouw, ja. Vrouwelijke wetenschappers doen ontdekkingen en die worden aan mannen toegeschreven. Dat heet het Mathilda-effect. Check.
We wandelden samen naar iglo’s. Onderwijl vertelde hij: ‘Mijn vrouw was piloot en vloog in iedere kist. Passagiersvliegtuigen, F16’s en helikopters maar haar passie was zweefvliegen. Dan voelde ze zich een vogel tussen de vogels.’
‘Ging u weleens met haar mee?’
‘Zelden. Vliegen was haar wereld. Ik luisterde wel altijd gretig naar haar verhalen. Ze is thuis overleden in haar slaap.’
Er viel een stilte.
‘Had uw vrouw een mooie uitvaart?’
‘Ja. Mijn zoons beschilderden de kist met haar zweefvliegtuig. Tijdens de dienst zei de oudste: ‘We tillen het achterste gedeelte van de kist omhoog, dan is het net of mama een duikvlucht maakt.’ Hij lachte bij de herinnering. ’Het was zo’n mooie dienst.’
‘Wilt u met of zonder appeltjes?’ vroeg ik.
‘Met,’ klonk het resoluut.

Was mijn sokken kwijt. Geen reden tot harikiri want heb meer sokken, maar waar waren ze? Sinds wanneer deponeert meelevende huisgenoot míjn vuile sokken in wasmand?
Vond ze terug tussen Rosa’s speeltjes. Ze had genoeglijk op sokken liggen kauwen terwijl ze uitkeek over straat waarop zij alleenheerschappij bedingt.
Joris sprak lovende woorden: ‘Dat dat beest niet in coma is geraakt…’
Dat terwijl er maar een persoon in dit huishouden zweetvoeten heeft en deze van het mannelijk geslacht is.

Foto: Pixabay

Schuitje varen, thee-tje drinken

Keek op de week (206)

Langs de Vecht

Twee mannen – ribbroeken onder tweetjasjes – stonden in bieb.
‘Mijn mancave is eindelijk af. Gisteren heb ik de tv aangesloten,’ sprak een van hen verguld. De wereld lag aan zijn voeten. ‘Mijn vrouw vindt het vreselijk,’ gniffelde  Grotbewoner.
Ik trok een boek van Samuel Bjørk uit de kast.
‘Mevrouw, heeft uw man een mancave?’ vroeg kerel.
‘Jazeker,’ zei ik. Alhoewel Joris het zijn werkkamer noemt waar ook strijkplank, -bout en naaidoos een verblijfstatus hebben. Mijn man maakt zich niet sappel.
‘Wat vindt u daarvan?’
Zei:’ Prima geregeld, want de rest van het huis is van mij.’
Grotbewoner – die tot dan toe in opperbeste stemming verkeerde – trok zijn mond in een streep.

Huurhuis van schuifeloudje – in verzorgingstehuis – is leeg. Had foto’s gemaakt van kleding, schoenen, tassen, schilderijen, cd’s, boeken enzovoort. Na 20 keer zelfde foto’s laten zien en zelfde vraag stellen, was het antwoord 20 keer: ‘Ik hoef niks, gooi die troep maar weg.’
En toen.
‘Waar is mijn stoel? Ik wil mijn blauwe schoenen hebben. Neem mijn stola mee! Heb je alles weggegooid? Zeker omdat dat voor jou het gemakkelijkst was? Alle mensen op deze afdeling zijn dement, behalve ik.’
Vijf minuten later: ‘Waar is mijn stoel? Neem cd’s voor me mee!’
‘Die zijn weg.’
‘Ik wil cd’s hebben!’
Scoorde bij kringloop The Cats en Nederlandstalige cd van 50 cent per stuk. Wervels uit mijn lijf. Gaf ze mee aan Joris.
Na bezoek aan verpleeghuis, zei hij: ‘Heb gezegd dat het haar eigen cd’s zijn.’
Had hij gezegd dat ik ze bij kringloop had gekocht, waren ze gediskwalificeerd. Liegen. We gaan het vaker doen.

