Drie mannen keken ongeinteresseerd naar de poursuivants van de Tour de France op het grote flatscreen. Het was het enige wat bewoog in de kroeg.
De meest linkse van het stel – tevens de dikste – sloeg het restant van zijn bier achterover en liet een boer.
De barman – een stevige man met een Jezus-tattoo op zijn linker bovenarm – liet zijn ogen van het flatscreen naar de de boerende klant dwalen.
De boer gebaarde naar zijn glas en werd op zijn wenken bediend.
Een dame liep vanuit de keuken het café in.
De boer keek met grote belangstelling naar de komkommer die ze in haar hand hield.
De vrouw pakte een mes uit een la, gaf een snee in het plastic waarin de kromme jongen verpakt was, en trok het plastic er met een geroutineerd gebaar af.
De boer duwde met zijn elleboog tegen de arm van de maat naast hem; een grijns op zijn lippen.
De dame hield de komkommer nu onder de kraan en maakte stevige veegbewegingen.
Beide mannen maakten verheerlijkte geluiden. Ze kreunden steeds harder terwijl de vrouw de groente afdroogde.
De derde man deed niet mee. Hij tuurde met slaapogen door zijn brilletje naar het tv-scherm alsof hij aanvoelde in welke stemming de vrouw verkeerde.
De bardame nam de afgedroogde komkommer in haar hand, hield ‘m bij het kromme uiteinde vast en maakte er een schietbeweging mee naar de twee mannen die haar handelingen op de voet volgden.
De derde man knikte instemmend in zichzelf: zó’n stemming dus.
Met het mes maakte de vrouw gehakt van de komkommer, en toen ze klaar was, keek ze de zojuist nog lachende mannen een voor een kort aan, draaide zich om en verdween door de klapdeuren de keuken weer in. Onduidelijk was waarom ze de komkommer niet gewoon in de keuken gesneden had.
Eén ding was wel duidelijk: geen van de mannen voelden zich geroepen het haar te vragen. Noodgedwongen zetten ze de achtervolging in op de poursuivants.