Keek op de week (157)

Vlist
Een bewolkte en waterkoude dag.
‘Mevrouw, heeft u het niet koud?’ vroeg visser in berm. Hij droeg een muts, legerjas met capuchon, zo’n honderd-zakken-gilet, legerbroek en laarzen. Hij zag eruit alsof hij tijdje dood was geweest, en daarna weer was opgewarmd. Zijn spraak was zangerig; als een Vlaming.
‘Ik wilde hetzelfde aan u vragen,’ zei ik.
‘Mijn auto staat daar,’ wees hij achter zijn rug. ‘Bij stringente kou stook ik de kachel op, en pak koffie. En u op de koersfiets?’
‘Ik wilde om 12 uur van huis en ben om 11 uur begonnen met aankleden.’
De visser schaterde. ‘U heeft het niet koud?’ drong hij aan.
‘Nu ik stilsta.’
We wachtten op het passeren van de vrachtwagen van Campina die bij veehouders melkmachines leegzuigt. De plaatselijke weg was smal. Het tegemoetkomende verkeer stond in passeervakken of reed achteruit terug naar de volgende.
‘Komt u helemaal uit België om hier te vissen?’
‘Valt mee, ik woon onder Antwerp. Ik kom om te snoeken. Nog niets gevangen.’ Hij grimaste.
In stilte juichte ik.
De melkwagen reed langs. De polderweg trilde.
‘Ik kan weer,’ zei ik.
‘Er komt nog een trekker aan.’
‘Daar pas ik langs.’
‘Stalen zenuwen?’
‘Kwestie van wennen.’
In ons rivierdorp zit niet zomaar een bloemist maar een heel tolerante. Opgevoede honden mogen mee naar binnen. Vroeg me af wat onder opgevoed valt.
Rosa zag namelijk bloemenvaas zonder bloemen maar met water en begon er uit te lebberen.
‘Logisch,’ zei bloemist, ‘zoiets lekkers krijgt ze thuis niet.’
Bij diepvrieskasten stonden twee vrouwen uit hogere prijsklassement. Hun gezichten een schilderij met – zoals Toon Hermans placht te zeggen – rond hun ogen de betere kringen.
‘Wat ik niet begrijp,’ zei vrouw in zwarte kledij tegen haar in grijs gehulde vriendin, ‘is dat Freer en ik ieder jaar ruzie krijgen vanwege de kerstboomlampjes. Die dingen raken in de knoop en als de kluwen is ontward, branden ze niet!’ Na deze opmerking wrong vrouw zich voor mij langs, trok diepvriesdeur open en klauwde er zak dikke Vlaamse frieten uit.
Terwijl ze zag dat ik stond te wachten, gooide ze deur voor mijn aangezicht dicht. Grijze vriendin zuchtte, en stelde voor ieder jaar nieuwe lampjes aan te schaffen.
Ik pakte zak kreukelfriet uit kast, wilde verder lopen, maar dames blokkeerden als twee sumoworstelaars het pad. Wáren het maar worstelaars. Had ze met de stare opzij gekeken.
Kreeg zin om in deze vredelievende periode het vel van hun hielen te rijden maar dat is lastig wanneer je inkopen doet met sleurmandje.
‘Mag ik er even langs?’ vroeg ik; mijn toon aangepast aan de temperatuur van de patatzak.
Vrouwen deden minzaam stap opzij. Voordat ik erlangs glipte, zei ik: ‘Wikkel kerstlichtjes om een stevig stuk karton, en voordat je ze er volgend jaar afwikkelt, eerst even de stekker in het stopcontact steken.’
Monden van vrouwen vielen open. Paste geen zak friet in. Had ik nou maar twee dozen frikandellen uit vriezer gepakt. Had ze er tot voorbij hun huig zó ingeschoven.
‘Uw slaappillen zijn niet leverbaar, mevrouw Kakelbont,’ zei apothekersassistente.
Wenkbrauwen schoten van verbazing in mijn haarscheiding.
Ze vervolgde: ‘In heel NL zijn ze op. Zelfs de digitale apotheek is uitverkocht. De fabrikant heeft problemen en de pillen zijn pas weer leverbaar in februari.’
Ja, dan hoeft het niet meer…
Thuis ben ik maar even in de stabiele zijligging gaan liggen.

Schaatsen bij de Vlist