Na na, na na na!

Kinderen en dieren plagen: het is zijn lust en zijn leven. Heeft zijn kleine zusje een lolly gekregen, dan trekt hij die uit haar mondje en wacht grijnzend tot ze begint te loeien als een sirene. Tevreden maakt hij een lange neus.
Zodra hij hoort dat zijn moeder de kamer in komt lopen, stopt hij snel de lolly terug, en veegt de traantjes weg.

‘Zo lieverd, alweer terug van school?’ vraagt Moeder. Hij knikt afwezig. Ze geeft hem wat te drinken, trekt zijn geruite spencertje recht en zegt: ‘Er komt een optocht van het circus door het dorp. Ga maar kijken. Hier heb je een rolletje snoep voor onderweg.’
Peinzend zwaait ze hem na: waarom heeft hij toch zo weinig vriendjes? ’t Is zo’n speciale jongen!

Andere moeders bekijken hem met argusogen. Zij weten dat hij met voetballen liever teamgenootjes tackelt dan een doelpunt maakt. In de buurtsuper rijdt hij met een winkelwagen steevast “per ongeluk” tegen de hielen van winkelende mensen aan en diervriendelijke manieren heeft hij ook niet. Die moeders willen maar één ding: dat hij eens een ongelofelijke knal voor zijn kanis krijgt.

Alsof er niets veranderd is sinds zijn kinderjaren, kijkt hij naar de stoet circusartiesten die door het dorp trekt: acrobaten, jongleurs, danseressen, clowns, dieren…De baan van circusdirecteur lijkt hem op het lijf geschreven. Gewoon een kwestie van flink de wind eronder hebben, en zorgen dat mensen en dieren voor je beven. Genietend malen zijn kaken het rolletje snoep weg. Het lijkt wel of er ineens iemand tussen hem en de zon in gaat staan. Hij voelt een lichte tik op zijn schouder en kijkt nietsvermoedend omhoog  *KLIK*

De klap dreunde nog een hele tijd na.

Een waardeloos cadeau voor de koningin

Jantien kan niet wachten tot het Koninginnedag is. Dit jaar komt Hare Majesteit naar haar dorp, en  Jantiens buurmeisje Laura, mag de vorstin een boeket bloemen aanbieden. Jantien is niet jaloers op de nieuwe kleren van Laura, want daar mag heel de dag geen kreukje in komen. Ze is ook niet jaloers op de hand die Laura van de koning krijgt, want die moet ze teruggeven, maar wat zou Jantien de majesteit graag iets bijzonders geven. Haar moeder heeft amper geld voor noodzakelijke dingen, dus moet het een cadeau zijn wat niets kost, maar waar een belangrijk mens wel iets aan heeft.

Peinzend staart Jantien naar haar voetballende broertjes op het modderige trapveldje. De enige plek waar nog gras groeit – samen met wat madeliefjes en paardenbloemen – is achter het keepersnet. Niet dat het iets uitmaakt. De koningin zit vast niet op onkruid te wachten.

Op de feestdag zelf slaat Jantien de aubade over. Sommige dingen moet je niet overdrijven, en zingen voor iemand die er niet is, vindt ze onzin.

Om elf uur staan zij en Laura achter een speciaal hek op de komst van de koningin te wachten. ‘Wat zit er in de krant?’ vraagt Laura, wijzend naar het pakje in Jantiens hand. ‘Niks,’ zegt ze snel en verstopt het pakje achter haar rug. Dan landt de helikopter en hebben ze alleen nog oog voor de hoge gast.

Plechtig zegt Laura het ingestudeerde versje op en reikt de vorstin de bloemen aan. Jantien trekt  gespannen de krant van haar cadeautje af. Ze neemt een grote hap adem, en blaast in één keer alle paardenbloempluisjes uit. De parachuutjes dansen in de wind. Enkele landen op de grote hoed en een aantal blijft liggen op de schouders van de koningin. ‘Nu mag u een wens doen,’ fluistert Jantien zacht. Het kan toeval zijn, maar even lijkt het of de vorstin haar ogen dicht doet.

Platte gouden eieren

Moeizaam haalt ze een zware boodschappentas van haar fietsstuur en sjouwt ‘m de trap op. Haar knieen kraken bij elke tree, maar als ze aan de lekkere dingen denkt die ze voor haar kinderen en kleinkinderen gaat koken, is ze bij voorbaat gelukkig, en neemt ze haar gammele lichaamsonderdelen voor lief.

Bovenaan de trap, hijgend, pakt ze de sleutel en opent de voordeur. De deur klemt door de grote stapel post, kranten en folders op de kokosmat. Ze bukt en veegt alles op een hoop. Haar oog valt op de voorpagina van de krant: “Vandaag gaat hij vallen: anderhalf miljoen ballen!”

