Obese

‘Bobo eet niet,’ zegt Roos zorgelijk. Dat is inderdaad onrustbarend, want eten is zijn lust en zijn leven. Bobo’s rug staat bol van de pijn, en zijn buik voelt aan als een trommel. Af en toe trekt er een kramp doorheen, die me doet denken aan mijn barensweeen. Bobo’s reactie is dezelfde als de mijne toentertijd: hij weet niet meer waar hij van ellende moet kruipen, en bij elke golf komt er een kreun over zijn lippen.

En hij verhaart, niet normaal. Zijn hele lijf zit onder de losse dotten. Als je dan ook nog zijn soep-ogen ziet, zou je zweren dat hij een zwaar verwaarloosd knaagdier is. Dan moet je wel zijn prominente lijf negeren, anders is je eerste gedachte: daar zit een obese konijn.

Rillend van angst en stress, laat ons sulletje zich onderzoeken door de dierenarts. Zijn conclusie is dat Bobo door het oog van de naald is gekropen: hij heeft een verstopping gehad die op miraculeuze wijze spontaan is opgelost. Een waar wonder.
Zijn ziek-zijn is een combinatie van veel haar binnenkrijgen, en falende darmen. Daardoor wordt zijn weerstand minder en krijgt hij vieze ogen, legt de arts uit. Medicijnen en veelvuldig borstelen kunnen hem er weer bovenop krijgen.
‘Kunnen,’ zegt de man met nadruk. ‘Garantie tot de deur, want Bobo is oud.’ Nou, ik zal Bobo krijgen! Hij paste met dat overgewicht toch maar mooi door dat oog; ik weiger dan ook zijn aandoening te zien als een voorstadium van gehele aftakeling.

‘En hij is dik. Véél te dik,’ vervolgt de dierenarts. Hij kijkt mij over zijn leesbril bestraffend aan. De huid van ’s mans kalende hoofd weerkaatst het licht. Er zitten haren van Bobo op. Evenals achter zijn brillenglazen en onder zijn neusvleugels. Terecht, mompelt een vals stemmetje in mijn hoofd.
‘Er moet zeker twee kilo af. Hij mag voortaan nog maar twintig gram brokjes per dag.’ Twintig gram? Wil hij dat Bobo bewusteloos valt? Een crashdieet zou de man zelf ook goeddoen. Die gedachte houd ik natuurlijk voor me; ik wil de kerel te vriend houden. Ondanks dit slechte nieuws laat Bobo zich gretig in zijn mandje stoppen.

93 euro’s armer, maar Bobo en veel medicijnen rijker, omarm ik zijn behandeling met liefde. De shotjes, de zalf en het veelvuldig borstelen, missen hun uitwerking niet: hij komt er weer dik bovenop. Nu alleen nog een geaccentueerde taille…

Bijbaantje

Roos werkt regelmatig in het restaurant van een zorgcentrum. Tussen het serveren door wordt haar gevraagd of ze ook kamers van bewoners schoon zou willen maken. Kind straalt niet dat het een aard heeft, maar gretig om iets te verdienen, stemt ze in.

Elke kamer maken ze met z’n tweeen schoon; de één doet het sanitair, de ander stoft en zuigt. Roos gruwt van het sanitair, want de lucht die het verspreidt is verschrikkelijk. Als haar collega’s vragen wat Roos wil doen, antwoordt zij op opofferende toon: ‘Ach, ik stof en zuig wel.’ Zo is ze steeds de dans ontsprongen om toiletten uit te krabben. Vandaag kwam daar verandering in.

Of ze het toilet van kamer 12 goed schoon wil maken, want de bewoonster heeft nieuwe medicijnen gekregen en “het spuit eruit.” Roos heeft het betreffende toilet nog niet bestudeerd, maar wordt al draaierig bij de gedachte. Bij het stoffen en zuigen draagt ze al handschoenen; voor het soppen van de plee zou ze zich het liefst in plastic verpakken.

