De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen

Houten fietsbanden, wie heeft er niet van gehoord? Omdat de rubberproductie in de Tweede Wereldoorlog stilviel, werden fietsbanden schaars, en hout bleek het meest geschikte vervangingsmiddel.

Tijdens de tentoonstelling: “De Tweede Wereldoorlog in 100 voorwerpen,” kwam ik oog in oog met een fiets met dergelijke banden te staan. In mijn hoofd schoten klepjes met herinneringen omhoog.

Mijn oma…
vroeg aan mijn moeder of ze haar houten poppenstoeltje mocht ruilen voor eten. Met nog meer ruilgoederen stapte oma op haar fiets met houten banden, en reed vanuit Rotterdam naar Brabant. De tocht leverde een fortuin op: een flinke worst, aardappelen, meel en wat eieren.

Bij de Moerdijkbrug werd ze aangehouden door een Duitser. Als ze het voedsel inleverde, mocht ze verder fietsen, zei hij. Mijn oma’s bloeddruk steeg. Wat dacht die man wel niet? Hij stond brood met beleg te eten en haar kinderen hadden van de honger geen ontlasting. Haar handen jeukten. Ze wierp hem een uitermate onvriendelijke blik toe, schudde dreigend met de worst in haar grote vuist, en ging er vandoor. Een wonder dat ze de tocht heelhuids volbracht heeft. Zelf at ze geen hap gekookte aardappel; maar nam ze genoegen met de schillen die ze in een koekenpan bakte.

Mijn opa…
werd in in november 1944 verrast toen de nazi’s de grootste razzia van de oorlog uitvoerden. Vlak voor de Duitsers het huis van mijn grootouders binnenvielen, wist hij zich te verstoppen.

Mijn moeder…
zag de zoektocht van een afstandje aan, en toen de Duitsers mijn opa niet konden vinden, liep ze in haar onschuld naar de plek waar hij zich verstopt had. Mijn opa had het geluk dat-ie te oud was om als slaaf afgevoerd te worden.

Mijn vader…
(ook een Rotterdammer) had het zwaar tijdens de steenkoude Hongerwinter van ’45. Hij kon niet slapen van de pijn in zijn buik van de honger. ‘Doe maar een knoopje in je mond,’zei mijn oma, ‘dan is het net of je op een zuurtje zuigt.’ Mijn vader heeft de oorlog overleefd door suikerbieten te eten.
Mijn familie heeft geluk gehad. Op een jonger broertje van mijn vader na, heeft iedereen de oorlog overleefd.

Zo heeft iedereen een (overgeleverd) familieverhaal. Wat is het jouwe? 

Kolderdag

‘Water!’ brulde Roos, en hield haar lege emmer omhoog. Met ruim twintig klasgenoten was ze bezig de ingang, trappen en gangen van de school te blokkeren door 12.000 (12 duizend, ja) bekertjes te vullen met water. Het was niet voor niets Kolderdag. De laatste lesdag vóór het eindexamen moet traditioneel gek gevierd worden.

Met elkaar hebben alle vwo’6 leerlingen ’s avonds de school onder handen genomen:
– Kluisjes en wc’s ingepakt met folie.
– Stoelen met tie wraps vastgebonden tot lange slingers.
– Bureaus van “de bitches van de administratie” ingepakt met hardnekkige huishoudfolie en ductape, en er voor de irritatie zakken confetti tussen gegooid.
– Het “hok” van de rector tot de nok gevuld met ballonnen zodat hij niet naar binnen kon. Behalve met lucht uit hun longen waren ze gevuld met water of confetti. Lekker lastig opruimen! Als troost hadden ze op zijn bord geschreven: “Adje: beter dan krekels!”

Eén wand van de aula mochten ze bekladden met “graffiti.” Niet met spuitbussen – want daar gaat het brandalarm van af – maar met verf in dezelfde kleuren als het schoollogo. Zowel het ontwerp als de uitvoering viel bijzonder in de smaak.

