Categorie archieven: Kakelvers
Broodnodig
‘Dat brood wilde ik net pakken,’ zegt een zeurderige stem.
Geïnteresseerd draai ik me om en kijk in het verbaasde gezicht van een man die het laatste exemplaar van een Pain de Boulogne in zijn handen houdt. Hij is modieus gekleed en dat zie ik graag, zolang hij maar wel op een armlengte afstand blijft.
De stem – die klonk als die van een dreinend kind – behoort toe aan een volwassen vrouw. Ze trekt een ongelukkig gezicht. Is ze werkelijk zo gebakken op dat speciale brood?
Ik eet bijna geen brood meer, maar áls ik het eet, is dit ook mijn favoriete brood. Heel donker, een knapperige rand, en met een lik roomboter en een plak kaas smaakt het naar een gebakje. Wat wil een mens nog meer? Een heel brood.
De man twijfelt. Er ligt nog brood voor een heel weeshuis in de schappen, dus waarom doet de vrouw zo moeilijk? Hij bekijkt haar wat beter. Ze ziet er gezond van geest uit, type Hollandse boerin met kleur op haar wangen en brede schouders, en met een gezicht als een zuurpruim maar dat is logisch met zo’n neus.
De man besluit de vrouw te negeren en zich te concentreren op zijn boodschappenbriefje. Heel verstandig.
De vrouw echter geeft nog niet op en herhaalt als een kapotte grammofoonplaat dat zij dat brood wilde pakken.
Zou ze gedronken hebben? Dat kan natuurlijk ook nog.
Ik treuzel bij de gevulde koeken, want ik wil weten hoe dit afloopt.
De man is onzeker over de te volgen strategie. Langzaam gaan zijn handen in de richting van het heel bruin, en hij stelt voor: ‘Zullen we allebei een halfje nemen?’ Zijn handen met het brood gaan al richting de medewerkster van de broodafdeling.
Wat een aardige, tolerante man!
De vrouw zegt brutaal: ‘Mag ik het hele brood?’
Eén moment is de man bevroren. Dan wordt zijn gezicht zo rood dat ik vrees voor zijn bloeddruk.
Als hij geen “nee” durft te zeggen, wil ik dat wel voor hem doen.
Maar het kan hem allemaal niets meer schelen: of ze nou kierewiet, beschonken of extreem onintelligent is, hij legt het brood terug in z’n karretje en gaat er plankgas vandoor. Binnensmonds mompelt hij wat hij van de vrouw vindt.
De bakkersvrouw verbergt haar lachende gezicht achter een grote stapel versgebakken appeltaartjes. Je houdt altijd baas boven baas, natuurlijk.
Leer vloeken
Boeren kennen het gezegde: “Neem een geit en leer vloeken.”
De eerste staat namelijk garant voor het tweede.
Geloof me: met een bruine labrador kom je een ook heel eind.
Toen we Rosa pas gehaald hadden, schreef een vriend: “Weet waar je aan begint. Het zijn bruine donders.”
Had ik Rosa toen maar meteen teruggebracht, maar ik was natuurlijk eigenwijs…
In de polder mag ze loslopen. Aan het eind van onze ronde roep ik haar.
Luisteren? M’n naadje.
Wat ik ook probeer, niets helpt: doorlopen zonder omkijken, flemen, een zalvende pathos, roepen, fluiten, uitschelden in vloeiend Rotterdams – je begrijpt: hier laat iemand zich meeslepen – maar Rosa verblikt of verbloost niet.
Na een kwartier ben ik het zo zat, ze bekijkt het maar! Ik kan amper wat zien, want m’n bril is zeiknat van de regen, en ik heb het koud. Hare hoogheid is gechipt, ze weet waar ze woont, ze ziet maar hoe ze thuiskomt.
Ik stap in de auto en rijd weg.
Wat ik hoop, gebeurt: Rosa komt in allerijl uit de bosjes gestoven.
‘Bitch!’ mopper ik goedkeurend. Ze stormt op me af, ik stap uit zodat ze op haar zeil in de kofferbak op de achterbank kan springen.
Een tel kijkt ze me aan. Haar blikt zegt: fuck you, baasje, ze draait zich om en rent achter me langs een sloot in waar een stel eenden hun roes ligt uit te slapen. Als het gevogelte is opgejaagd, klimt Rosa weer op de kant, en loopt doodleuk vlak voor me langs het weggetje over naar de andere kant. Daar gaat ze door modderplassen lopen banjeren.
Ik ben in staat me wenend ter aarde te storten, maar ik vertik het.
Een half uur en talloze gebeden later, loopt ze schoon het huis binnen. Daar gedraagt ze zich als een hysterisch opgetogen hond. Terwijl ze anders na een uur rennen, bewusteloos neerstort op haar plaid, gedraagt ze zich als een adhd-puber die de woonkamer afbreekt. Ze doet alles waarvan ze weet dat het niet mag.
Mijn boosheid bonkt tegen het plafond en ik speel mijn laatste troef uit: ik sleur haar mee naar boven, prop haar in de bench, en trek de deur van het kamertje achter me dicht. Daar mag ze blaffen tot ze een ons weegt.
Na tien minuten is ze stil en mag ze eruit.
