Een criminele code en Corsica

Keek op de week *)

Afgelopen week naar Bram Ladage geweest. Met mijn auto want Rosa mocht ook mee.
Ze kreeg voor het eerst in haar hondenleven een frikandel. Kwijlde heel de achterbank onder.
Elke keer als huisgenoot of ik nu ‘Bram Ladage’ zeg, rent ze piepend naar de voordeur.
Praten nu in criminele code over patatbakker: Bram L. uit R.

Ben regen spuugzat. Man ook.
Hij heeft al maand kwaliteitsverlof. Is door regen aldoor aan het klussen in huis. En nóg een maand te gaan.
‘Plannen voor vandaag?’ vraag ik ’s ochtends hoopvol.
‘Lekker heel de dag achter mijn vrouw aanzitten.’
Ben wanhoop nabij. Voorzie scheiding als weer niet verbetert. Ga Joris denk ik op T.inder zetten. Alleen foto is nog een probleem.
Gelukkig heeft Roos een vakantiebaantje. Word gek als er steeds mensen om me heen zijn en niet regelmatig alleen ben. Dat vreet energie; energie die ik niet heb.
Wil rust. Wil naar eiland in de zon. Wil naar Corsica, en weet al met wie.

‘Heb jij een boek geschreven?’ vroeg een kennis in dorp.
‘Nee, joh,’ loog ik.
‘Welles! Heb het bij Maria zien liggen,’ hield ze vol.
‘Is iemand die veel op me lijkt,’ loog ik verder. Wil niet dat ze erachter komt dat ik een blog heb.

Stond een vrouw bij de slager. Ze vertelde tegen haar vriendin dat er op Schiphol consternatie was ontstaan vanwege haar koffer.
‘Ik moest meekomen,’ fluisterde ze. ‘Iedereen keek. Ik schaamde me dood. Er zat iets in mijn koffer dat… eh…hevig trilde.’
Ik hing aan vrouw d’r lippen. Was erg teleurgesteld door afloop van haar verhaal.
‘Het was mijn elektrische tandenborstel,’ glimlachte ze flauwtjes.

Kreeg bijna flauwte in ziekenhuis.
Moest heel lang wachten op gesprek met arts. Secretaresse verontschuldigde zich plaatsvervangend en gaf kaartje met twee euro korting voor parkeerautomaat. Ben uit de band gesprongen en heb euro’s meteen bij koffiecorner verbrast. Niet aan massagestoel.

Genoten van Joris’ reacties tijdens voetbal op tv.
‘Ja!’
‘Oooooh…Sónde!!’
‘Sjonge jonge…’
‘Die hád erin moeten zitten!’
‘Jongens, jongens, waar zijn jullie mee bezig!?’ Man woelde met twee handen door zijn haar.
Had emoties duidelijk niet onder controle. Heeft-ie alleen bij voetbal. Had hem anders écht de deur uitgezet.

Saartje is op tv-kastje gesprongen en heeft aan tv-kabel geknaagd. Kwam net op tijd thuis om te voorkomen dat Joris haar naar het asiel bracht. Hij zei niet: ‘Dat konijn eruit, of ik eruit.’
Heel verstandig.
Tv doet het nog. Konijn en Man ook. Laatstgenoemde heeft het trouwens érg naar zijn zin…

*) Met dank aan Koot en Bie.

De sigaar

‘Bent u niet bang?’ vraagt de man.
‘Bang?’ herhaal ik, ‘waarvoor?’ Ik kijk hem van opzij aan. Hij ziet er uiterst charmant uit: zijn gezicht lijkt op een onopgemaakt bed, zijn haar staat alle windstreken op, hij draagt een korte lange broek, een pyjamajas en witte sokken in badslippers.
‘Nou, omdat het half vijf ’s nachts is en u alleen buiten loopt.’
‘Oh, maar ik ben in goed gezelschap,’ antwoord ik op geruststellende toon.
‘Dank u,’ zegt de man. Tevreden trommelt hij met zijn vingers op zijn omvangrijke buik.

‘Eigenlijk bedoelde ik mijn hond,’ beken ik.
Even is het stil, dan blijkt de kerel een lenige geest te hebben want hij buldert zo hard dat ik bijna tot zijn huig kan kijken. Tijdens het lachen, waaiert hij sigarenrook uit en het kleine zuchtje wind dat er staat, blaast het in mijn richting waar het kringelt onder mijn neus.
‘Sorry,’ zegt de man.
Ik wuif de rook en zijn opmerking weg.