[metaslider id=10112]

Na een onrustige nacht, kwamen de leerlingen de volgende dag tot de schokkende ontdekking dat docenten net echte mensen zijn: hartstikke lui en ook nog eens verslaafd. Ze hadden een smal pad tussen de gevulde bekertjes vrijgemaakt en waren linea recta naar de koffieautomaat gelopen.

Alle docenten waren enthousiast over de grappen, maakten foto’s en plaatsten die op FB. Hun reacties waren unaniem: dit was de leukste Kolderdag ooit!
De havo had er voor de tweede keer op rij een puinzooi van gemaakt door met eieren, vla, maden, wormen en meel te gooien.
‘We hebben ze fijn teruggepakt door op het bord bij de ingang te schrijven: “Super plan: 5 havo ruimt op!” vat Roos het tevreden samen.

Ze zwijgt een hele tijd. Haar maag knijpt samen bij de gedachte dat na het examen alles voorbij zal zijn. Wees gerust: de lessen zal ze niet missen, maar al die leuke activiteiten: vergaderingen van de LR, MR en Klankbordgroep, LAKS cursussen, de Masterclass in Groningen, de reis naar Rome, uitstapjes met de LR… In een grote achteruitkijkspiegel bekijkt ze de afgelopen zes jaar. Ze zucht eens diep. Eén troost ze mag dan straks van school gaan: de beelden die ze in haar hoofd bewaart, kan niemand haar afpakken!

Een zaak met een luchtje

“Binnenkort word je achttien!” joelde de verzekering. Door Kinds lijf gierde een zalig gevoel van zorgeloosheid: eindelijk werd ze gekend in haar naderende volwassenheid. En de verzekering bood  zoveel voor zo weinig! Roos rekende zich rijk zonder rekenmachine. Ze besloot meteen alles zelf te  regelen, ook de betaling per bank. Het was geen voorstel van haar kan maar een mededeling.
‘Betalen van je ieniemienie-salaris?’ opperde Man, ‘wat een flauwekul. Houd jij je maar met belangrijker zaken bezig, zoals je het kiezen van je vervolgstudie.’

Roos uitte een woordenstroom gepaard gaande met niet mis te verstane gebaren, maar haar vader overtuigen viel verdraaid niet mee. De hoogste tijd voor een partijtje worstelen. Pa met kracht en Kind met sluw geweld. Het abonnementsgeld van Aikido moet er wel uitgehaald worden natuurlijk. Helaas voor Roos was ze aan de verliezende hand, en uit pure overlevingsstrategie besloot ze: wie niet sterk is, moet geraffineerd zijn.

Ineens kwamen er blazende geluiden uit haar broek, afgesloten met een ritmisch geroffel. Ongewenste lucht borrelde onze neusgaten binnen. Ik maakte wapperbewegingen met mijn hand, en smeekte om de luchtverfrisser. Man lachte vals en zei: ‘Dit ruikt niet gezond. Als ik jou was, zou ik  maar als de bliksem die ziektekostenverzekering afsluiten!’
Roos was meteen genezen.

Parkeren is een kunst

Nee hè! Kom ik terug van boodschappen doen, heeft een niet zo heel snugger iemand zijn/haar auto dusdanig naast de mijne gezet, dat ik niet normaal mijn auto in kan. Wil ik vandaag nog achter het stuur kruipen, dan zal dat via de passagierskant moeten. Ik zal ’t nog sterker vertellen: de buurauto staat zó schuin geparkeerd dat ik niet eens achteruit kan wegrijden!

Mopperend dump ik de volle boodschappentassen achterin. Ik loop naar de passagierskant en net als ik wil instappen, komt er een meneer aanlopen. Had ik al gezegd dat de verkeerd geparkeerde doos een Mercedes is? Bij deze. Meneer maakt wilde handgebaren en zegt dat ik asociaal ben om mijn auto zo neer te zetten. Ik asociaal? Ik sta anders keurig in mijn vak, en voor iemand die op een invalideparkeerplaats staat, kan de man behoorlijk goed lopen.