Fietste ein-de-lijk weer eens langs de Vecht. Moest er wat voor over hebben: uit en thuis 150 km. Langs de Vinkeveense Plas naar Baambrugge. Landhuizen met statige lanen. Vecht vol varende bootjes. Een blauw theehuis. In gedachten richtte ik dat in tot lees- en schrijfhuis. Met koffie want van thee krijg ik luizen.
Stopte bij Kasteel Loenersloot en at op wiebelbankje onder walnotenboom.
Bijna thuis na rondje Vecht, liep vrouw midden op fietspad. Paar meter voor haar snuffelde zwarte bouvier aan berg paardenvijgen.
Slalomde tussen vrouw, hond en stront door. Ineens schreeuwde vrouw: ‘En place! En place!’ Waren ze samen op Franse les geweest? Ze hadden beter naar gehoorzaamheidstraining kunnen gaan, want zag ik iets zwarts aan komen hollen. In mijn spiegeltje kwam hond steeds dichterbij. Moest ik na 145 km fietsen nog sprintje trekken. Hond was een volhouder, maar dan kent-ie mij nog niet. Zag bij thuiskomst op Strava dat ik op die weg dankzij hond mijn PR had verbeterd (-:

‘Ben jij gevallen?’ vroeg een jongetje. Hij stond naast zijn fiets op de stoep en keek naar mijn bebloede arm. Blond haar, ronde brillenglazen op een wipneus met sproetjes.
Bloedspoor zag er indrukwekkend uit. Waaierde van mijn bovenarm uit tot mijn pols. ‘Ik heb me opengehaald aan een braamstruik. Het doet geen pijn, hoor.’
‘O gelukkig,’ zei hij. Het klonk welgemeend. ‘Waarom maak jij je fiets schoon?’
‘Dat doe ik na elke fietsrit en daarna zet ik ‘m in de woonkamer.’
‘Dat doet mijn vader ook,’ zei het jongetje. Op samenzweerderige toon vervolgde hij: ‘Zijn fiets staat vreselijk in de weg. Staat jouw fiets ook in de weg?’
‘Ik vind van niet,’ zei ik.
Prachtig. Kon het ongeloof van zijn gezicht schrapen.

Kasteel Loenersloot

De halve freule

Keek op de week (205)

Vinkeveen

Voelde in Vinkeveen steek in mijn voet. Op wreef – tussen sok en fietsschoen – zat een wesp. Steekbeest siste: Ik zat klem!
‘Sukkel, je bent er zelf gaan zitten,’ zei ik en piekte beest weg. Trok voet omhoog uit pedaal, en schoof sok opzij. Met andere voet trapte ik verder. (Later als ik groot ben, ga ik bij het circus.) Zag geen angel. Geen angel, geen stress, geen stop.
Tankte twee uur later melk in Oudewater. Eerst brandde mijn voet maar inmiddels jeukte-ie als de hel. Over hele voet behalve op steekplek.
Twee dagen later nóg. (Jankerd!) Ken geen jaloezie, doch voelde steek van afgunst. Zou dergelijk effect ook weleens op mens willen hebben.

Tussen twee wildroosters zag het zwartwit van koeien. Begrijpelijk, want dat was enige schaduwplek. Vrouw op scooter accepteerde haar lot en keek gelaten op telefoon. Achter me snerpte vrouw op e-bike: ‘Herman, er staan allemaal koeien!’ Haar man zweeg.
‘Dag melkmeiden,’ sprak ik koeien toe. ‘Mag ik er even langs? Ik doe jullie geen kwaad,’ en stepte ietsjepietsje dichterbij.
Dit zou toffe foto opleveren! Vanwege mijn onhandigheid liet ik dat wel uit mijn hoofd.
Was weldra middelpunt van luidruchtig gesnuif. Als er nou maar geen een begon te piesen. Fleemde tegen rund: ‘Wil jij met je beeldschone derrière een stukje naar rechts gaan staan?’
Heb aan 42 cm genoeg want dat is breedte van mijn schouders en stuur.
Koe en ik keken elkaar aan, en werkelijk, wij connectten. Rund loeide vriendschappelijk in mijn gezicht – waarbij ik gras tussen haar kiezen zag zitten – en stapte opzij. Eenmaal erlangs stapte koe weer terug.
Achter me snerpte vrouw: ‘Herman, koeien zijn gevaarlijke beesten! Hoe moet dat nou?’
Wachten tot het melktijd wordt?

Wachtte bij notenkraam op markt. Naast mij stonden twee vrouwen. Een vertelde: ‘Anton heeft mijn voorouders uitgezocht en ik blijk van adellijke afkomst.’ Spreekster knikte zijdelings naar kennis van: dringt de omvang van dit bericht tot je door? Ze vervolgde: ‘Weet je, dat vermoeden heb ik altijd gehad. In kastelen en paleizen voel ik een affectie met de grandeur. Ik ben daar thuis, begrijp je?’
Marktkoopman en ik blikten elkaar kort in ogen. Hadden we dat maar niet gedaan. We draaiden onze ruggen naar vrouwen toe. Schuddend van het ingehouden lachen.
Toen vrouwen verdwenen waren, zei ik: ‘Had nou je saxofoon maar meegenomen. Dan had je die halve freule omver kunnen blazen.’
‘Tegen zoveel poeha is weinig opgewassen.’

