Keek op de week (168)
Lucht was stralend blauw. Felle oostenwind blies me bij Rotte in. Stond er daarom langs rivier bord met tekst: “Maak de meerkoeten aan het lachen.” Had me van likdoorn tot kruin stevig ingepakt. Bord in Zwammerdam gaf 5 graden Celsius aan. (Bij thuiskomst meldde Strava-app dat gevoelstemperatuur -2 graden was.)
In de Vlist – mooie boerderijen daar – kwam wielrenner naast me rijden. Zijn hersenen waren met korting gekocht, want hij droeg shirt met korte mouwen en korte broek.
‘Ben je in de winter van huis gegaan?’ snauwde hij.
Wow, die was vrolijk! Hoor ik liever Zweedse kok uit Muppet Show.
Vroeg: ‘Ben je altijd zo gezellig of alleen wanneer je het koud hebt?’
Hadden we net aangename conversatie, ging gesprekspartner zonder woord van afscheid ervandoor. Mensen hebben tegenwoordig geen fatsoen meer.
Stond met oogmasker voor gezicht in douche. Boven deur zit raam en wilde duisternis. Ging me uit- en aankleden in donker. Vrijwillig, want het was een rechterbreinoefening.
(Bij rechterbreinoefening doe je een activiteit met je linkerhand [of je rechterhand wanneer je links bent.]
Door meerdere zintuigen tegelijk te gebruiken, vermeerder je fantasie. Bovendien haalt het je “uit je hoofd” omdat je moet nadenken. Oefeningen zijn beetje gek. Bijvoorbeeld: leg je muis links van je computer. Verwissel mes en vork en probeer zo te eten. Poets je tanden met links.)
Eerst piesen. Ben gewend pot op tast te vinden. Trok meteen pyjamabroek en slip uit, en gooide ze rechts in hoek. Stond op en duwde wc door. Overige kleren kwakte ik – met wat mazzel – op zelfde hoop. Sokken smeet ik voor de lol lukraak omhoog.
Schone kleren lagen links van pot op stapel. Voelde aan stofjes: spijkerbroek, rol sokken, T-shirt, beha, trui. Geen slip. Qut. Was ik vergeten schone te pakken? Kon:
a) man om hulp vragen, doch die zou ineen storten van lach
b) in nakie naar kledingkast lopen, maar die staat naast Franse balkondeur
3) vuile slip aantrekken.
Tastte gebukt rond en graaide in kledinghoop tot ik slip te pakken had. Snifte. Kon ermee door. Hield textiel laag en zette linkervoet stevig neer. Wurmde wiebelend rechtervoet door gat. Struikelenderwijs deed ik poging met voet twee. Ernaast, voet op grond, erin, nee toch niet…verloor evenwicht.
Schoonmaakborstel flikkerde om. Zocht steun aan waar ik ladderradiator vermoedde maar knalde met elleboog tegen douchescherm waarna afvalemmertje omviel.
Hoorde Joris’ werkkamerdeur opengaan. Het was niet waar! Ja hoor: douchedeur ging open.
‘Wat doe jij nou?’ schaterde Man.
Rukte oogmasker omhoog.
Joris zakte als papieren lampion ineen. Lachte zich kapot.
Trok onderbroek aan en weer uit want slip zat achterstevoren.
Man probeerde iets te zeggen. ‘Als je…hahaha…je soh-hoh-hok-ken zoekt,’ snikte Joris. ‘Ze – snik – liggen – snik – in de – snik – pot. Snik.
Keek om. Het was waar. Zoiets lukt me nou nooit op de kermis. Godin zij dank waren het niet mijn David Bowie-sokken.
Joris schuifelde gebukt terug naar zijn kamer en plofte op bureaustoel. En maar schateren.
Ik verbeterde PR aankleden en liep naar beneden.
Riep onder aan trap: ‘Ik hoor je wel, hoor!’
Zon scheen. Was minstens halfjaar geleden, dus werd beetje jolig. Bij kassa van drogist, legde ik alle aan te schaffen waren op toonbank: inlegkruisjes en paracetamol.
Drogist is uitermate keurig persoon. Praat correct en beschaafd Nederlands, steevast in (zwart) pak, is degelijk, vroom, intens serieus, rust en vriendelijkheid zelve. Krijg je een beeld?
Drogist vroeg: ‘Mevrouw, is de gebruiksaanwijzing van de paracetamol u bekend?’
Antwoordde: ‘Ja. En het gebruik van de inlegkruisjes ook.’
Man haalde geschokt adem en zei toonloos: ‘Een grapje op zijn tijd moet kunnen.’