Verrassing per post

Bam! Mijn kluts die op dek valt, maakt meer kabaal dan het pakje van de postbode. Er ligt een heel fleurig pakje op de mat. “Bloemen door de brievenbus,” staat erop.

(Bloemen door de brievenbus?
Ik heb ooit een aan mij bezorgde bos bloemen bij de afzender door de brievenbus gepropt. Steel voor steel. Op het begeleidende kaartje stond geschreven: het spijt me. Op de achterkant had ik geschreven: mij ook!
Speciaal voor Petra: dat is ruim 25 jaar geleden; de laatste keer dat ik ruzie met iemand had 😉 ) 

Ik dacht dat ik wat bloemen betreft zo’n beetje alles wist, maar bloemen door de brievenbus is een nieuwe ervaring voor me. En wat een prettige! Eerst ben ik nog bang dat het een grap is, maar mijn naam staat erop!
Kijk dan: échte bloemen per post: 12 tulpen.

Maar wie-o-wie is de afzender?
Gelukkig, een kaartje. “Van jouw muziekmens,” staat erop. Daar is er maar eentje van. Lieve Mel hartstikke bedankt voor deze lieve verrassing!
Je hebt gelijk: ze stonden een hele week…

Hannessen bij Mauritz

Zo’n paskamer als hier tref je zelden:
een zee van ruimte,
een joekel van een spiegel,
tussendoor wat te drinken,
nauwsluitende gordijnen,
goede verlichting,
een tafeltje waar je je bril op kan neerleggen,
en een flesje deodorant bij de hand.

Ik durf zelfs de pijpen van mijn spijkerbroek de grond te laten raken, en met mijn blote voeten op de vloer te staan, zonder dat ze aan de grond vastplakken van de viezigheid. Er zijn ook geen stofwolken die het zicht onmogelijk maken. Waar vind je zoveel bedieningsgemak? Echt een unicum.

Je kunt er vergif op innemen: bij de paskamers van H&M staan nog minstens zeven zuchtenden voor je. ‘Nog een ogenblikje,’ zegt het kauwgum kauwend personeelslid verveeld bij de ingang. Dat ogenblik duurt zo lang dat je in de tussentijd gemakkelijk je duikbrevet kan halen. Krijg je eindelijk een schimmig kamertje toegewezen, dan stinkt het zo dat je je adem inhoudt tot je zowat stikt, en naar adem hapt door een kier in het gordijn. Heb je dat alles overleefd, dan ontdek je grommend dat er een rij bij de kassa staat, waar de Efteling jaloers op is. Wat een treurige boel.

Vind je ’t gek dat internet-shoppen in opmars is?

Achttien!

 

Kind is mijn beste creatie ooit: rood haar, een beeldschoon velletje en een zandloperfiguur.
‘Hoe kan het zo groeien, hè?’ zeg ik tevreden tegen man.

Toch voelt het als de dag van gisteren dat Roos in haar Nijntje-fietsstoeltje bij me achterop zat. Ik lette een paar weken niet op, knipperde met mijn ogen en – hopla- ineens is ze achttien!

Ze kon amper kletsen of ze riep: ‘Nee, ikke doen!’
Het eerste loslaten begon op de peuterspeelzaal. Ze had net het handje van de juf vast, of ze zwaaide met de andere naar mij. Haar gezicht zei: zou je niet eens gaan? Andere moeders die hun kinderen weg brachten, hielden met moeite hun tranen binnen, ik sprong verlekkerd op m’n racefiets.
Mijn grootste angst was dat Roosje-in-de-knop aan het eind van de ochtend niet met me mee naar huis wilde, maar ze stond gelukkig te popelen om opgehaald te worden; haar mond overlopend van praatjes.

Ergens tussen school en onderweg naar huis is Kind volwassen geworden. Of volwassen, laten we het maar op meerderjarig houden 😉 Ze lonkt naar haar rijbewijs, en hoopt dat spoedig het kabinet valt, dan kan ze eerder stemmen.

Roos is behulpzaam; vindt een leuke baan belangrijker dan een goed salaris; staat vooraan bij elk feestje, en is manisch positief. Maar dat komt misschien omdat ze geboren is op de leukste dag van het jaar. Helaas raakt ze nog steeds alles kwijt wat niet aan haar vastzit; desondanks leunen Lief en ik ontspannen achterover: het echte opvoedkundige werk is achter de rug.

Soms houd ik ’s avonds nog weleens een verstandige monoloog tegen Roos als ze in bed ligt. Ze kan toch niet weg. Of ze luistert? Nee, joh! Toch stijgt mijn bloeddruk stijgt niet omdat ze steeds meer haar eigen weg gaat. Haar toekomst is niet te voorspellen, maar haar vader en ik hebben er alle vertrouwen in.

Lieve Roos: het leven werd pas mooi met jou erbij.
Van harte met je achttiende verjaardag!