Op strandje langs Nieuwe Maas zat vrouw met jongetje. Een bal dreef in het water.
‘Zal ik de bal naar je toe gooien?’ vroeg ik ventje.
‘Jij moet met je handen van mijn bal afblijven!’
Het was afgaand tij. ‘Als er een boot langs vaart, raak je ‘m misschien kwijt…’
Vrouw riep: ‘Hoe durf jij je te bemoeien met mijn zoon!’
Weet ik veel. Omdat er diep vanbinnen een sprankje goedheid in me zit? Maakt niet uit, bewaar ik dat voor een andere keer.
Rosa zwom en zwom. Meeuwen joegen over het onstuimige water. Er gebeurde zoiets fijns. Binnenvaartschip beladen met zand voer voorbij, terwijl Waterbus langszij stoof.
Hield Rosa op droge. Nadat hoogste golven zich aan land hadden gestort, maakte water terugtrekkende beweging en zoog voetbal mee.
‘Mijn bal! Mijn bal!’ schreeuwde het jongetje.
Moeder veerde op. ‘Hallo! Hallo jij daar met je hond! Kan jouw hond die bal terugbrengen?’
In je dromen!

De onfortuinlijke fietser

Keek op de maand (204)

Postbezorger leverde pakket af. Rosa met haar neus ‘zat’ erbij. Ze keek enthousiast naar postman en kwispelstaartte.
‘Ga je met mij mee?’ vroeg kerel.
Sprak streng: ‘Rosa, wat heb ik je geleerd? Níet met vreemde mannen meegaan.’
Bezorger schaterde en liep weg.
Hond keek gedesillusioneerd. Fleurde op toen we langs keuken liepen. Ze likte lippen af: baas, het is etenstijd!
Had wel wat beters te doen. Rende langs hond heen naar laptop en keek naar zwart/witte finishvlag linksboven in beeld van Tour de France. Riep tegen hond: ‘Over 6,8 kilometer krijg je eten.’

Had net foto van hooiwagen gemaakt toen ik bij boerenhoeve hond met langharige vacht in sloot zag staan. Met twee voorpoten hing beest uitgeput op de kant.
Zette fiets tegen boom.
‘Ha vriend, ben jij een beetje moe? Zal ik je assisteren? Een, twee….drie!’
Pakte hond vast bij huidplooien boven voorpoten en hond klom aan wal.
Ik holde weg want wist wat er ging komen.
Hond leek gehele Nieuwkoopse Plas uit vacht te schudden. Onfortuinlijk genoeg passeerde op dat moment een stekkerfietser.
Man kreeg volle laag. Vloekte hardgrondig en riep: ‘Houd die teringhond bij je!’
Liep naar hond, gaf ‘m schouderklap en zei: ‘Goed gedaan, man!’

Liep met Rosa in natuurgebied en moest vreselijk piesen. Liep bosschages in. Sjorde een en ander omlaag. Hurken. Piesen. Klaar. Rits weigerde dienst, evenals knoop. Stond te hannesen. Juist toen ik euvel ontdekte (riem van schoudertasje zat klem halverwege rits – liep bekende langs.
Deed alsof ik Rosa’s bal zocht. Onderwijl proberend met mijn hand openstaande broek te verbergen. ‘Waar is je bal?’ vroeg ik hond. Meestal goede afleidingsmanoeuvre want Rosa kan enorm sullig kijken, doch niet die dag.
Hond keek van mij naar bal die tussen mijn voeten lag. Terwijl ik bukte om bal te pakken, viel zonnebril uit borstzak van bloes.
Kennis schaterde en stak mij aan.
Dacht: wat kan mij het schelen, en liet openstaande broek zien.
Zakten door onze knieën van het lachen.

Muizen vind ik leuke dieren. Er lag eens jong dood muisje op garagevloer. Heb er intens naar gekeken: spits snoetje, snorhaartjes, teennageltjes o zo klein…
Maar ja, ze worden groot en vermenigvuldigen zich als tierelier. Wij hebben muisvriendelijke val aangeschaft: eentje die muis levend vangt, en die laten we dan – als advies werd afstand van VIER kilometer aangegeven –  vrij in polder. Althans, dat is doelstelling. Tot nu toe staat het 10 – 0 voor muizen. Ze trippelen er niet in.