Ik word begroet als haar beste vriend die haar op het nippertje van de verdrinkingsdood redt. Blijmoedig schurkt ze zich tegen me aan, haar kwispelen weet niet van wijken. Likkebaardend loopt ze voor me uit naar de trapkast. Bedelend houdt ze haar kop schuin: een kluifje, baas?
Fuck you, Rosa!
Auditie
Roos ging naar twee open-avonden van het Erasmuskoor en kwam stuiterend thuis: dat wilde zij ook! Lief en ik liepen niet over van gretigheid. Ze heeft meer dan genoeg omhanden als student, maar Kind had er over nagedacht. De repetitie was op de nog enige lege avond in haar agenda. Dat moest voorbestemd zijn! En als ze mijn auto mocht lenen, zou ze uiterlijk 22.30 uur thuis zijn.
Na de blijdschap van deze mededeling viel ze stil. Ze zag er ineens tobberig uit.
‘Als ik naar het koor wil…moet ik…auditie doen.En de concurrentie is moordend. Er hebben zich al hartstikke veel meiden opgegeven, waarvan sommige thuis zangles kregen…’
‘Dan moet je toonladders gaan oefenen,’ zei ik. Het klonk alsof ik er verstand van had.
Roos en ik bekeken filmpjes op YouTube en wanneer er niemand in de buurt (lees: binnen gehoorafstand) was, oefenden Roos en ik toonladders. Weer een ervaring rijker: nooit geweten dat daar zoveel verschillende deuntjes voor zijn. Eerst aarzelend (de schaamte voor vals zingen was groot) daarna iets zelfverzekerder. Van hoog naar laag en weer terug. Bij hoog leek mijn stem op een krassende kraai. Roos kwam een stuk hoger.
Een week nadat ze zich had opgegeven, zei ze: ‘De auditie is op zondagavond om acht uur bij de dirigent thuis.’
‘Zondagavond? Acht uur? Bij hem thuis?’ herhaalde ik schaapachtig. ‘Weet je vader dat al?’
‘Doe nou maar rustig,’ sprak Roos luchtig, ’het is bij hem thuis omdat zijn vrouw een muziekstudio heeft. Boven een stofzuigerzaak,’ voegde ze er aan toe, alsof deze kruimel informatie alle twijfel zou wegnemen.
Op de bewuste avond laat Roos zich door haar vader naar de auditie rijden. Het adres is nogal in een gribusbuurt.
Mijn mobiel gaat. Acht minuten over acht. Is ze nu al klaar?
‘Hoi mam,’ tettert Roos paniekerig, ‘het loopt uit! Ik ben zó zenuwachtig! Wat nou als…Oh…ik moet gaan!’ en wég is de verbinding.
Nagelbijtend roep ik alle zanggoden aan.
Tien minuten later klinkt weer mijn favoriete deuntje.
‘Ik ben toegelaten!’ schreeuwt Roos, ‘als sopraan 2!’
Nu zingt ons koor-chickie thuis uit volle borst(en.) De zanggoden zij geprezen.
Cameraman in ruste
De man van mijn vriendin is overleden.
Wat hij deed, deed hij met een volle 200%. Hij haalde met plezier de 60-urige werkweek.
Hij was een brainstormer, een man die ver buiten de gebaande paden dacht. Als fotograaf en cameraman/filmmaker kwam hem dat uitstekend van pas.
Dieren konden op zijn steun rekenen. In zijn telefoon was een van de eerste nummers die hij invoerde dat van de dierenambulance.
Twee jaar geleden bleek er een kwaadaardige ziekte in hem geslopen te zijn: prostaatkanker.
De prognose van de ziekte was slecht. Nederland bleek al snel het land met de duurste zorg en de minste mogelijkheden te zijn. Hier werd hem slechts palliatieve zorg aangeboden. Hij vond dat een staaltje van discriminatie. Hij wilde ertegenin, ertegenaan!
In Duitsland waren legio mogelijkheden. Artsen drukten hem ook op het hart een dieet te gaan volgen. De kans op genezing bleef klein, maar hij vatte dat hardnekkig op als de kans persoonlijk de statistieken te gaan veranderen.
Hij vrat elke letter die hij over prostaatkanker en elke mogelijke behandeling kon vinden. Hij deinsde niet terug te discussiëren met “witjassen” in het Erasmus. Hij onderging chemo’s, radiumtherapie en ervoer de kracht van het juiste dieet.
Hij bleef vastbesloten 82 jaar te worden. Zodra hij genezen was, zou hij een campagne op poten gaan zetten om het grote publiek ervan te doordringen dat kanker grotendeels ontstaat door verkeerde voeding.
Op alle denkbare manieren heeft hij geprobeerd zijn ziekte in te dammen. Daardoor heeft hij nog twintig maanden kunnen doen wat hij het liefst deed.
Voor “later” had hij nog wilde plannen.
Het heeft niet zo mogen zijn: hij is maar 51 jaar geworden.
Achter elke sterke man staat een sterke vrouw. Mijn vriendin is geen moment van zijn zijde geweken. Ze heeft “een schatkist vol bijzondere herinneringen waarmee ze nog een heel rijk leven gaat leiden.”
Ik wens haar alle kracht die ze nodig heeft…