Het complimentje

Taxerend bekijkt ze zichzelf in de spiegel.
Haar ogen blijven hangen op de puistjes op haar voorhoofd. Haar pony valt er gedeeltelijk overheen, maar ze heeft ook nog averechts krullend haar dat nooit zit zoals zij het wil. Haar vriend zegt dat hij overal omheen kijkt, omdat ze zo lief lacht.

Van haar ouders heeft ze nooit complimentjes gehad, terwijl juist zij daar zo’n behoefte aan had. Nog niet eens zozeer de complimenten, maar vooral de aanmoedigingen had ze goed kunnen gebruiken.
Haar ouders wilden haar echter niet voortrekken ten opzichte van haar broer en zus, en van complimenten ging ze maar naast haar schoenzolen lopen, en als het tegen zit zou ze volgens hen maar drukte krijgen.
Nou, over dat laatste hoefden ze niet in te zitten. Met haar hazenlip is ze getekend voor het leven.
Natuurlijk hebben chirurgen alles keurig “aan mekaar genaaid” zoals haar vader het zo plastisch weet te formuleren, maar het litteken zal haar de rest van haar leven vergezellen.

Gisteravond was ze voor de eerste kennismaking naar haar schoonouders geweest. Ze was erg nerveus geweest, maar dat was nergens voor nodig.
De ontvangst was allerhartelijkst, zijn familie toonde oprechte belangstelling voor haar, en ze voelde zich snel op haar gemak.
Het gevoel van warmte tussen zijn ouders en haar was wederzijds.

Het grootste compliment kreeg ze een half uurtje geleden van haar vriend te horen.
Zijn moeder had tijdens het ontbijt tegen hem gezegd: “Weet waar je aan begint, kind, een mooie vrouw heb je nooit alleen.”

Nu ze er weer aan denkt, ziet ze wat haar vriend bedoelt: haar spiegelbeeld straalt haar tegemoet. Wat een klein beetje zelfvertrouwen niet met een mens kan doen. Ze moet niet langer struikelen over haar twijfels.
Met een grijns van oorbel tot oorbel, besluit ze dat voortaan elke dag de moeite waard is om geleefd te worden, en het de hoogste tijd is voor een feestje.

Een doosje voor 21 dagen

Schrijfopdracht WE-300 van Plato voor de maand oktober met als thema: nadenken.

‘Pap…ik wil niet dat je weggaat!’ zegt Stijn met de meest trieste blik die hij in huis heeft.
‘Het is voor mijn werk, knul.’
‘Ja, maar…21 dagen… Ik weet niet hoe lang dat duurt.’
Vader tilt Stijn op, draagt ‘m naar de keuken en wijst naar de kalender. ‘Kijk, iedere avond zet je een streep door de dag, en dan weet je dat je één dagje dichter bij mij bent.’
Langs Stijns wang biggelt een traan.
‘Wil je dan elke avond een dropje?’ stelt vader voor.
Stijn snikt: ‘Als ik uit bad kom, heb ik mijn tanden toch al gepoetst?’
Tegen zoveel kinderlogica kan vader niet op.

Ze kroelen een tijdje.
Vader probeert te verzinnen wat de duur van zijn afwezigheid tastbaar kan maken.
Hij duwt zijn neus in Stijns nek en gaat in gedachten de inhoud van de keukenkastjes na. Het moet iets zijn wat het eind van een dag markeert.

‘Ik heb een idee,’ zegt vader plots en zet Stijn op de grond. ‘Blijf hier staan en niet kijken, hoor!’
Vader trekt een keukenkastje open, pakt er iets uit en telt 21 stuks af. Ondertussen houdt hij in de gaten of Stijn niet stiekem door zijn wimpers gluurt.
Hij pakt een handje van zijn zoontje, legt het pakje erop en zegt: ‘Eerst voelen voordat je je ogen opendoet.’
Stijns hand schiet omhoog: het pakje weegt niets. Hij pakt het met zijn andere hand vast en zegt verbaasd: ‘Het is een doosje.’ Zijn vingers voelen gladde en ruwe zijkanten. Zonder het doosje open te maken weet hij wat erin zit.
Hij opent zijn ogen en kijkt zijn vader in verrukking aan.
‘Oh…pa-hap…!’
‘Iedere avond mag je er samen met mama eentje afsteken. Buiten op het stoepje of binnen boven de gootsteen. Net zolang totdat ik terugkom.’
Dat vindt Stijn een super idee.

