Kerstverhaal

‘Juf! Juf!’ holt Lizzy het klaslokaal binnen, ‘…mijn brood is kwijt!’ Juf kijkt met opgetrokken wenkbrauwen haar collega Adriaan aan.
‘Weet je zeker dat je het hebt meegenomen naar school?’
Ja, echt wel. Lizzy knikt verontwaardigd. ‘Vanochtend liep ik bij het schuurtje, en toen riep mijn moeder me terug omdat ik m’n brood vergeten was, en toen ben ik ’t gaan halen…en toen heb ik het hier aan de kapstok gehangen.’ Juf zucht.

‘Wil je een banaan?’ mengt meester Adriaan zich in het gesprek. Lizzy trekt haar neusje op; zij is niet het meisje dat  op een vitaminerijke kromme vrucht zit te wachten.
‘Ik geef je twee boterhammen van mij,’ biedt juf aan. Uit haar tas haalt ze een pakje aluminiumfolie, vouwt het open en haalt er twee witte boterhammen met chocopasta uit. Lizzy is haar leed op slag vergeten. ‘Dank u wel juf,’ zegt ze stralend.

Juf Marijke staat in het kopieerhok. Het apparaat is klaar met printen, maar ze schijnt het niet te merken. Haar gedachten zijn bij het verdwenen brood. Gisteren was Lizzy nummer zes in twee weken tijd op school. Nog een wonder dat de chocolade kerstkransjes in de bomen hangen

De deur van het klaslokaal gaat open. Gewoontegetrouw kijkt juf in de weerspiegeling van de ruit van de openstaande deur van het kopieerhok, en ziet Rick de gang op stappen. Hij doet de deur achter zich dicht, en kijkt in het rond. Als hij zich onbespied waant, loopt hij naar de kapstok, en klopt met zijn hand op de plastic tasjes onder de jassen. Bij één tas gaat zijn hand naar binnen en komt naaar buiten met een plastic zakje brood. Rick bedenkt zich geen moment en duikt de jongens wc in. 

Juf is onthutst. Rick; zo’n beetje het leukste jongetje van de klas! Ze denkt even na, niet zeker wetend wat ze het beste kan doen, maar loopt dan zelfverzekerd naar de jongens wc, klopt op de deur en trekt ‘m meteen open. Ricks ogen worden zo groot als schoteltjes. Hij kauwt als een bezetene om het laatste restje van een boterham weg te slikken. Terwijl een bruine streep chocoladepasta zijn bovenlip siert, begint zijn onderlip gevaarlijk te trillen. Juf kijkt ‘m aan met een mengeling van nieuwsgierigheid en medeleven.

Na de eerste tranen en schrik, buitelen zijn woorden over elkaar heen. Hij ziet zo bleek als Sneeuwwitje en zijn rug lijkt in te zakken onder het loodzware gewicht van schaamte. Juf luistert naar de onopgesmukte eerlijkheid van het ventje.
‘Belt u de politie?’ vraagt Rick angstig. ‘Nee,’ zegt juf, ik heb een beter idee. Ik ga de voedselbank bellen. En ik zorg er persoonlijk voor dat jullie met Kerst thuis te eten hebben. En dit blijft ons geheimpje, okee?’ zegt ze en geeft hem een medeplichtige knipoog. 

De nieuwjaarsreceptie

Huizenhoog ziet Marit tegen de nieuwjaarsreceptie op. Elk jaar hetzelfde gesodemieter met die stomme beste wensen. De wensen zijn ongetwijfeld goedbedoeld, maar de bijbehorende zoenen en handtastelijkheden van sommige collega’s kan ze missen als knokkelkoorts. Had ze maar wat meer lef of een scherpere tong, maar zij is meer het type van slikken, en van vrede op aarde. Ze moet maar flink zijn; de receptie is zo weer voorbij.