De nacht kabbelt gemoedelijk de schemer in.
Buiten is het doodstil. Geen auto, opgevoerde brommer, boot of hond die lawaai maakt. De stilte is zo intens dat mijn gehoor niet weet wat het meemaakt.

Sigaar trekt zijn witte sokken op. Ze rijken nu tot halverwege zijn kuiten. Niet dat ik er charmant bijloop: ik ben in pyjamabroek en t-shirt rechtstreeks de zwoele nacht ingelopen.
Ik ken noch de man noch zijn hondje. De laatste is een blaffende draaitol die allesbehalve ondervoed is, maar nu geen spoortje van activiteit vertoont.
Na een snuffelstage is ook Rosa erbij gaan liggen. Ze vindt het duidelijk te vroeg voor een uitgebreide wandeling.

‘Ziet u ze vliegen?’ informeert de man vriendelijk. ‘U kijkt aldoor omhoog.’
Ik knik. ‘Vleermuizen,’ zeg ik.
‘Vleermuizen?’ herhaalt Sigaar verbaasd. Zijn mond valt open, het stompje sigaar belandt op de grond en hij trapt het uit met zijn badslipper.

Met de slapende honden aan onze voeten speuren we de ochtendschemering af.
Tientallen vleermuizen zwermen geruisloos rond. Ze vliegen grillig en in grote lussen.
‘Het lijken wel dronken mussen,’ constateert de man. ‘Oh, oeps, dat zal de vrouw zijn.’ Hij diept zijn mobiel uit zijn broekzak en zegt: ‘Ja hoor, ik word gemist.’

We zwaaien af.
Als hij wegloopt, valt me op dat zijn voeten een tikkeltje uitslaan naar buiten. Hij neuriet zachtjes in zichzelf. En dat op maandagmorgen…

Dromen

Ik heb iets met dromen.

Als de nacht van gisteren herinner ik me de droom die ik vlak voor mijn opname in het Sophia Kinderziekenhuis had. Wij woonden op de 9e verdieping van een flat. In mijn droom hing tussen onze huisdeur en balustrade een gigantisch spinnenweb. Mijn vriendin Linda glipte er doorheen alsof het water was; ik raakte verstrikt in de draden.

Rond mijn 25ste ben ik me gaan verdiepen in dromen.
Bijvoorbeeld, waarom je droomt.
Dat is om gebeurtenissen van de afgelopen dag te rangschikken in je hersenen zodat alles wordt opgeslagen in je geheugen. En ja, ook jij daar, die denkt dat je nooit droomt, jij droomt dus ook!  

Je hebt archetypische dromen: dromen die ieder mens ongeacht woonplaats, leeftijd of geslacht heeft. Dat je tanden uitvallen; je achterna wordt gezeten; moeilijk vooruitkomt omdat het lijkt alsof je door stroop loopt, of een examen moet doen waarvoor je niet hebt geleerd.

Er zijn repeteerdromen
Ik ben in november 1992 met roken gestopt maar stap nog regelmatig heel asociaal met een brandende sigaret in een bus. En vlak voordat ik trouwde droomde ik alsmaar dat Joris op de bewuste dag niet kwam opdagen. ‘Verbaast me niets,’ zei ik tegen mijn tante. ‘Mijn ook niet,’ was steevast haar geruststellende antwoord.

…en wensdromen…
Min of meer toevallig ging ik eens naar bed met de gedachte dat ik mijn overleden hond weleens wilde terugzien. Prompt kwam ze ’s nachts naar me toe hollen. Even haalde ik haar aan; onmiddellijk ging ze er weer vandoor. Blijkbaar heeft ze het naar d’r zin waar ze nu is (-:
Ik droom ook weleens dat ik op de racefiets zit of aan het hardlopen ben. Dan word ik duizelig van geluk wakker.