De oude koelkast

De telefoon gaat. Het is Bettie; een vage kennis van vroeger die naar Frankrijk is geëmigreerd. Meestal belt ze Greet alleen als ze een klankbord nodig heeft. Ruim een jaar geleden alweer dat ze elkaar voor het laatst gesproken hebben. Bettie weet niet eens dat Nelis chemokuren heeft gehad en sinds een week morsdood is.

Hij was geen fijne man geweest.
Toen ze nog jong was had Greet gehoopt dat het leven hem milder zou stemmen, tot ze begreep dat mensen niet veranderen. Ze had het geaccepteerd, net zoals ze het stoppen van het vieren van hun trouwdag had geaccepteerd. Uitgerekend toen zij een scheiding overwoog, kreeg Nelis slecht nieuws te horen.

Bettie wauwelt aan één stuk door.
Net als Nelis, die zeurde ook onafgebroken. Ook wanneer zij net een goed boek zat te lezen. Goh, denkt Greet verheugd, daar kom ik nu weer aan toe!

Ze hoort een luid gebrom uit de keuken komen. Het is weer eens zover! Ze loopt de keuken in en gaat met haar kont naar de koelkast toe staan. Ze maakt met haar onderlijf een beweging naar voren, gevolgd door een naar achteren, en ramt haar billen keihard tegen het oude kreng. Onmiddellijk stopt het gebrom.
Greet knikt tevreden: ze het apparaat het zwijgen opgelegd. Het wordt tijd dat ding te vervangen en ze heeft er niemands goedkeuring voor nodig!

‘Hoe gaat het met Nelis?’ vraagt Bettie.
Het is alsof Greet wakker wordt geschud. Ze weet dat Bettie geen uitgebreid antwoord verwacht; ze stelt de vraag alleen voor de vorm, ter afronding van het gesprek.
Ze bedankt er voor Bettie te vertellen van de hoed en de rand. Dat ze na het overlijden van Nelis alleen hun naaste familie heeft gebeld, en in plaats van rouwkaarten te versturen een advertentie in de krant heeft geplaatst.
Wat haar betreft spreekt ze Bettie nooit meer! Ze heeft genoeg van haar eenzijdige gesprekken.
Greet kan niet wachten met de rest van haar leven te beginnen.
Haar oog valt op de oude koelkast, en het is alsof op datzelfde moment haar de juiste woorden in de mond worden gelegd.
‘Goed,’ antwoordt ze, en ze hoort de overtuiging en tevredenheid in haar eigen stem. ‘Goed,’ herhaalt ze weer, ‘je hóórt ‘m niet!’

Geheim exportproduct

Schrijfuitdaging WE-300 van Plato voor de maand september met als thema: “Handelen.”

Een lange colonne vrachtwagens rijdt richting de Syrische grens.
Tijdens het gebruik van de gezamenlijke maaltijd speculeren de chauffeurs over wat ze vervoeren.
Ondanks het lage gewicht, wordt er door alle overheden bijzonder zwaarwichtig over gedaan.
Jules-  een lange, magere man met baard- zegt: ‘Alle Schengenlanden leveren een bijdrage, maar niemand weet wat.’
Een kerel met een aanzienlijke buik antwoordt: ‘Gisteren sprak ik een Vlaamse collega; hij is ook niet verwittigd. Hij zei dat het gewicht van zijn camion ná de weging exact hetzelfde was als ervoor.’ De spreker  – Jean – trekt betekenisvol zijn wenkbrauwen op. Zijn vermoeide ogen worden even de helft groter. Hij vervolgt: ‘Is het jullie opgevallen dat de lading nergens gecontroleerd mag worden? Niets van binnen schijnt zich te mogen mengen met buiten. Wat kan dat voor buitengewoons zijn?’

Aan de grens
Het is bladstil. De middaghitte is moordend.
Alle hoogwaardigheidsbekleders zitten opgesteld onder een witte tent.
De vrachtwagens staan in het gelid met hun achterste naar Servië gekeerd.
Diverse tolken spreken om beurt in de microfoon.
‘Idioot circus,’ mompelt Jules in zijn baard. Hij is het geleuter beu. In de verte klinkt het geluid van artillerievuur en beschietingen. Zo dicht bij de oorlog is hij nog nooit geweest. Je zal er wonen met je kindertjes, peinst hij. Ondanks de hitte voelt hij een rilling.