Terwijl de eerste collega’s de bedrijfskantine binnenlopen, vult Marit neuriënd de champagneglazen. Even later staat ze lachend en vriendelijk handen te schudden, zoenen in ontvangst te nemen en glazen uit te reiken. Toegegeven: ’t is ook best gezellig.
Tot nu dan. Vanuit haar ooghoek ziet ze de meest doortastende viezerik van het bedrijf aan komen lopen. Zijn gezicht is nat van het zweet en ondanks de bretellen hangt zijn broek op half zeven. Stapje voor stapje komt hij dichterbij, en hij kijkt haar geamuseerd aan.

Nerveus pakt Marit twee glazen en houdt ze voor haar lichaam in de hoop hem op afstand te kunnen houden. Tevergeefs. Veel te dicht komt hij bij haar staan. Hij legt zijn vlezige handen rond haar polsen, en zoent haar begerig op de mond. Ze ruikt dat hij al gedronken heeft. Hij aait met zijn duimen over haar handen, en neemt de champagneglazen van haar over. Grijnzend schampt hij met zijn elleboog haar linkerborst.

Ondanks dat Marit alle zeilen moet bijzetten om niet te gaan gillen, tilt ze beheerst haar linkervoet op, en zoekt op de tast de voet van haar collega. Haar hart bonkt als een drilboor. Hij drukt brutaal zijn natte mond opnieuw op de hare, waarbij hij de punt van zijn tong  tussen haar lippen naar binnen wurmt. Marit kan een rilling niet onderdrukken.

Ze zet haar schoen midden op zijn voet, verandert van houding en plant de naaldhak met haar hele gewicht op het zachte gedeelte van zijn voet. Ze voelt de weerstand onder haar hak, maar houdt hardnekkig vol. Onder haar voet voelt ze iets kraken. Jammerend vanjewelste, krimpt  haar collega ineen, en laat zich kermend op de grond vallen. Marit ontwijkt handig de glazen die uit zijn handen vallen. Zo. Dit zal hij niet snel meer vergeten, denkt ze voldaan. Wat haar betreft heeft vrede op aarde sinds kort een uiterste houdbaarheidsdatum.

 

Een gelukkig nieuwjaar voor haar

WE-300 van Plato voor Winterwarmte & oud-en-nieuw

Ze opent de deur van de zijkamer, loopt naar de kist en schuift de deksel opzij. Hij ligt er nog steeds. Morsdood. Niet dat ze iets anders had verwacht, maar de  zekerheid doet haar goed.

Het was haar mans uitdrukkelijke wens geweest dat de deksel op de kist bleef liggen; niemand mocht hem zien. “Daar ben ik te trots voor,” had hij gezegd, en zij had erachteraan gedacht: voor het mooie hoeft er ook niemand te kijken. Hij had trouwens alleen máár uitdrukkelijke wensen gehad, die zij stuk voor stuk had moeten vervullen. De losse deksel is haar eerste overwinning. Nu kan ze letterlijk op hem neerkijken.

Over zijn heilige stoel, die zij alleen mocht uitzuigen en verder met geen vinger mocht aanraken,  heeft ze een felroze kleed gedrapeerd. De stoel is nu van haar en gisteravond heeft ze hem ingewijd door haar teennagels er op te knippen.

Ze draait zich om naar het raam en kijkt naar de hemel. Ze heeft altijd geloofd in iets sterkers dan zijzelf. Ook al behandelde haar man haar dertig jaar als een stuk vuil, in haar binnenste was altijd een  vuurtje blijven smeulen in de wetenschap dat ze voor eentje de moeite waard is.
Ze kan niet wachten om met de rest van haar leven te beginnen.

Morgen  – op oudejaarsdag – zal hij gecremeerd worden. Precies volgens zijn wens. Hij had haar geen groter plezier kunnen doen. De begrafenisondernemer had nog het idee geopperd de plechtigheid in het nieuwe jaar te laten plaatsvinden, maar daar was ze niet op ingegaan.