Maar ik gedraag me netjes en zeg: ‘Uw auto staat zo klem geparkeerd dat ik niet eens normaal kan instappen en achteruit rijden!’
‘Wat denk jij, vrouw? Jij bent stuk tuig en asociaal. Ik heb mijn auto expres zo geparkeerd omdat jij asociaal stond. En jij bent jaloers op mijn grote auto.’ Ik jaloers op een auto? Tsssk…hij is niet eens blauw. Ik voel een driftbuitje opkomen. Snel stap ik mijn bolide, want ik heb geen zin in een ordinaire scheldpartij.

De man tikt op mijn raam. ‘Wat moet je?’ vraag ik. Hij maakt een draaibeweging met zijn hand, dat ik mijn raampje naar beneden moet doen. An m’n hoela. De beledigingen en dodelijke ziektes die hij naar mijn hoofd slingert, versta ik zo ook wel.

Ineens bedenk ik me. Er schiet me iets netjes te binnen wat deze meneer niet kan gebruiken. Een heel klein stukje draai ik het raam open. Ik heb zijn aandacht. Ik kijk ‘m aan en moet me beheersen niet te gaan grijnzen. Ik knik vriendelijk naar hem en zeg welgemeend: ‘Krijg een zweer op je jongeheer!’ De man zijn mond valt op de stoep. Ik geef gas, rijd een stuk over de stoep en binnen drie tellen is de man uit mijn gezichtsveld verdwenen.
Zelfbeheersing is anders óók een kunst!

Bobo

Dit is Bobo. Hij woonde ruim zes jaar in een buitenhok, maar sinds Bella niet langer onder ons is, woont hij binnen. Heeft-ie nog een beetje gezellige oude dag. Bobo is het lulletje rozenwater van Huize Kakelbont. Nog nooit heb ik zo’n dom sulletje meegemaakt. Hij had er twee dagen voor nodig eer hij doorhad dat hij zelf z’n nieuwe hok in en uit kon lopen. Bella’s activityball rolt-ie niet over de grond, nee, hij zet er zijn tanden in, in de veronderstelling dat de peentjes die er als decoratie opstaan, om op te eten zijn.

Bobo denkt heel de dag maar aan één ding: eten. Bij het ochtend gloren zit-ie trouw kwijlend op me te wachten. Ook bij hem gaat elk pondje door het konijnenmondje, en door mijn goede gaven groeit hij langzaam dicht. Zielig, hè?
Hij stopte maar voor één ding met eten en dat was wanneer Bella los in de tuin liep. Losbandig flirtte ze met Bobo. De arme stakker drukte zich klem tegen het gaas van zijn hok om haar goed te kunnen zien. Bella liep koket rondjes, en gaf hem vervolgens het nakijken. Bobo mag dan een je-weet-wel konijn zijn, de natuur – de drift, zeg maar – zit nog steeds diep.

Beweging is niet aan hem besteed. Krabbelde Bella aan de tuindeur als ze naar buiten wilde, Bobo geraakt er niet van in een jubelstemming. Hij krijgt de zenuwen van de merels, want die zien hem voor een poes aan, en gaan hysterisch op de schutting zitten kwinkeleren. Voor hem wordt het pas leuk als in de tuin de papavers bloeien, want hij vreet met smaak zijn buikje vol aan de zaaddoosjes. Nog een paar weken en dan loopt-ie weer stoned te zigzaggen door de tuin.
Eén ding moet ik Bobo nageven. Hij doet iets wat Bella nooit gedaan heeft: hij komt naar je toe hollen als je z’n naam roept. In de hoop dat er een beloning op hem wacht. Bobo en eten…