Herfstlichtjes

‘Kijk,’ wijs ik, ‘die daar hangen, die wil ik hebben.’ Roos volgt mijn voorbeeld en dan staan we allebei met ons hoofd in onze nek naar boven te kijken. Wat ik hebben wil, hangt ver buiten ons bereik.
‘Wat zijn ze mooi, hè?’ zeg ik zuchtend van begeerte.
We hebben al een rondje dorp gefietst, en mooier dan ze hier hangen, vind je ze nergens. Warm oranje rood…
Met afgevallen, lange takken proberen we de blaadjes binnen schaarbereik te brengen, maar dat mislukt jammerlijk.
‘Je kunt de brandweer bellen,’ zegt Roos. Ik zie mezelf wel staan in het ijzeren bakje aan het eind van een ladder.

Weer thuis doe ik via whatsapp mijn beklag tegen een blogvriendin. Oh…maar daar weet zij wel iets op: morgen gaat zij de mooist gekleurde voor me rapen en naar me opsturen. Hoezo, beter een goede buur dan een verre vriendin?

Wachten duurt altijd lang, zeker als tante Post vijf dagen over de bezorging uittrekt. Maar dan: plof!

De blaadjes leg ik te slapen in het telefoonboek. Ze zijn moe geworden van de lange reis 🙂 Saartje springt gezellig op het telefoonboek, trekt een steeltje uit de zijkant, knabbelt het blaadje op en proeft dat het goed is.

Als de blaadjes droog genoeg zijn, gaan Roos en ik aan de slag. Wanneer onze decoraties af zijn, glundert Roos nog harder dan de lichtjes!

Ook herfstlichtjes maken? Klik hier voor de beschrijving.

Nieuw jasje

Een nieuwe herfst, een nieuwe lay-out…

Sommige broers geven hun zus een bos bloemen, een boek, of een slap handje. Mijn Broea bouwde een blog voor me!

Na vijf jaar en 150.000 bezoekers neem ik met een buiging afscheid van het “Desk mirror thema.” Het was de hoogste tijd voor een nieuw jasje.

Melody NIET bedankt voor het installeren. Je houdt niet van bedankt worden, en je weet, dan dóe ik dat ook niet. Ik geef je trouwens gelijk. Het stelt niets voor om vanuit Drenthe even naar mij toe te komen, en zo groot was je bijdrage nou ook weer niet. Sorry! Sorry! Ik heb je diverse hartverzakking bezorgd, maar gelukkig kreeg ik je elke keer met een kop koffie weer aan de praat.
Vergeet ik toch het beste paard van stal te bedanken, want Roos heeft de kopfoto voor me gemaakt. Dankjewel, Kind!

Lieve Lezers. Het is jullie vast nog niet opgevallen dat ik van blauw houd?
Ik hoop vooral dat jullie blijven lezen én reageren, want dat maakt bloggen de moeite waard.

De gezusters House

Hortend en hikkend komt hun auto naast de mijne tot stilstand. Er zitten twee rasechte Hollandse dametjes in die zich degelijk hebben voorbereid op het weer buiten. Reeds in de auto hebben ze hun doorzichtige regenkapjes al op. Buiten is het droog.

Ze lopen synchroon en op de manier zoals House dat doet: zwaar leunend op been en stok, zodat ze daarna een iets verende beweging omhoog maken. En allebei tegelijk, want ze zijn tot in de detail een tweeling! Ze lopen het winkelcentrum in, en nemen niet de moeite hun regenkapjes af te zetten. In hun vrije hand hangt een ouderwets tasje. Hun monden bewegen een stuk sneller dan hun benen.

Een uur later loop ik naar het toilet bij de Hema, en zie daar: de gezusters House gaan aan een tafeltje zitten. In de Hema schijnt blijkbaar de zon, want de kapjes mogen af. Ze voelen aan hun haar.
‘Ze zijn wel fijn die kapjes, hè, maar je haar gaat er altijd zo plat van zitten,’ verzuchten zij tweeën eensgezind. Ze vouwen de droogkapjes op en binden ‘m om de stoelleuning vast.
Ik duik het damestoilet in en doe ik een merkwaardige ontdekking: op de spoelbak ligt een autosleutel, die ik beleefd afgeef bij de klantenservice.

Beladen met boodschappen sta ik bij mijn blauwe koets. Net op tijd, want het begint te spetteren. Vanuit een ooghoek zie ik tweeling House aan komen hobbelen. Het spetteren gaat over in plenzen, en voor hun doen stappen ze stevig door. Tot ieder naast een autoportier staat.
Ze voelen synchroon in jaszakken en tasjes, en wisselen ongeruste blikken.
Er begint me iets te dagen. Ik stap uit.
‘Bent u uw autosleutel kwijt?’ Ze knikken.
‘Ik heb ‘m gevonden’, zeg ik, ‘op het toilet bij de Hema.’
Ze kijken elkaar aan. Moeten ze dat hele pokkeneind teruglopen? Vandaag nog? Zaten ze nou maar in een rolstoel. Samen met de regen zakt de moed hun in de schoenen.
‘Ik ga wel even,’ bied ik aan. Ik hol naar de klantenservice voor de sleutel, breng een bliksembezoek aan het cafetaria  – ‘sorry, ik ben iets vergeten, ja, dank u wel’ – en race naar de uitgang. Buiten trekken ze alle sluizen open. Mensen wachten op een kluitje bij de uitgang tot het ergste water gevallen is. De zusjes House staan zeikzat en verkleumd naast hun auto. Zonder regenkapje.
Dáár krijgen ze pas plat haar van…