Ze hoopt maar een ding: dat haar man boven, in het hiernamaals, omringd zal worden met louter Licht en Liefde, want ze weet als geen ander dat hij te midden van zoveel moois niet zal kunnen aarden.

 

Kerstverhaal: Een alledaags wonder

Geschreven voor parapsychologiezaanstreek  

Kerst. Wat Sanne betreft niets meer dan een verzameling letters. Sinds haar ouders elk contact met haar verbroken hebben, voelt ze zich rond de “feestdagen” een emotionele dweil, en wordt ze verscheurd door een verlangen naar verzoening.

Haar laatste poging tot gezinsvereniging was jaren geleden gestrand op de stoep bij haar ouders. Als een waakhond was haar moeder voor de deur gaan staan, haar armen demonstratief over elkaar geslagen en een granieten blik in de ogen. Sanne was als bevroren geweest; niet in staat iets te zeggen. Haar hersens waren gewoonweg in staking gegaan. Luid snuivend – alsof ze ineens heel verkouden was – had haar moeder haar vader naar binnen gedirigeerd, en was ze snel achter hem aangelopen.

Ze was er al bang voor geweest: haar moeder is een geharnast mens. In haar aderen stroomt geen bloed maar anti-vries. Wanneer alles niet gaat zoals zij wil, kun je rekenen op scheldpartijen, tirades, kleineringen en treiterijen. De blauwe plekken op Sannes ziel zijn niet te tellen.

Het beste was niet goed genoeg. Alles moest perfect zijn. Dat begon met de knutselwerkjes op de peuterspeelzaal en de hoge verwachtingen groeiden op met Sannes leven: haar kleding moest schoon blijven, haar rapporten uitmuntend zijn, en haar vriendinnen van uitstekende komaf. Toen haar vriendje niet werd goedgekeurd, kreeg Sanne de keus: uitmaken met hem of zij eruit.
Het liefst zou ze haar moeder in een kast opsluiten, alhoewel dat geen kerstvriendelijke gedachte is.

Haar vader is een ander verhaal. Hij kan haar naam zeggen zoals niemand anders dat kan; hij heeft  er een speciale toon voor. Ook al wordt hij getiranniseerd door zijn vrouw, wanneer de prijs hoog genoeg is, zal hij een kans op hereniging niet uit de weg gaan. Als ze hem maar op de juiste plaats weet te raken…
Ze heeft gewoon een extraatje nodig om het ijs te breken. Iets waardoor haar vader onder de rokken van zijn overheersende vrouw vandaan durft te komen. En je weet maar nooit: wie weet zou haar moeder lichtelijk ontdooien.

Het had een tijdje geduurd, maar uiteindelijk had ze een goede ingeving gekregen, die bovendien nog  verbazingwekkend makkelijk uit te voeren was ook.
Soms heb je een wonder nodig, en vandaag gaat ze er eentje afdwingen.
“It’s the most wonderful time of the year…” blert de autoradio. Sanne legt ‘m het zwijgen op, en bekijkt zichzelf in de achteruitkijkspiegel. Ze ziet er uit of ze vannacht niet naar bed is geweest. Lizzy heeft heel de nacht haar peuterlongetjes uit haar lijf gehoest, en wanneer ze niet hoestte, ging Sanne uit bed om te kijken of ze nog ademde.

Naast haar op de passagiersstoel niest haar dochter vol overgave. Geroutineerd veegt Sanne de snottebel weg met een tissue, en trekt de kerstmuts een stukje omhoog. Het meisje had er op gestaan om vanochtend haar kerstmuts te dragen. Het ding is alleen te groot, en zakt telkens een stukje lager over haar hoofd.

