Keek op de week (172)
Kwam ogen te kort op fiets. Speenkruid, kort hoefblad, duttende lammetjes op een kluitje, buitelende kieviten, een grutto op een hek, verliefde futen, hollende hazen, kinderen in een sloep, wapperend wasgoed, een haas die zwemmend een sloot overstak en setje ooievaars. Ze waaiden zowat van hun nest, maar toch: eindelijk lente!
In metro was het druk als in potje met pieren. Naast me zat kerel met formaat van onze voordeur. Om zijn bovenlichaam hing leren gilet. Zijn armen leken op overvolle landkaarten. In linkerhand hield hij blikje cola. Trok het open, zette het aan zijn mond en klok-klok-klok, leeg. Liet blikje vallen.
Zwaar hè?
Hij raapte blikje op en verfrommelde het met één hand. Vermoeid liet sterke man diepe zucht. Direct gevolgd door een boer. Hárd!
Lichtelijk voldaan keek kerel naar mij.
‘Niets gebroken?’ viel er uit mijn mond.
Merkte dat er naar ons werd gekeken. Hield adem in.
Bulderende lach van buurman schalde door metrowagen.
Lachte opgelucht mee.
In losloopgebied – op onverhard pad vol waterplassen – liep een vrouw me tegemoet. In witte broek en beige jas. Dan ben je óf een lefwijf óf je bent niet goed bij je hoofd. Naast zo iemand schudt Rosa zich het liefst uit. Daar heeft Rosa een neus voor. Hond klom uit sloot, en ik pakte haar bij halsband om escalatie te voorkomen.
Vrouw stopte, trok doodgravers gezicht en zei: ‘Bah, wat een vieze hond!’ Keek tikkeltje hooghartig, zoals Wieteke van Dort dat kon in rol van Deftige Dame in Stratemakeropzeeshow. Met háár kon je tenminste lachen: zij liet iedere aflevering een scheet, en zei: ‘O, pardon.’
Besloot bemoeizuchtige tante te negeren.
Mens zocht kennelijk schietschijf want ze zei: ‘Als uw hond alleen blijft zitten wanneer u ‘m vasthoudt, is-ie slecht opgevoed.’
Over opvoeden gesproken. Zag één onopgevoed schepsel en kon haar met mijn neus aanwijzen.
Zij slechts: ‘Mevrouw, als u niets aardigs weet te zeggen, houd dan uw mond.’
Azijn droop van haar gezicht. Vol afkeuring zei ze: ‘Niemand heeft tegenwoordig nog respect voor andere mensen.’
Er wordt vaak gezegd dat de mensch slecht is, en dat bleek maar weer. Liet Rosa los en zette er sokken in. Binnen drie seconden was bevlekking een feit. Draaide me kortstondig om en zag dat vrouw was veranderd in rijst-met-krenten-hond.
Ze krijste als voetzoeker. Als in: vuurwerk, hè? Niet als in: pedicure zonder werk.
‘Wat mankeert zo’n mens?’ vroeg ik thuis.
‘Je boft dat je de stomerijkosten niet hoefde te betalen,’ aldus Man.
Roos had meer fantasie: ‘Misschien was ze netjes gekleed omdat ze afspraak had. Een eerste date.’
‘Of all places in het Koeienbos?’
‘Waarom niet? Ze wilde een goede eerste indruk maken.’
Als date nog moest geschieden, heeft vrouw vast verpletterende indruk gemaakt.
Scande boodschappen bij Appie.
Lijzige puber in jeans en hoody ijsbeerde tussen andere scan en klantenservice heen en weer. Steeds sneller. In zijn hand blikje energiedrank en afgeprijsd broodje.
Gluurde opzij: filevorming bij klantenservice.
Vroeg aan puber: ‘Wat is er?’
‘Mijn pinpas doet het niet en straks mis ik bus naar Rotterdam.’
Arme stakker. Zo’n verre reis zou Roos naar het Erasmus met eeuwige knaag in haar maag óók niet hebben getrokken.
‘Wat kost het?’
‘1 euro 21.’
‘Scan maar bij mij; betaal ik het.’
Knaap keek naar me of ik krankjorum was, scande en stamelde iets wat klonk als ‘bdnkt.’ Keek achterdochtig achterom (was dat mens de heks uit Hans en Grietje?) en racete toen weg.