Hulp!

Het is weer dinsdag en dan komt onze hulp. Dat betekent dat er eerst puin geruimd moet worden.
Kinds kamer is er het ergst aan toe. Roos – de stakker – moet haar bed afhalen en dat valt niet mee als je er net onder vandaan kruipt. Of dat nog niet vermoeiend genoeg is, moet ze het beddengoed samen met haar vuile sokken in de wasmand op zolder gooien. Daarna opent ze voorzichtig het raam.
Schoenen die naast het schoenenrek liggen, gaan de kast in; tijdschriften en kranten gaan op een stapel, en snel veeg ik met veger en blik wat losse keutels van Saartje op. Het blijft genant iemand jouw persoonlijke rommel op te laten ruimen.

Daar is onze rots in de branding!

Yargul heeft een lieve man en vier kinderen.
‘Waarom heb jij maar één kind?’ was haar eerste vraag aan mij.
‘Mogen jouw dochters trouwen met wie ze willen?’ vroeg ik aan haar.

Op haar achttiende is Yargul getrouwd en uit Turkije naar Nederland gehaald. Na drie maanden was ze zwanger. Ze begreep niet hoe het kind erin was gekomen, laat staan hoe het geboren moest worden. Ze sprak geen woord Nederlands, en had hier geen kennissen of familie.

In Turkije is ze wel naar school geweest, maar er was daar een tekort aan leraren. Als er al les werd gegeven, gebeurde dat in het Turks terwijl zij Koerdische is en Koerdisch spreekt: een taal die in Turkije nog steeds officieel verboden wordt.

Toen haar oudste naar de lagere school ging, is Yargul mondjesmaat Nederlands gaan leren. Ze heeft een tijd op Nederlandse les gezeten, maar dat vond ze te moeilijk. Nu leren haar kinderen haar Nederlands lezen met behulp van kinderboekjes uit de bieb.
Omdat haar man moeite heeft met de praktische kant van zijn integratiediploma (onbegrijpelijk, want hij spreekt vloeibaar Nederlands) kunnen ze niet op vakantie naar Yarguls ouders in Turkije.

Yargul heeft nog het meest wel van een poetsend, mollig kaboutervrouwtje.
Ze klopt en ze veegt en ze zuigt.
Ze neemt zelfgemaakte yoghurt mee en die mag ik dan opeten.

Ze is een lieverd, altijd vrolijk en ze heeft een geweldig gevoel voor humor.
We praten over alles: de kinderen, hoofddoekjes, Sinterklaas, Kerst, Ramadan, het Suikerfeest, hun moestuin, haar jeugd op de boerderij van haar ouders in Turkije…
We begrijpen elkaar niet altijd, maar met handen en voeten komen we er toch uit. Wat ook enorm helpt is lachen om jezelf!

In de stemming

Verkiezingsperikelen. Ze kunnen haar gestolen worden. Hetzelfde treurige spektakel als de voor- tussen- en nabeschouwingen van voetbalwedstrijden. Allemaal ruis.

Wedden, dat als Bram zo thuiskomt, hij zich weer wat in zijn handen heeft laten stoppen? Een vlag, een vaantje, een sticker, een roos… Hij zegt nooit nee.
‘Die mensen doen ook maar hun werk,’ is zijn mening.
Maakte hij maar onderscheid van welke partij de gift afkomstig is. Vorig jaar was-ie met een groene stropdas aan komen zetten.
Nou, die had zij prompt bij de buurman door de brievenbus gepropt.
Daarna had ze de klep van de Kliko opengezet zodat Bram alle folders er linea recta in kon gooien. Met een knipoog had hij gezegd: ‘Oud papier, schat.’
Ze krijgt hem nooit eens fijn op de kast.