Zij heeft nog nooit geluk in het spel gehad, maar dat was vanwege haar geluk in de liefde. Toch heeft ze drie lootjes gekocht, maar waar heeft ze ze gelaten? Onderweg naar de tweede boodschappentas, loopt ze nadenkend de trap af en duwt de buitendeur open. Ze rommelt wat in een fietstas. Tussen oude kassabonnen, lege plastic zakjes en een bonuskaart, ziet ze drie goudkleurige vodjes papier in de vorm van een ei liggen. Zo’n verfrommelde toestand! Ze zou zich bijna schamen als het winnende lot daartussen zou zitten. Met de troostprijs van 10.000 euro zou ze de koningin te rijk voelen: nooit meer aanbiedingen aflopen, geld overhouden voor een dagje uit…

Haar gedagdroom wordt onderbroken door een joviale begroeting. ‘Oma!’ ‘Ha Matthijs!’ roept ze blij, en ze loopt ‘m tegemoet. Ongewild verslapt haar greep op de lootjes en ze vallen op de grond. Ze zal ze zo oprapen, het belangrijkste eerst. Pontificaal geeft haar kleinzoon haar op elke wang een dikke zoen. Zomaar op de openbare weg; tel uit je winst! Dergelijke gebaren van een puberkleinzoon koestert ze. ‘Ik draag uw boodschappentas wel naar boven, oma,’ biedt Matthijs aan.

Te laat denkt ze aan de lootjes. Ze zijn al meegenomen door een zacht briesje, fladderen naar boven en zwieren in golvende bewegingen omhoog naar de dakrand. Zonder spijt kijkt ze ze na. Zelfs met de hoofdprijs kan ze haar overleden man niet terug kopen. Hij was en blijft onbetaalbaar.

Zoetmakertje

Twee meisjes met vlechtjes. Wat motten die van ‘m? Hij heeft het niet zo op vrouwen, ook niet als ze nog in de groei zijn. Hij draait zich om en loopt weg van het kijkgat van zijn deur.

De bel gaat weer. Waarom loopt dat opgeschoten volk niet door? In zijn haast de meisjes weg te jagen, stoot hij zijn voet tegen een deurpost. De pijn in zijn kleine teentje is onbeschrijflijk en bezorgd kijkt hij naar zijn onderdaan. Die bloedt niet maar zal straks zeker blauw zien. Nondedju, gaat die bel alweer! Hij voelt een driftbuitje opkomen. Met zijn kleine teentje dat steekt als de hel, strompelt hij naar de voordeur en smijt ‘m met alle ergernis die hij in zich heeft, open. Daar staan dezelfde twee meisjes.

‘Wij zijn de zusjes van Wouter…’ begint de oudste, maar ze stopt met praten zodra ze het boze gezicht van de man ziet. Haar onderlipje begint te trillen.
‘Wat motten jullie?’ snauwt hij. De kleinste zet het direct op een brullen.
‘U…u…eh…heeft de voetbal…eh…van ons broertje afgepakt.’
‘Oh en die willen jullie terug?’ vraagt de ballendief.
Saskia en Lizette kijken elkaar aan. Tuurlijk willen ze die bal terug, maar dat doet die nare man toch niet en daarom hebben ze iets voor ‘m meegenomen. Het is een groot offer, maar dat hebben ze er voor over.
‘Wat blieven jullie dan?’ Zijn vraag klinkt als een commando.
‘Toe, geef ’t maar, Saskia,’ moedigt de oudste haar zusje aan.
Alsof ze een paard een suikerklontje geeft, houdt ze de man op haar vlakke hand een kleverig spekkie voor.
‘Dit is voor u, meneer,’ zegt ze zacht. Ze durft hem niet in zijn gezicht te kijken.
De man is verbluft. Geven ze hem snoep? Van verwarring weet hij geen boos woord uit te brengen. Een tikkeltje van slag, vraagt hij: ‘Wat moet ik daarmee?’
‘Opeten, meneer. Omdat u nog niet zoet genoeg bent.’
Nog dezelfde week krijgt hun broertje zijn bal terug.

De kleren van de pennenlikker

Hij kijkt graag naar zichzelf in de spiegel. Zelfgenoegzaam constateert hij dat de nieuwe aankoop hem als gegoten zit. Zijn collega’s zouden eens moeten weten welke stoere kleding deze pennenlikker thuis draagt. Niet elke kerel is mans genoeg daarvoor!

Toen hij dit charmante jurkje in de etalage had zien hangen, was hij er meteen verrukt van geweest. Hij was naar binnengestapt, had een verkoopster aangesproken en gezegd wat hij wilde hebben. De verkoopster had zijn goede smaak geprezen,  en dat hij de kledingmaat van zijn vrouw weet! Lachend had hij haar opmerking weggewimpeld.

Thuis had hij de jurk van ellende aan zijn vrouw cadeau gegeven. Ze was er stil van geworden. Hij ook, toen ze een paar dagen later zíjn jurk op háár verjaardag droeg.
Eindelijk was hij moederziel alleen thuis zodat hij van de nieuwe aankoop kon genieten.

Jammer dat hij de schoenen van zijn vrouw niet past, want die zouden het geheel onder de vleeskleurige nylons áf maken. Hij ergert zich dat zijn stugge, zwarte haren door de panty heen steken. Misschien moet hij wielrenner worden, dan kan hij zonder achterdocht zijn benen scheren. Aan harsen moet ie niet dènken!

Hij denkt aan de keer dat hij euforisch was geworden na het lakken van zijn teennagels. Wat hij nu gaat doen is vergelijkbaar, al hoewel hij er wel een beetje tegenop ziet. Zou ’t niet te dik worden rond zijn…eh…hamer- en klokkenspel? Tenslotte heeft hij die de rest van zijn leven nog nodig.

Hij laat zijn broek zakken en pakt het dunne plastic pakje. Zittend op de wc-bril maakt hij met rode oren de verpakking open, verwijdert de plastic stripjes, en legt het damesverbandje verwachtingsvol in zijn onderbroek. Helaas voor hem met de plakrandjes naar boven.