Daar zakt mijn broek van af

Hoe bestaat het: springt de knoop van mijn spijkerbroek. Niet thuis op de bank, wat immens praktisch zou zijn, maar als ik naast mijn fiets op de pont sta te wachten. Het lipje van de rits is ook nog onbetrouwbaar, want als er teveel spanning op komt te staan, laat-ie het afweten. Net een mens.

Met mijn rechterhand aan het stuur en de linker aan mijn broek, hobbel ik de pont op. Ik moet de schuine verhoging op, wijst de kaartjesverkoper. Ja, dat weet ik ook wel, maar daarvoor moet ik mijn fiets optillen.
Doe ik dat niet, dan schuift de fiets scheef weg, en valt-ie.
Doe ik dat wel, dan zakt mijn broek naar beneden.
‘Wilt u het voor me doen,’ vraag ik aan de kaartjesman.
‘Sorry?’ zegt hij. Ik kan het de stakker niet kwalijk nemen. Krioelt het van de jonge meiden, vraagt uitgerekend een 100-jarige om hulp.
‘Wilt u het alstublieft voor me doen? De knoop is van mijn broek gesprongen.’ Ik kijk er zo hulpeloos mogelijk bij. Als ik wil, kan ik dat best.
De andere passagiers volgen ons gesprek op de voet. Ik zie ze denken: een vrouw in onderbroek met haar broek op de enkels. Toe, laat ons ook eens lachen.
Gelukkig staat de kaartjesknipper me bij.

Mijn volgende uitdaging is om in rechte lijn van de pont naar boven de dijk op te fietsen. Het lukt, maar je moet niet in mijn spieren kijken; daar is het oorlog. Als ik zonder ongelukken de supermarkt in het dorp kan bereiken, ben ik gered.

Mijn fiets op slot zetten, lukt niet, maar ik ben toch binnen tien seconden terug.
Ik hol door de klaphekjes naar de groente- en fruitafdeling, ruk met één hand een plastic zakje van een rol en verbind daar twee riemlussen ter weerszijden van de rits mee. Eindelijk kan ik met twee losse handen over straat. Gered door een gratis plastic zakje. Was alles in het leven maar zo gemakkelijk op te lossen…

Dijkverzwaring

Schrijfuitdaging WE-300 van Plato voor de maand oktober met als thema: kwaliteit. 

‘Erg hè, mevrouw, dat alles gesloopt wordt? U bént toch van hier?’ Ik knik.
‘Mijn huis stond daar,’ wijst de man naar links, ‘ik heb er 53 jaar gewoond. Het is opgeofferd aan de dijkverzwaring.’ Ik kijk de man aan. Hij is een gedrongen kerel, met waterblauwe ogen, en welig tierende wenkbrauwen in een rood gezicht. Hij neemt een haal van zijn sigaret, en blaast nadrukkelijk de rook uit. De wind blaast de rook terug.

‘Mijn kinderen zijn er geboren, en mijn vrouw is er overleden.
Ik heb drie jaar ruzie gemaakt met de gemeente, maar voor de dijkverzwaring moet alles wijken. Ik snap het wel, hoor… Nou woon ik in een zorgcentrum…alles erop en eraan…’ Hij neemt een laatste haal van zijn sigaret, gooit ‘m op de grond en trapt ‘m nijdig uit met zijn voet.

We staan bij de oude scheepswerf te kijken. Weldra zal ook deze karakteristieke loods gesloopt worden.
De man vervolgt: ‘Er groeiden appels en peren aan de bomen. Laagstam, hè? Ook weg. Foetsie!’ Hij doet zijn armen omhoog en laat ze met een verontwaardigd gebaar weer zakken. ‘Ik heb nou centrale verwarming. Ook in de winter bij min twintig zal er water uit de kraan komen.
Ik heb vaak gemopperd op dat koude kolerehuis,’ biecht hij geemotioneerd op. ‘Zelfs met voorzetramen waaide er nog zand op de vensterbanken. Mijn vrouw werd er wel eens gek van.’ Hij wendt zijn hoofd af en kijkt in een verte die ik niet kan zien. Oprechte ontroering overvalt me.

Hij diept een zakdoek op, snuit zijn neus en vraagt of ik het begrijp.
‘Ik begrijp het,’ zeg ik, ‘Uw huis ademde geschiedenis.’
‘Ja…ja…dat heeft u mooi gezegd. Zo is het precies.’
De zon glimlacht door de wolken heen. De man ziet het niet, hij leeft in heimwee naar betere tijden.