…en voorspellende dromen.
In 1995 waren mijn en Joris’ ouders ’s avonds bij ons op de koffie geweest. ’s Nachts droomde ik daarover. We dronken wijn, proostten en riepen in koor: ‘Op het nageslacht!’ In mijn droom keek ik opzij. Op de muur stond in grote letters: 1 april! Ik vond het maar een achterlijke droom.
1 april 1996 werd ik moeder. In verwachting geraakt terwijl ik de pil slikte.

Je kunt dromen duiden m.b.v. droomuitleg-boeken. (Waarin bijv. staat dat dromen over een groot spinnenweb een ongunstig teken is.) Alleen ligt het antwoord niet altijd voor de hand.
Stel, je bestuurt een vrachtwagen en je kunt niet goed bij het rem- of gaspedaal, dan maakt het een groot verschil of je vrachtwagenchauffeur van beroep bent of alleen je “gewone” rijbewijs hebt. In het laatste geval zóu het kunnen betekenen dat je in het dagelijks leven iets doet wat je boven je macht gaat.

Tijdens de twee donkerste perioden in mijn leven – in 2005 in de ggz en afgelopen winter/voorjaar – kreeg ik van tevoren een soort visioen. Op het moment zelf begreep ik er weinig van. Toen ik midden in de ellende zat, vielen de kwartjes en had ik er steun aan.

In de ggz voelde ik me toentertijd heel alleen. Ik kreeg daar een droom over mijn oma die ruim 10 jaar geleden was overleden. Ik was bij haar op bezoek in haar oude huis in Kralingen. In de woonkamer zat allemaal familie. Mijn oma en ik zaten naast elkaar op een stoel. Ineens kwam er een mist opzetten die de andere familieleden aan het oog onttrok. Mijn oma sloeg haar arm om me heen en knuffelde me. Als ik eraan denk, voel ik weer de ontroering; de droom voelde zo echt.

Verder ben ik heel gewoon gebleven, hoor. Jullie kennen me langer dan vandaag: ik ben geen zweverig type. Eerder licht tobberig en vreselijk onhandig.

Herinner jij je weleens een droom? Of, als je nooit denkt te dromen: heb je een dagdroom? 

Scheef

Wat ik gisteren nou weer had!
Ik deed een plas en kreeg zulke pijnscheuten in m’n rug dat ik niet meer op de wc kon blijven zitten, maar ook niet overeind kon komen. Van ellende liet ik me op de grond zakken.
Daar zat ik dan: op z’n hondjes met mijn pyjamabroek op half zeven.
Ik jammerde: ‘Joris! Joris!’
Geen reactie. Zeker weer achter de vrouwen aan.

Met behulp van de deurpost en de wasbak hees ik me overeind en schuifelde richting de trap. Daar kreeg ik vlijmscherpe steken en zwarte vlekken voor mijn ogen. Ik durfde niet naar beneden en begon te grienen. Zachtjes. Want dat deed ook zeer.

Ineens ging de buitendeur open. Joris en Rosa stonden druipend in de deuropening.
‘Wat heb jij nou?’ vroeg Joris.
‘Mijn rug is stuk,’ snikte ik, ‘Ik denk dat ik spit heb.’
Man sleepte me naar beneden en stationeerde me in de keuken. Daar bleef ik onbeweeglijk tegen het aanrecht aan leunen.

Saartje – onze hooligan – voelde zich verwaarloosd. Mijn eerste taak ’s ochtends is haar groente brengen en ik verzaakte deze eervolle opdracht. Als protest maakte ze ruzie met haar lege voederbak en liet het alle plinten van de kamer zien.

‘Wil je dat beest te eten geven?’ vroeg ik.
‘Tuurlijk,’ zei Lief. ‘Kan ik verder nog iets voor je doen?’
‘Ja, me helpen mij sokken aan te trekken; de konijnen buiten eten geven; een eitje voor me koken; mijn ontbijt op tafel zetten, me naar tafel begeleiden, me overeind hijsen uit de stoel als ik klaar ben…’
Joris keek bedremmeld terwijl hij de klok achter mijn hoofd raadpleegde.
‘Hoe langt duurt spit?’ wilde hij weten.
Die vraag snapte ik. Heeft-ie eindelijk zijn kwaliteitsverlof van twee maanden, krijgt hij een dagtaak aan de verzorging van zijn eega.
Ik monterde hem meteen op, want zo ben ik: ‘Binnen drie weken is het meestal wel over.’