Ze verafschuwt Geert met zijn achterlijke kapsel. Zijn foto op de voorpagina van de krant legt ze bovenop in het konijnenhok: die zal als eerste onder gepiest worden. De meest vreselijke partij vindt zij toch wel de SGP. Een partij waar vrouwen nauwelijks rechten doch des te meer plichten hebben. Ze spuugt erop!

‘Ik heb nu toch iets voor je meegenomen,’ zegt Bram. Hij lacht schalks, want hij weet al wat haar reactie zal zijn.
‘Ogen dicht en handen open. Gewoon even leuk meedoen,’ geeft hij er als advies achteraan.
Met gesloten ogen houdt ze haar handen voor haar buik. Ze voelt dat er iets zachts opgelegd wordt, en zonder dat ze het van plan was, wordt ze nieuwsgierig.
‘Kijk maar,’ zegt haar man.

“100% katoen,” leest ze op het label. Ze slaat de lap open: het is een t-shirt. Haar oog valt op de naam van de partij die er met bescheiden letters op gedrukt staat. Van afschuw trekt ze haar lippen in een afkeurende streep, haalt haar neus  op, en spuugt met verve op de lap. Ze kijkt om zich heen, zoekt een geschikt voorwerp, bukt, en gaat met de nog witte lap over de zevenmijlslaarzen van haar man.
Geamuseerd kijkt hij toe. Zijn vrouw mag dan af en toe klagen, hij weet precies wat hij aan haar heeft.

Saartje (1)

Kennen jullie Saartje nog? Ons huiskonijn? Ze heeft een fluwelen oogopslag die de indruk wekt dat ze een konijn met verfijnde manieren is, maar laat je door dat loeder niet in de luren leggen. Inmiddels is ze ruim acht maanden en deelt ze de brokjes uit in Huize Kakelbont.

’s Ochtends krijgt ze groente op een schoteltje. Vaak duwt ze stukjes peen van het schoteltje op de grond en schuift het door de keuken voor zich uit. Het zal haar worst wezen dat de vloer daar oranje van wordt. Ik heb gewaarschuwd dat als ze dat blijft doen, ik de vloer met haar hangoren aanveeg! Met mij wil ze geen ruzie, want ik van de catering.

Als mevrouw te lang op haar eten moet wachten, springt ze op tafel en begint ze vast aan de blauwe druifjes.

Na haar ontbijt doet Saar rek- en strekoefeningen met haar voor- en achterpoten. Dat doet ze áltijd. Behalve wanneer ik het wil filmen…Dan gaat ze zich ineens zitten vlooien en holt daarna naar de konijnenbak voor een plas en een berg keutels.

Ze heeft ook een activitybal: een plastic bal die je vult met eten. Door de bal voor zich uit te duwen, kan Saartje lekker snacken en blijft mevrouw Konijn toch in beweging. Ze stoot de bal tegen de plinten alsof het een keu tegen een biljartbal is. Douze points!

Hoe leer je een assertief konijn kunstjes? Nou, niet.
Deze high five! lukt alleen als hare majesteit lekkere trek heeft.

Wees gerust: Saartje is niet dood, ze doet alleen even een dut. Het is vermoeiend, heel de dag los rondlopen in huis!

Taai-dood

Na vier jaar Oosterse vechtsport gaf Roos het na de Kerst op. Voor de jeugd was ze geen partij en voor de volwassenen niet sterk genoeg. Ze stopte ook maar meteen met hardlopen, dat ging in één moeite door.

‘Begin weer met hardlopen,’ zeg ik tegen haar, als ze weer met een geestelijk afwezige blik op de bank hangt.
Ik word bedankt.
‘Dan ga ik met je mee op de fiets,’ bied ik aan.
‘Ma-ham, doe normaal!’
Omdat ik niet weet hoe dat moet, doe ik er het zwijgen toe.

‘Ga mee naar Tae-Bo,’ spoort vriendin Suzanne aan. ‘Het is een mix van karate, kickbocksen en aerobics op coole muziek. Het is echt leuk!’
Roos raakt meteen buiten zichzelf van opwinding en gaat mee voor een proefles.