Leesdossier

Zondagochtend daalt Roos haar bedladdertje af en ploft beneden neer op de bank. Kussen mee, dekentje erover: klaar voor een luiermiddag. Tot een blik op F.eestBoek roet in het eten gooit.
‘Goh,’ zegt ze op verraste toon, ‘ik moet morgen mijn leesdossier inleveren. Maar ik moet nog een heel boek lezen, het leesverslag maken, het dossier afsluiten met een balansverslag, en alles  printen. Ruim tweehonderd pagina’s.’
‘Kom je daar nu pas achter?’ vraagt Lief geergerd. Zij ook altijd met haar gebrek aan planning.
‘Nou gewoon…vergeten in mijn agenda te zetten…’
‘Dat wordt dan een uitdaging voor je,’ zegt Lief. Hij heeft daar een speciaal toontje voor.
Roos zit er meteen helemaal doorheen. Hulpbehoevend kijkt ze mij aan. Of ik nog een geschikt boek voor haar heb. Ja, Het Verdriet Van Belgie van Hugo Claus. Als ze hoort hoeveel bladzijden dat heeft, wordt ze gek. Net goed. Hebben zij en ik daarvoor ons best op de andere boeken van haar Nederlandse lijst gedaan?

‘Iets van internet plukken heeft geen zin,’ denkt Roos hardop na, ‘want “ze” laten daar een programma op los, en dan ben ik de sigaar.’ Alsof ze die nu niet is.
Haar vader – normaal een baken van rust – jut haar op iets te gaan doen.
‘Maar wát dan?’ jammert Kind.
‘Gooi het in de FeestBoekgroep van je klas en stel een ruil voor,’ opper ik. Opvoedkundig natuurlijk niet helemaal oké. Kind echter werpt me een poeslieve blik toe, en wrijft zich even later verheugd in de handen: een deal! Nu hoeft ze alleen het nieuwe leesverslag wat te verbouwen en het balansverslag te schrijven.
Of ik met dat laatste alvast wil beginnen? Het hoeft maar zes A4-kantjes te worden. Ik trek me haar onaangename lot aan, maar pieker er niet over.
Langs haar neus weg informeert Roos via WhatsApp hoe laat het leesdossier de volgende dag ingeleverd moet worden. Ze grijnst: half vijf en ze heeft twee tussenuren. Geraffineerd als de neten komt mevrouw er wéér mee weg. Je zóu d’r toch!

Zorgen om Bella

Ze kan niet praten, maar haar lichaamstaal spreekt boekdelen. Grumpy verschanst ze zich achter de bank met haar dikke kont naar mij toe. Elke vezel in haar protesteert om dat verrekte reismandje in te moeten. Op de passagiersstoel stampt ze in één keer alle strootjes door de auto heen. Het stof zit in mijn nek. Wacht maar, straks piept ze wel anders.

‘Ze is wel oud voor een konijn,’ zegt de dierenarts.
’t Is de bedoeling dat ze nóg ouder wordt,’ zeg ik.
‘Er is een kans dat ze niet wakker wordt uit de narcose.’
‘Dat weet ik, maar als ze niet eet, gaat ze ook dood, dus kunt u beter de haakjes van haar kiezen vijlen.‘
Natuurlijk is de dierenarts het met me eens. Ze zegt dat ik Bella de volgende ochtend om 8.15 uur kan brengen en haar ’s avonds nog wel moet dwangvoeren. Haha, dat lukt alleen als Bella bewusteloos is! De arts geeft toe dat er een kop op staat; met drie vrouw sterk hebben we Bella plat op de behandeltafel moeten drukken, zodat de dokter in Bella’s bek kon kijken.
Thuis zal ik mevrouw Konijn proberen te verleiden met lekkere hapjes: appel, peen, broccoli, banaan…

Bella wil niets.
Ook niet nadat haar kiezen twee dagen geleden gevijld zijn. Haar hangoren hangen nog meer dan anders.
‘Kom nou, Bella,’ probeer ik het flemend met haar op een akkoordje te gooien. ‘Ik zal je nooit meer ouwe schijtdoos noemen, of vieze zeikstraal als je weer wat naast je kattenbak gedaan hebt als ik net de keukenvloer gedweild heb. Ik zal niet mopperen als ik bijna m’n nek over je breek, omdat je me continu als een hondje achterna huppelt. Ook niet meer mopperen als je onder het eten koken bovenop m’n voeten gaat liggen. En ik zal niet meer zuchten als je op m’n sokken kwijlt omdat je net een stuk appel gegeten hebt. Of jij weer de beest uithangt door je tanden in een plint te zetten. Oké? Echt nóóit meer. Ga jij dan weer eten? Dan praten we ook niet over die 110 euro die je behandeling gekost heeft.’
Voor een konijn, mensen. Een konijn! Maar wát voor een konijn…
Maar Bella wil nog steeds niets. Alleen aandacht.