‘Verwach-ie regen?’ vroeg onbekende vrouw in polder, met knik naar paraplu in mijn hand. ‘Kijk-ie nie op buienradar?’ liet ze erop volgen.
‘Kijk nooit op buienradar,’ zei ik. Ik raadpleeg lucht en wind.
Vrouw vond me overduidelijk mesjogge. ‘Ik wel!’ riep ze. ‘Altijd! Komend uur blijft het droog,’ verzekerde ze me.
Wenste vrouw nog fijne dag.
Kwartier later regende het katten en koeien.
Zag vrouw van radar aan komen lopen. Kon haar door mijn doorschijnende paraplu goed bekijken. Mens zag er uit alsof ze emmer water over zich heen had gegooid. Merk dat ik emoties steeds beter onder controle krijg: heb niet naar vrouw gewuifd.
Wel stiekem gegniffeld. Je kent me toch?

Nieuwkoop

De rinkel-therapie

Keek op de week (203)

Met geroutineerde kijk zag ik salamander voor pampus liggen op wandelpad. Ging op hurken zitten om beter te kijken. Zijn bek stond open. Die neiging had ik ook vanwege de hitte. Schatte in dat reptiel onderweg was naar kikkerpoel. Zou ik ‘m een zetje geven? Anders werd – voor hij overkant pad bereikte  – zijn staart eraf gereden door illegale fietser.
Plukte weegbreeblad voor transport en schoof dat tegen zijkant van salamander. Beetje duwen en sjorren. Er gebeurde niets. Zou salamander dood zijn?
Wipte nieuwe zonnebril stukje omhoog en gluurde er onderdoor. Zag direct wat euvel was: zonnebril had roze glazen. Salamander bleek plastic krokodil.

‘Weet je wie ik op vakantie in Frankrijk tegenkwam?’ vroeg vriendin M. in Cultuurhuis waar wij verse muntthee naar binnen kieperden. Ze liet mij foto zien op haar telefoon.
Zag een enigszins ongemakkelijke maar tegelijkertijd blije M. naast zongebruinde man met vriendelijk gelaat. Hij had achterover gekamd grijs haar, en droeg roze overhemd met spencer in pasteltinten.
Was hij bekende Fransman of BN’er? Een zanger, iemand van tv? Peinsde maar kon niemand bedenken. ‘Heb je een tip?’ vroeg ik.
Ontsteld riep M. ‘Hij is van de Meilandjes!’
Het zei me geen jota. (Praatshows, series en soaps als B & B Vol Drama gaan aan mij voorbij.)
M. keek me aan alsof ik in lemen hut woonde. Stopte beteuterd telefoon in tas en zuchtte: ‘Aan jou heb ik ook niks.’

Genoot me bijkans bewusteloos op fiets. Kijkend naar bloeiende lelies was het alsof ik door landschap van Monet fietste.
Kwam boer tegen die langs kant van weg koeien in trailer achter tractor laadde.
‘Wat gaat u met die koeien doen?’ vroeg ik brutaal doch op vriendelijk toon.
Boer droeg onderhemd, korte broek en werklaarzen. Zweet gutste van zijn lijf.
‘Naar een wei met meer schaduw brengen,’ antwoordde hij vermoeid, terwijl hij met onderarm zweet van voorhoofd veegde. Daarna stapte hij in glazen cabine van trekker.
Andere boer had open partytent in schapenwei voor schaduw neergezet.

Ophaalbrug in Nieuwkoop ging omhoog. In nabij gelegen voortuin was een man bezig een barbecue in de fik te steken. Naast hem allerhande zakken met blokjes, houtjes en kooltjes. Opzij lag doos lange lucifers. Het enige wat nog aan man ontbrak was aanstellerig schort met ‘Chef’ erop. Grijnzend nam kerel de aandacht van wachtende fietsers in ontvangst.
Hij riep zelfverzekerd: ‘Een vuurtje stoken is de lokroep van de natuur, hè? Daar is toch wel enig talent voor nodig.’
Wil een man mijn bewondering? Stook dan vuurtje door met twee stokjes over elkaar te wrijven.

Leeghalen van mijn vaders huis was immense klus. Kerstkaarten, gereedschap, puzzelwoordenboeken, bestek, kleding, blikken zwart wit foto’s, houten kleerhangers, scheerapparaat, tuingereedschap, wasmachine, postcodeboek uit 1978, wandversiering, langspeelplaten, verlichting, en macaroni. Alles was met zorg bewaard. Veel naar kringloop gebracht.
Zei: ‘Sorry,’ en liet stapel borden uit mijn handen vallen in klaargezette tas. En nog meer borden, mokken, en soepkommen. Hoppa! Ik snapte die Grieken wel. Sjouwde alles naar ondergrondse container, opende die met pas en leegde inhoud tas. Bij sluiten containerklep katapulteerde het rinkeldekinkel tegen de ijzeren wand. Een mieters geluid.