Met een hoofd als een tomaat valt Roos de huisdeur binnen. Hangend aan de deur houdt ze zich overeind. Met jas en schoenen aan strompelt ze naar binnen, negeert Saartje die aandacht wil, en laat zich stijl achterover op de bank vallen.
‘Godsamme,’ zegt ze naar adem happend, ‘Ik…ben…ka-pot. Het is… meer Taai-Dood…dan Tae-Bo.’

‘Het is goed dat die hersens van je eens wat extra zuurstof krijgen,’ roept Lief. Hij doet zijn best niet om te rollen van de lach.
Als Roos ziet hoeveel moeite hem dat kost, roept ze vol innige overtuiging: ‘Hierzo! Dat is zo…onrechtvaardig. Ik heb me full-time in het zweet gewerkt…Weet je wel wat ik allemaal…moest doen, hè?
Ik moest op de grond liggen… en me opdrukken met één hand. Dat hoort een mens niet te kunnen!… En bij dansen met gewichten zei Suus:“Je neemt géén gewichtjes van één kilo…want die gebruikt mijn oma ook.”’

Lief ligt krom.
Het liefst zou Roos bovenop zijn nek springen, maar ze heeft er de energie niet voor. Lamlendig zwaait ze met haar wijsvinger en belooft ze: ‘Morgen pak ik je.’
‘Poesie!’ jut Lief haar op.
Roos schopt haar schoenen uit, trekt haar jas uit, gooit ‘m in de richting van haar vader en besluit haar betoog met een voldaan: ‘Ik deed het anders best goed.’

Roos kan niet wachten tot Taai-dood, Taai-Fun wordt.

Wokken

Lief heeft een hoog cholesterolgehalte. Niks nijpend maar toch… We eten al reuze verstandig, dus waar valt nog winst uit te halen? Ik dacht: laat ik eens gaan wokken. Man kocht de pan en ik de ingredienten. Recepten genoeg, maar Kind en ik moeten er ook van mee-eten en daar wrikken onze teenslippers: allebei heetgebakerd maar een afkeer van gepeperd eten. Deze keer zou ik echter niet moeilijk doen over knoflook, gember en pepers, maar als een volwassen vent mijn bord leegeten.

Tijdens de bereiding loerde Kind angstvallig in de pan. Die kleine rode ringetjes hè, dat is toch dat rode tuig waar je lippen van in brand vliegen en naar buiten toe omkrullen? Om over je tong maar te zwijgen.
Ik moest haar gelijk geven: het eten rook pittig, en ik begon al spijt te krijgen van mijn stoere voornemen. Ik hield Saartje een stukje peper voor. Ze snuffelde eraan en trok haar neus op: vreet dat zelf maar op. Dat gaf te denken, want Mevrouw Konijn lust alles.

Wij gingen aan tafel.
Man proefde even, deed er nog wat likken sambal door, en viel verlekkerd aan. Kind en ik namen voorzichtig een hap.
Ha-ha-héét! We keken elkaar aan en dachten hetzelfde: op de verpakking van het zakje saus had “mild” gestaan. Absoluut een grove leugen!
Echt, Kind en ik deden ontzettend ons best, maar al naar enkele happen kregen we een loopneus, en stonden de tranen in onze ogen.

Ik proefde zelfs geen groente of vlees meer, alleen maar felle prikken op mijn tong. Alsof ik in een egel beet. In paniek pakte ik het glas water, hing mijn tong erin en dronk gulzig het glas leeg.
Kind krijste dramatisch, duwde haar stoel achteruit, en vloog naar de keuken, waar ze haar tong onder de stromende kraan hing.
We hoefden niet met haar naar het brandwondencentrum, maar de rest van de avond zag ze er wel verhit uit, en had ze een verschroeiende dorst.

Met Man heb ik een pittig gesprek gevoerd. Sindsdien eten we milder.