In een omgekeerd evenredige halleluja stemming komt ze thuis. Waar is het nagelborsteltje?  Het gezin gaat aan tafel; altijd een geschikt moment om de dag te reflecteren. Kind vindt het jammer dat niemand haar met het eindresultaat heeft gefeliciteerd, maar alla, alles is weer heerlijk schoon. Alleen: voor hoe lang? Die vraagt knaagt aan haar zielenrust.
Weten Lief en ik wel dat de leuningen van de trap krioelen van de bacterien? Iedereen in het verzorgingshuis houdt zich daaraan vast. Sommigen met zakdoek en al. Met zakdoek en al, hè? En kunnen wij haar ook uitleggen waarom muisjes voor op de boterham in de douche liggen? En waarom die kleine kamers zo overvloedig gemeubileerd zijn?

Lief en ik zijn uiterlijk heel meelevend, maar inwendig schudden we van de pret. We zien Roos in gedachten in de benauwde kamers de stofvlokken, muisjes en remsporen te lijf gaan. Het enige wat we niet kunnen zien, is de verontreinigde lucht die in het sanitair hangt, maar gezien Roos’ uitstekende beschrijving, is dat maar beter ook.

Over twee gaatjes en geluk

Lief vloekte niet, zei geen lelijk woord, maar uitte slechts enkele malen de kreet: ’Nee, hè.’ Met kracht, dat wel. Ik wist genoeg, spoedde mij naar boven en trof Man met gebogen hoofd onder de wasbak in de douche aan. Hij had die dag de voegen opnieuw gewit en gewassen, en wilde nog even snel het kastje onder de wasbak op zijn plaats zetten. Daarbij had hij dezelfde schroeven in dezelfde gaatjes gedraaid, en zie daar: druppels rolden van de muur op de grond. Moeilijk te incasseren voor een risicomanager. Ik zei ‘och’ en ‘wee’ en vroeg of hij koffie wilde. Hij wilde niks en was de rest van de avond niet aanspreekbaar.

De volgende ochtend werd ik bruut gewekt door Lief die tegels uit de badkamermuur hakte. Ik wist dat er die dag geen water uit de kraan kwam en hoopte dat ik last van obstipatie zou hebben.
Niets kon later onze verbazing schetsen: in de waterleiding zaten twee gaatjes, compleet met plug en al. Die hadden daar 17 jaar zacht gerust zonder één druppel los te laten. Geestdriftig noemde ik dat een wonder. Lief gromde.

De telefoon ging. Het was opa die wilde weten of Joris het nog een beetje naar z’n zin had in de vakantie. Ik zei dat het beter was hem in deze geestesgesteldheid niet aan de telefoon te krijgen: gaatjes…waterleiding…douche. Vol mededogen hing opa op.

Lief kon niet zelf met snelkoppelingen de leiding vervangen want er zat – diep triest – een bochel in. Een vakman werd ingeschakeld en een halve dag later was de klus geklaard. Toen kon lief de muur glad strijken, laten drogen, de tegels op maat zagen en ertegenaan gooien. Tegen de tijd dat alles weer aan de muur hing, hoorde ik hem zelfgenoegzaam zuchten.
De kraan liep gelukkig weer. Maar ja, je weet hoe dat gaat met geluk: er zit een houdbaarheidsdatum op. De volgende dag vonden we dat stromende water weer de normaalste zaak van de wereld.

Geen gaatjes

Vandaag mocht ik (ik ‘moet’ steeds minder van mezelf) naar de tandarts. Niks heftigs, gewoon periodieke controle. Nu zit zij niet bij ons in ’t dorp, dus moest (tja) ik met mijn blauwe bolide op pad.

Ik was snel klaar (geen gaatjes) en trok mijn jas aan, toen er een meneer in een felgekleurde jas naar binnen stapte. Ik ben voor de beer niet bang, maar toen ik die reusachtige kerel zag staan, die in zijn eentje de gehele wachtruimte opvulde, kreeg ik een licht onwel gevoel. Qua formaat en kleur deed de man beslist niet onder voor John Coffey uit de film “TheGreen Mile”.