Sanne  parkeert de auto, maakt Lizzy los uit de stoel, en hand in hand lopen ze naar het bewuste huis. De lichtjes van de kerstboom glinsteren door het raam.  Je weet wat je moet zeggen, hè?’ vraagt Sanne een laatste keer aan haar dochtertje. Het meisje schudt zelfverzekerd, en haar rode vlechtjes wippen op en neer. Sanne drukt op de bel, zoekt dekking en wacht. Eénentwintig… tweeentwintig… drieentwintig…
De deur gaat open. Sanne houdt haar adem in en doet een schietgebedje.
‘Dag meneer. U bent mijn opa.’’ hoort ze Lizzy zeggen. Sanne gluurt heel voorzichtig  om het hoekje. Verbaasd en lichtelijk van slag kijkt haar vader naar de dreumes op zijn stoep. Veel tijd om aan zijn nieuwe rol te wennen krijgt hij niet, want Lizzy snottert: ‘Hatsjoe!’

Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, diept Sannes vader een zakdoek op, zakt door zijn knieen, en veegt de snottebel van zijn kerstverse kleindochter weg. Lizzy’s kerstmuts zakt over haar gezicht, de belletjes tinkelen vrolijk en ze giechelt van pret. Sanne weet het zeker: haar vader wil zijn kleindochter beter leren kennen. Véél beter. Ze ziet het aan zijn ogen.
Met een gemanicuurde hand voor haar mond heeft haar moeder er al die tijd roerloos naast gestaan, haar ogen vastgezogen aan het kind. Haar stilte is veelzeggend. Sanne zou er bijna een kerstgevoel van krijgen.

Voorgoed verlost van een lastige hond

Ter ere van dierendag

De regen priemt in zijn ogen. Ineengedoken achter de Kliko, concentreert hij zich op de balletjes tartaar op het schoteltje. Het zal de laatste maaltijd van het dier worden, en dan geef je het geen goedkoop, nat gehakt.

‘Je bent ook zo vaak thuis, hè? had de buurvrouw geopperd, toen hij zijn klacht ventileerde dat het beest Godsgruwelijk veel blaft. Vriendelijk had hij haar op het bestaan van een anit-blafband gewezen, maar in plaats van een greintje begrip had zij hem hondsbrutaal uitgelachen. Hij wordt weer witheet als hij eraan denkt.  In de buurt wordt hij de pitbull genoemd, en uitgerekend tegenover de buurvrouw had hij zich als een schoothondje gedragen. Binnenkort zal hij haar te grazen nemen, eerst moet dat gesodemieter met die hond afgelopen zijn. Hij krijgt ruis in zijn hoofd van dat beest.

Bij regen, had de buurvrouw hem verteld, laat ze de hond in de tuin plassen. Zogenaamd omdat het een gevoelig dier is.
Moet dat beest nu onderhand niet eens piesen? Straks moet hij nog eerder dan de hond.

Hij hoort gerommel, en de tuindeur van de buren gaat open. Hondennagels tikken op de veranda en knerpen niet veel later over het grind.
Stijf komt hij overeind en haast zich naar de kleine kier in de schutting. ‘Loebas,’ roept hij zachtjes. De vlonder is glad en in zijn enthousiasme let hij niet goed op waar hij zijn badslippers neerzet. Hij maakt een schuiver, valt achterover, probeert ergens houvast te vinden, maar zijn hand grijpt alleen lucht.

De tijd gaat ineens heel langzaam. De hond jankt zachtjes, terwijl ie met zijn voorpoten langs de schutting schraapt. Hij had dat buurwijf direct op d’r broodmolen moeten timmeren. Die vlondertegels…hij had toch die speciale met een anti-sliplaag gekocht? De eerstvolgende keer zal hij de jongen in de bouwmarkt op zijn lazer geven; op zaterdag als ’t druk is.
Dan smakt zijn hoofd tegen de grond en voelt hij iets kraken in zijn nek. Het enige wat hij nog kan bewegen, zijn zijn ogen, totdat ook die één voor één dichtvallen.