Schrijfuitdaging WE-300 van Plato met als thema: verdelen.
Het woord mag niet in het verhaal genoemd worden.
Languit ligt hij op de grond. Door de gekleurde ruitjes van het bovenraam, werpt zonlicht groene, gele en rode vlekken op het geblokte keukenzeil.
Gerard probeert de kleuren te pakken met zijn hand, en de stralen tussen zijn gespreide vingers door op zijn gezicht te laten vallen.
Hij verschuift zijn bovenlichaam zodat hij de wolken voorbij kan zien glijden door het kleurloze onderste raam. Hij vindt het net een bewegend schilderij: de zon speelt tikkertje met de wolken. Zo Blijft hij een tijdje naar buiten liggen kijken.
Hij tuit zijn lippen en laat er lucht uit ontsnappen terwijl hij nadenkt over een vraag waar hij op internet het antwoord niet van kan vinden. Raar; Google weet toch op alles raad? Of zou zijn vraag een domme vraag zijn?
Gerard voelt de vloer onder zich trillen en kijkt naar de deur waar elk moment zijn moeder naar binnen zal komen lopen.
Daar is ze!
Met een knie duwt ze de deurklink naar beneden. Ze loopt de keuken in en tilt twee volle boodschappentassen op het aanrecht.
Gerard zwaait en lacht naar haar. Dan springt hij overeind en geeft haar een zoen.
Zijn moeder dwarrelt met haar hand door zijn haar en wrijft hem over zijn koud geworden rug.
Samen ruimen ze de tassen leeg.
Gerard reikt haar de boodschappen aan die de koelkast in moeten. Ze voelen elkaar stilzwijgend aan.
Als alles is opgeruimd, pakt zijn moeder een stoel, gaat erop zitten en kruipt Gerard bij haar op schoot.
Met haar hand draait ze plagend rondjes over zijn buik. Heb je honger? vraagt ze.
Gerard giechelt. Een verse boterham met feesthageslag gaat er altijd in. Ineens wordt zijn gezicht ernstig. Hij kijkt zijn moeder recht aan en vraagt met monotone stem: ‘Mama, maakt het geluid als de zon door de wolken breekt?’