Momenteel zit ik in sjofele kleren rechtop op een stoel. Ik adem zo min mogelijk. Als ik iets laat vallen, raap ik het op met mijn tenen zodat ik niet hoef te bukken, en ik kreun bij iedere beweging die ik maak. Edoch, klagen ligt gelukkig niet in mijn aard.
Als ik jeuk op m’n rug krijg. wring ik me niet in allerlei bochten maar pak ik de houten lepel van het slacouvert. Ik krab er schaamteloos de vellen mee van mijn rug. Even blazen. Klaar.  Ik ben mijn eigen motivator en doe lichte oefeningen. Ogen dicht, ogen open, ogen dicht…Voor iemand met spit maak ik grote stappen.

Tijdens mijn zit-sessie op de stoel viel me iets vreemds op. Mijn tekening aan de muur hangt scheef. Precies zoals mijn rechterschouder hangt als ik “rechtop” sta. Gisteravond toen ik naar bed ging, hing de tekening nog recht. Zouden zich in Huize Kakelbont mysterieuze krachten afspelen?

(Noot van de redactie: bekijk vooral de lijst: maatwerk van mijn vader.)

In de stoel

Ik voelde altijd al een onbedwingbare hunkering om in deze stoel plaats te nemen. Zelden was het moment geschikter: het ziekenhuis is de rust zelve. Bij de koffiecounter zit welgeteld één man en de servicebalie is leeg.
Ik kijk weer naar de stoel: voor het luttele bedrag van twee euro is-ie tijdelijk van mij. Ineens krijg ik haast, diep een muntstuk op, werp het in het kastje en neem plaats.

Langzaam gaan mijn benen omhoog. Ik heb echt zin in dit zen-momentje en leun ontspannen achterover.
Onder me voel ik diverse rolbewegingen. Het is alsof ik op airbags zit waar afwisselend lucht wordt in- en uitgeblazen.
Abrupt stopt het rollen en begint het apparaat te trillen. Ik grijp mijn tas op schoot steviger vast en kan mijn lachen niet inhouden. Aan deze euforie komt snel een eind want ineens komt het ziekenhuis tot leven. Het is alsof de massagestoel een magneet is die patiënten uit alle hoeken en gangen naar zich toetrekt. De mensen gaan bij de koffiecounter of de parkeerautomaat stellen zich in filevorming op, en hebben niets beters te doen dan naar mij te kijken.

Twee zussen blijven arm in arm op enige afstand voor me staan. Ze hebben sjaaltjes om hun nek geknoopt alsof ze padvinders zijn en om hun mond zitten plooirokjes. Hun gezichten  stonden op chronische bezorgdheid maar sinds ze mij in hun vizier kregen, straalt de zon op hun gelaat.
Een man pakt zijn vrouw bij de elleboog en zegt: ‘Die stoel wilde jij toch ook altijd zo graag proberen?’
‘En dan door iedereen bekeken worden,’ sist ze hem hard toe. ‘Ik dank je feestelijk!’

In één keer is alles weg wat de stoel belooft: “Een moment van ontspanning in deze gejaagde tijd.”
Ik sta slechts nog óp spanning.

Ik sluit mijn ogen en doe alsof ik hier niet ben. In plaats daarvan zit ik op een matje op het strand en luister naar de golven.
Het lukt niet.
In mijn hoofd ben ik alleen maar met de toeschouwers bezig. Ik heb het gevoel dat ze zich ten koste van mij amuseren. Dit is vele malen enger dan een naaktselfie maken. Als dit nog lang duurt, raak ik overstuur.

Zelden duren vijftien minuten zo lang.
Zodra de onderkant van de stoel omhoog komt, wacht ik niet tot de zitting stilstaat. Ik vind een glimlach, zet ‘m op mijn gezicht en schiet overeind alsof ik gelanceerd word. Dat is dom. Heel dom. Het begint te draaien voor mijn ogen en van ellende moet ik me weer terug in de stoel laten zakken.
De twee zussen volgen gebiologeerd mijn actie. Dankzij mijn te lage bloeddruk krijgen zij extra waar van mijn geld.

Ik begrijp volkomen waarom ik nimmer mensen heb zien plaatsnemen in deze massagestoel: hij is slecht voor je gezondheid. Hij werkt vooral op de lachspieren van anderen.