‘Wat u vervoerd heeft…’ spreekt de generaal, ‘is gratis en tegelijkertijd ons kostbaarste exportproduct. Mannen en vrouwen… het moment van de waarheid! Open de vrachtwagens en laat de inhoud verwaaien met de wind!’
Er stáát geen wind, denkt Jules terwijl hij de grendels verschuift en de deur opent. Hij kijkt en kan zijn ogen niet geloven: zijn wagen is leeg.
Om hem heen gonst het van verontwaardiging. Wat hebben zij vervoerd? Iedereen kijkt verward naar de generaal die met zijn beide handen het V-teken maakt.

BlonT

 

Het stoplicht springt op groen en meteen drukt Dirk op de claxon. Sinds hij in een sportauto rijdt, reageert en rijdt iedereen te langzaam.
De bestuurder in de auto voor hem kijkt hem via de achteruitkijkspiegel aan en wappert vrolijk met haar vingers.
Verrek…dat lijkt zijn ex Thea wel… Hoe komt zij aan zo’n dure auto? Hij heeft ervoor gezorgd dat haar na de scheiding niets restte dan een schamele fooi. Had ze maar niet zoveel stampei moeten maken toen ze erachter kwam dat hij diverse scharrels had. Ze was nog preuts geweest ook; hij had niet eens naaktfoto’s van haar mogen maken. Behalve dat was op haar niets aan te merken geweest en juist dat had hem zo geirriteerd.

Dirk zet de achtervolging in op de inmiddels rijdende auto voor hem en als deze halt houdt bij een tankstation, parkeert Dirk impulsief zijn auto erachter.
Bulkend van het zelfvertrouwen stapt hij uit en zijn merkzonnebril bovenop zijn hoofd.
Aan de passagierskant stapt de nieuwe vriend uit. Dirk ziet het meteen: een patser in een duur pak. En blond, net als Thea. Twee lichten die elkaar hebben gevonden! Hij ziet geen enkele reden de “goedenmiddag” te beantwoorden en hij focust zich op de bestuurderskant waar Thea uitstapt.

Eerst verschijnen twee pumps , dan een stel ranke, bruine benen, gevolgd door een elegante vrouw in een flatterend zomerjurkje. Wat ziet ze er goed uit! Koket, dát is het juiste woord.
Thea lacht uitdagend naar hem.
Dirk kan zijn ogen niet van haar afhouden. Met zijn aandacht op zijn ex, pakt hij een benzineslang uit de houder en hangt deze in zijn tank.
Terwijl Thea tankt, loopt de patser het tankstation binnen.

Thea zegt weinig. Niets eigenlijk. Ze glimlacht flauwtjes maar krijgt het gaandeweg steeds beter naar haar zin en lacht breeduit naar hem.
Té breeduit. Zou zijn haarlok verkeerd zitten? Dirk kan het zich nauwelijks voorstellen. Omdat hij in een cabrio rijdt, heeft hij er uit voorzorg een flinke berg haarlak opgespoten.

De patser komt alweer bij de auto met een kassabon in een hand. Thea maakt met haar hoofd een gebaar naar de pomp en geeft haar vriend een samenzweerderige knipoog. De patser werpt een snelle blik op de pomp en ook hij lacht.
Dan giert Thea het werkelijk uit.
Dirk realiseert zich dat zijn tank allang vol is, haalt de slang eruit en hangt ‘m terug aan de pomp.
Nog net niet hikkend van de lach wijst Thea er geamuseerd naar.
Dirk volgt haar handbeweging. De klap komt loeihard bij hem binnen. Hier kan zijn doortastende charme niets aan veranderen. Eén woord verandert alles.
Diesel.

Hij heeft het gevoel dat hij nooit meer zal kunnen bewegen. Hij begrijpt zelf niet waar hij zijn oplettendheid vandaan haalt, maar zijn oog valt op een regel tekst onder het nummerbord van de optrekkende auto: “Blond en intelligent. De schrik van elke vent.”