Hij keek de wachtruimte rond en zag maar één mens staan: ik. Toch vroeg hij met ‘n bulderstem: ‘Van wie is dat kleine (!) blauwe autootje?’ Ik schrok zo hard, dat ik snel iets zocht om me aan vast te klampen, doch het enige wat in mijn buurt stond, was de stevige man zelf, en hem wilde ik niet lastigvallen. Zijn handen waren zo groot als pizzaborden. Het ergst is dat deze grote kerel niet in een standaardauto past. Zou hij met zijn dubbeldekker tegen, of erger nog, óver mijn auto heen gereden zijn? Mijn jas trok ik maar weer uit; die had ik voorlopig niet nodig. Ik stak een vinger op en zei zachtjes: ‘Die auto is van mij’.

‘Wilt u zo vriendelijk zijn uw autootje even weg te halen, want hij staat in de weg: de vuilniswagen kan er niet langs.’ Oh, pffff… was dat alles? Nou, dan een beetje meer respect graag hè, als mijn kleine autootje groot genoeg is om in de weg te staan.

Ik probeerde het mijn-kleine-auto-staat-in-de-weg-moment wat te rekken, totdat John op zijn horloge keek, en zijn pizzahanden in zijn omvangrijke zij zette. Ik weet wanneer ik moet stoppen, dat is mijn kracht. We stapten allebei in onze auto. Ik probeerde te demonstreren over hoeveel paardenkracht mijn karretje beschikt door de stenen uit het wegdek te rijden, maar dat mislukte.

Omdat de weg verderop doodliep moest (hmm) ik keren en langs dezelfde vuilwagen rijden. Er schalde muziek door het open raam naar buiten, en nog iets heel anders, het geluid van een soort natuurramp. Jammer dat deze John mijn blog niet leest, anders had ik hem een gouden tip kunnen geven: als je met de radio meezingt, draai dan je autoraam dicht!

Jij vraagt je zeker af, wat een foto van een kat op een toetsenbord, te maken heeft met mijn tandartsbezoek? Snap ik. Mijn tandarts is een groot liefhebber van katten en geniet van het voorrecht dat katten bij haar willen wonen, en deze foto hangt in de wachtruimte van de praktijk. Ik denk dat ze daarmee wil laten zien dat tandartsen ook maar gewone mensen zijn.

Wild van Blijdorp

Een sierlijke vogel zweeft boven de stad. Het lijkt wel… een ooievaar. In Rotterdam? Na tien minuten snap ik het: het is de helft van een paar dat het ooievaarsnest pal boven het spoor van de NS bewoont, op de grens van Diergaarde Blijdorp. Zouden de jongen met oordopjes geboren worden? Die horen toch nooit meer een kikker kwaken na zoveel luidruchtige decibellen?

Het is een prachtige dag, een maandag en lekker stil. Op een voortdurend geklik-klik-klik naast me na. Ze heeft niet voor niets een fotoblog, natuurlijk. We praten en lachen, kletsen en giechelen, strijken veelvuldig neer op terrasjes, en kijken met verbazing toe hoe een grote, brutale meeuw van een bord op het terras drie stukjes saté naar binnen schrokt. Met stokje en al!

De apen worden gevoederd. Bokito dendert door het verblijf. Tussen de tenen van zijn voor- en achtervoeten klemt hij rode bieten. In zijn nachtverblijf bijt hij de schillen eraf, spuugt ze uit, en kauwt kroot voor kroot verlekkerd naar binnen.
Een ijsbeer drijft in het water met zijn achtervoetjes omhoog, gelijk een toerist in de Rode Zee.
Een leeuwin luiert in de zon. Haar echtgenoot zoekt toenadering, maar zij wil niet, en zij heeft – ook zonder kleding – de broek aan. De koning van de dieren gaapt verveeld.

De zon doet haar best, de sfeer is optimaal, en meer wensen hebben we niet. Het is dag met een gouden randje. Op twee minpuntjes na: er staan te weinig losse bankjes verspreid door de dierentuin 😉 en ze verkopen in de restaurants geen koffie zonder caffeine. Verder was het uitstekend vertoeven in Diergaarde Blijdorp. Bedankt voor de fantastische dag, Mel. Ech wel!